ECLI:NL:RBMNE:2022:3498
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van urgentie voor sociale huurwoning in het kader van gezinshereniging en externe factoren
In deze zaak heeft eiser, die sinds 2010 een sociale huurwoning huurt in Almere, een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders om urgentie te verlenen voor het verkrijgen van een grotere sociale huurwoning. Dit verzoek volgde op de mededeling van de gemeente Amsterdam dat de kinderen van eiser en hun moeder de noodopvang moesten verlaten, met het risico dat de kinderen in een pleeggezin zouden worden geplaatst. Het college heeft het verzoek afgewezen, met de argumentatie dat eiser zelf verantwoordelijk was voor de situatie omdat hij ervoor had gekozen om samen te wonen met zijn kinderen en hun moeder.
De rechtbank heeft de zaak op 22 juni 2022 behandeld en is tot de conclusie gekomen dat eiser de situatie niet zelf heeft veroorzaakt of had kunnen voorkomen. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van het college om de urgentie te weigeren onterecht was, omdat de omstandigheden die tot de aanvraag hebben geleid, extern waren en niet het gevolg van eisers eigen keuzes. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de huidige situatie van eiser en zijn kinderen in acht moet worden genomen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden en een vergoeding voor proceskosten moet betalen. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 1.518,-. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de kinderen in de nieuwe beoordeling door het college moeten worden meegenomen, evenals de huidige woonsituatie en de mogelijkheid van een tijdelijk verblijf in een pleeggezin.