ECLI:NL:RBMNE:2022:3409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/16/542099 / JE RK 22-1253
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de Jeugdwet met betrekking tot de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders van de kinderen zijn gescheiden en hebben beiden nieuwe partners. De moeder is in een relatie met [D], die een straf heeft uitgezeten voor ernstige delicten, waaronder doodslag. De Raad vreest voor de ontwikkeling van de kinderen, gezien de spanningen tussen de ouders en de dreigende escalaties met de nieuwe partner van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de bedreigingen voor de ontwikkeling van de kinderen zelf weg te nemen en heeft daarom de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden toegewezen. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van een gezinsvoogd benadrukt, die de regie moet nemen in de situatie en de veiligheid van de kinderen moet waarborgen. De uitspraak is gedaan in het belang van de kinderen, die in een onveilige en verontrustende situatie verkeren, en de kinderrechter heeft de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling als voldaan beschouwd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/542099 / JE RK 22-1253
Datum uitspraak: 19 augustus 2022

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Utrecht,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [2006] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2008] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [2014] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [2016] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende in [woonplaats] ,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J. Bouwhuis,
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Bussum.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek van de Raad van 18 juli 2022, ingekomen bij de griffie op 19 juli 2022;
  • het raadsrapport met bijlagen van 4 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op
5 augustus 2022;
- de e-mail met producties 1 tot en met 5 van mr. Bouwhuis van 15 augustus 2022.
Op 19 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige 1] , die apart met de kinderrechter heeft gesproken;
  • de vader;
  • de moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [A] namens de Raad;
  • mevrouw [B] namens de GI.
De vader heeft ter zitting een brief overgelegd, die hij ook gedeeltelijk heeft voorgelezen.
[minderjarige 2] was ook uitgenodigd om met de kinderrechter te komen praten, maar hij heeft er voor gekozen per brief zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij de moeder.
De ouders zijn in 2017 gescheiden en hebben beiden een nieuwe partner. De vader is in 2020 getrouwd met [C] en heeft samen met haar een kindje. [C] heeft ook een zoon en twee dochters. De moeder heeft sinds 2018 een relatie met [D] . [D] zit sinds december 2019 in detentie. Vanaf 9 januari 2023 zal [D] starten met kortdurend verlof. De moeder en [D] zijn voornemens om samen te gaan wonen wanneer [D] uit detentie komt.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] , omdat de kinderen zich in een situatie bevinden die steeds nijpender wordt naarmate het einde van de detentie van [D] in zicht komt. De ouders staan op dit punt lijnrecht tegenover elkaar en de Raad vreest voor dreigende escalaties tussen de ouders en/of de vader en [D] . Daarbij roept de ernst van het delict van [D] en zijn persoonlijk functioneren, tezamen met zijn naar het lijkt naderende intrede in het gezin, zorgen op ten aanzien van de veiligheid van de kinderen. De ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, doordat de ouders niet in gezamenlijkheid met elkaar kunnen treden en samen afspraken kunnen maken over hoe zij de situatie voor de kinderen zo goed mogelijk kunnen vormgeven. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] binnen een voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen. De Raad vindt twaalf maanden een passende termijn, omdat langdurige en intensieve ondersteuning nodig is om de veiligheid en de hulpverlening te borgen. Gezien de complexiteit adviseert de Raad om twee gezinsvoogden aan het gezin te koppelen.

Het standpunt van belanghebbenden

[minderjarige 1] vindt een ondertoezichtstelling niet nodig voor zijn moeder. Volgens [minderjarige 1] wil zijn moeder overal aan meewerken, maar zijn vader niet. De enige reden dat [minderjarige 1] wel een ondertoezichtstelling wil, is omdat hij hoopt dat hij [D] dan kan zien.
[minderjarige 2] geeft ten aanzien van een gezinsvoogd aan, als het moet moet het. Hij denkt dat er hulp nodig is voor de ouders zodat zij goed met elkaar kunnen overleggen, zoals over de situatie als [D] thuis komt wonen. [minderjarige 2] vindt het belangrijk om [D] een paar keer te zien voordat hij weer thuis komt, zodat ze een soort band kunnen opbouwen. Daarnaast vindt [minderjarige 2] het belangrijk dat hij zo snel mogelijk minder naar zijn vader hoeft te gaan, omdat het daar volgens hem saai en ongezellig is.
De vader is het eens met een ondertoezichtstelling, maar vraagt zich af of een gezinsvoogd wel voldoende is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen tijdens het verlof van [D] of na de detentie. Daarom is hij van plan om via zijn advocaat te vragen om wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen.
De moeder heeft inmiddels minder weerstand tegen een gezinsvoogd, nu haar omgeving haar heeft meegegeven dat een gezinsvoogd wellicht helpend kan zijn. Zij voert dan ook geen verweer tegen het verzoek van de Raad en staat open voor de hulpverlening.

De beoordeling

De kinderrechter zal het verzoek van de Raad toewijzen en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht stellen van De Jeugd- & Gezinsbeschermers, Bussum, voor de duur van twaalf maanden, dat wil zeggen tot 19 augustus 2023. Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De kinderrechter vindt dat aan de wettelijke vereisten voor het uitspreken van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] worden ernstig bedreigd in hun ontwikkeling en de kinderrechter acht de ouders niet in staat om de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in het vrijwillig kader weg te nemen.
De kinderrechter deelt de zorgen van de Raad. Deze zijn met name gelegen in de ernstig verstoorde verhouding tussen de ouders en de mede daaruit voortvloeiende dreigende verstoring van de relatie tussen de kinderen en hun vader. Daarnaast dreigt er een veiligheidsrisico te ontstaan voor de kinderen, als de nieuwe partner van de moeder over enige tijd in het gezin van de moeder gaat wonen. Naast het heftige temperament van de vader is het ook met name dit feit dat de relatie tussen de ouders op scherp heeft gezet, zozeer zelfs dat de vader heeft aangekondigd een procedure te gaan starten om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te laten vaststellen. De kinderrechter deelt ook de zorgen van de vader op dit punt.
De partner van de moeder, [D] , is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van
22 september 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar voor doodslag op zijn destijds driejarig zoontje, gepleegd in december 2019, het opzettelijk onttrekken van dit zoontje aan het gezag van zijn ex-partner en van de gezinsvoogd op 18 december 2019, en belaging van zijn ex-partner, gepleegd in de periode juni 2019 tot en met oktober 2019. Ten tijde van het plegen van deze delicten had [D] al een relatie met de moeder. Uit het strafvonnis blijkt dat het niet de eerste keer was dat [D] voor belaging van zijn ex-partner is veroordeeld. Verder blijkt uit het vonnis dat bij [D] sprake is van autistische en narcistische trekken, die worden gekwalificeerd als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De verloven van [D] zullen naar verwachting in januari 2023 starten en in augustus 2023 zal hij naar verwachting voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. [D] was nog maar ongeveer een jaar in het leven van de moeder en de kinderen voordat hij langdurig werd gedetineerd, maar desondanks lijkt hij een grote rol in hun leven te spelen. De kinderen uiten een heel sterke wens hem in de gevangenis te mogen bezoeken. Dit heeft nog niet plaatsgevonden omdat de vader daarvoor zijn goedkeuring heeft onthouden. De kinderen hebben wel veelvuldig video gebeld met [D] . Uit het gesprek dat de kinderrechter met [minderjarige 1] heeft gevoerd blijkt dat hij het zijn vader kwalijk neemt dat hij [D] niet mag bezoeken in de gevangenis en dat hij daarom boos is. [minderjarige 1] heeft ook de stellige overtuiging dat de dood van de zoon van [D] aan een ongeluk te wijten is, dat [D] niet in de gevangenis hoort en dat [D] niet gevaarlijk is. Desgevraagd heeft de advocaat van de moeder ter zitting verklaard dat [minderjarige 1] en de andere kinderen deze conclusie zelf hebben getrokken, maar de kinderrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder hier een grote rol in heeft gespeeld. Zij heeft immers ook besloten om de relatie met [D] voort te zetten, ondanks zijn veroordeling. De moeder neemt daarnaast deel aan cursussen en/of gesprekken, gericht op de begeleiding van kinderen met een ouder die gedetineerd is. De vader heeft er ter zitting terecht op gewezen dat de kinderen geen ouder hebben die gedetineerd is.
De opmerkelijke loyaliteit naar [D] en het verbod van de vader om hem in de gevangenis te bezoeken drijven de kinderen verder weg van de vader, hetgeen zich bij [minderjarige 1] al heeft gemanifesteerd in een aanzienlijke vermindering van de contacten met zijn vader. Bij [minderjarige 2] dreigt zich hetzelfde te gaan voordoen, zoals volgt uit zijn brief aan de kinderrechter. De kinderrechter acht dit alles een zeer ongezonde en verontrustende situatie. De moeder stelt weliswaar de belangen van de kinderen op de eerste plaats te zetten maar uit haar handelen blijkt dit niet. Daarnaast voorziet de kinderrechter een verdergaande strijd tussen de ouders omdat de vader de hoofdverblijfplaats van de kinderen wil laten wijzigen. De loyaliteit van de kinderen naar [D] en hun moeder vormt daarvoor echter een behoorlijke complicatie.
In deze situatie is het bitter noodzakelijk dat het gezag van beide ouders wordt beperkt en dat er gezinsvoogd komt die de regie neemt en zo nodig bindende aanwijzingen kan geven aan de ouders. De gezinsvoogd is er om de belangen van de kinderen op de eerste plaats te stellen, wat niet hetzelfde is als het volgen van de wil van de kinderen. Daarnaast dient de gezinsvoogd uiteraard de veiligheid van de kinderen zo veel mogelijk te waarborgen, mocht de moeder haar voornemen om met [D] in gezinsverband te gaan wonen doorzetten. Daarvoor is naar het oordeel van de kinderrechter van belang dat de gezinsvoogd de beschikking krijgt over de in het strafvonnis genoemde Pro Justitia-triple-rapportage van
29 juni 2020, opgemaakt door J. Marx, psychiater, B. Koudstaal, klinisch psycholoog en een forensisch milieuonderzoeker. De Raad kon daar destijds niet over beschikken, omdat [D] daarvoor geen toestemming gaf, maar voor een gezinsvoogd geldt artikel 7.3.11. vierde lid van de Jeugdwet. Op grond van dit artikel dienen derden die beroepshalve beschikken over inlichtingen inzake feiten en omstandigheden die de persoon van een onder toezicht gestelde minderjarige, diens verzorging en opvoeding of de persoon van een ouder of voogd betreffen, welke inlichtingen noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, deze inlichtingen gevraagd en ongevraagd te verstrekken aan de gezinsvoogd, zonder toestemming van de betrokkenen en indien nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep. De kinderrechter is van oordeel dat de inhoud van deze rapportages kunnen raken aan de verzorging en opvoeding van de kinderen waaronder hun veiligheid en nodig zijn voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De gezinsvoogd kan naar verwachting op
basis hiervan een betere inschatting maken van de aanwijzingen die mogelijk gegeven moeten worden inzake (de beperking van) het contact tussen de kinderen en [D] . De kinderrechter gaat er dus vanuit dat de officier van justitie de triple-rapportage aan de gezinsvoogd zal verstrekken.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht van De Jeugd- & Gezinsbeschermers, Bussum, met ingang van 19 augustus 2022 tot 19 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van de Griendt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 augustus 2022.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.