In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, die zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat eiser op 2 maart 2022 met zijn voertuig met kenteken [kenteken] parkeerde op een parkeerplaats in de gemeente Hilversum. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar niet rechtsgeldig is, omdat deze niet is genomen door de bevoegde heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar van Coöperatie Parkeerservice U.A. was niet bevoegd om deze beslissing te nemen, aangezien deze organisatie niet op grond van de Gemeentewet belastingen kan heffen. Bovendien bleek uit het overgelegde mandaatregister dat de beslissing was genomen door een medewerker van het team Parkeerrechten, zonder dat de naam en handtekening van de besluitnemer waren vermeld, wat de rechtsgeldigheid van de beslissing verder in twijfel trok.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 759,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht aan eiser terugbetalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022.