ECLI:NL:RBMNE:2022:3473

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/2792
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een uitkering op grond van de Ziektewet had aangevraagd. Het Uwv had op 29 juni 2022 besloten dat verzoekster vanaf 13 januari 2022 geen uitkering meer zou ontvangen, omdat niet kon worden vastgesteld of zij nog arbeidsongeschikt was. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen en/of om een voorschot op de Ziektewetuitkering.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt. Verzoekster had aangevoerd dat zij in financiële problemen verkeerde en dat dit haar herstel zou belemmeren, maar de voorzieningenrechter vond dat zij niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie. De enkele verwijzing naar medische gegevens was onvoldoende om het spoedeisend belang te onderbouwen.

Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit van het Uwv niet evident onrechtmatig was. Er was geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. Gelet op deze overwegingen wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af en gaf aan dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet mogelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2792
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] uit [woonplaats] , verzoekster

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Uwv

Procesverloop

Op 29 juni 2022 heeft het Uwv besloten dat verzoekster vanaf 13 januari 2022 geen uitkering op grond van de Ziektewet krijgt, omdat niet kan worden vastgesteld of verzoekster nog arbeidsongeschikt is.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt het besluit van 29 juni 2022 op korte termijn te schorsen en/of op korte termijn om een betaling van een (voorschot) Ziektewetuitkering.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. De voorzieningenrechter beschikt over voldoende informatie om uitspraak te doen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. Het kan namelijk zijn dat na afloop van de beroepszaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog moet worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt.
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat in haar geval sprake is van een spoedeisend belang, omdat zij met ingang van 1 september 2022 (
de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat bedoeld wordt 1 september 2021)geen inkomsten meer heeft ontvangen. Zij is daardoor ernstig in de problemen gekomen met betaling van de vaste lasten. Omdat zij geen inkomsten heeft en genoodzaakt is daarover te procederen, kan zij zich niet focussen op haar noodzakelijke medische herstel. Zij verwijst naar de gegevens van de huisarts, waaruit is af te leiden dat zij herstellende is. Ook is zij bij een psycholoog onder behandeling, die niet uitsluit dat zij een burn-out heeft dan wel last heeft van na-effecten of beperkingen als gevolg van Long-Covid. Voor haar herstel is het noodzakelijk dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt over de juridische vragen die voorliggen.
4. De griffier van deze rechtbank heeft bij brief van 13 juli 2022 gemachtigde van verzoekster in de gelegenheid gesteld om binnen één week zijn stelling dat sprake is van een spoedeisend belang nader te onderbouwen met stukken waaruit blijkt dat er sprake is van een financiële noodsituatie, zoals bijvoorbeeld met recente bankafschriften, of aanmaningen van betalingsachterstanden.
5. Gemachtigde van verzoeker heeft hierop bij brief van 21 juli 2022 gereageerd dat het niet op korte termijn ontvangen van een Ziektewetuitkering volgens de curatieve sector als een rode vlag werkt. Hij verwijst daarvoor naar het eerder overgelegde huisartsenjournaal. Volgens de behandelend psycholoog kan onherstelbare medische / psychische schade niet uitgesloten worden als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, aldus de gemachtigde.
6. Het Uwv heeft op 4 augustus 2022 een verweerschrift ingediend. In het kader van het spoedeisend belang merkt het Uwv daarin op dat verzoekster een huishouding vormt met een medebewoner die inkomsten geniet.
7. De griffier van deze rechtbank heeft gemachtigde van verzoekster verzocht hierop te reageren.
8. Gemachtigde van verzoekster heeft op 22 augustus 2022 gereageerd dat zijn brief van 21 juli 2022 wat betreft het spoedeisend belang onverkort gehandhaafd blijft. Gemachtigde wijst er opnieuw op dat het uitblijven van een uitkering en daarmee het uitblijven van noodzakelijk bevonden rust om te kunnen herstellen tot onherstelbare blijvende medische schade leidt.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gemachtigde van verzoekster niet heeft aangetoond dat verzoekster in een zodanige financiële noodsituatie verkeert dat zij niet (meer) in haar primaire levensbehoeften kan voorzien. Ook nadat de griffier specifiek om een nadere onderbouwing heeft verzocht, heeft gemachtigde geen enkele onderbouwing overgelegd. De enkele verwijzing naar het huisartsenjournaal is in dit kader onvoldoende. Van een acute financiële noodsituatie, die nu tijdens de bezwaarprocedure aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening in de vorm van het toekennen van een voorschot, is dan ook geen sprake. De voorzieningenrechter neemt in dit geval geen spoedeisend belang aan.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
10. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door Uwv ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken dat zeer ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van het door Uwv ingenomen standpunt. Van een evident onrechtmatig besluit is geen sprake.
Belangenafweging
11. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang voor verzoekster en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen.
Conclusie
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunt u niet in (hoger) beroep of in verzet.