ECLI:NL:RBMNE:2022:351

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
16/328096-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling van verbalisanten, maar veroordeling voor mishandeling, belediging, bedreiging en vernieling

Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten tegen politieambtenaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling van twee verbalisanten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling en belediging van de verbalisanten, bedreiging van een verbalisant en vernieling van een politieauto. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 80 uur. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling om het recidiverisico te verkleinen. Daarnaast moest de verdachte schadevergoeding betalen aan de verbalisanten voor de geleden schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld tegen politieambtenaren en de impact die dit had op de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/328096-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvende op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. T.S. van der Horst, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.E. van der Zee, en van wat door verdachte en haar raadsman naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort weergegeven op neer dat verdachte:
1
primair:
zich op 30 december 2020 te Baarn schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van verbalisant [verbalisant 1] , door een stopteken te negeren en met hoge snelheid op hem in te rijden, waardoor hij opzij moest springen en waarbij hij over zijn voet is gereden;
subsidiair:
zich op 30 december 2020 te Baarn schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 1] , door een stopteken te negeren en met hoge snelheid op hem in te rijden, waardoor hij opzij moest springen en waarbij hij over zijn voet is gereden;
2
zich op 30 december 2020 te Baarn schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 2] , door met haar vingers met kracht onder of in zijn oogkassen en ogen te drukken;
3
op 30 december 2020 te Baarn verbalisant [verbalisant 1] heeft mishandeld door hem tegen zijn been te schoppen en verbalisant [verbalisant 2] heeft mishandeld door hem in zijn gezicht te krabben;
4
op 30 december 2020 te Baarn de deur en de motorkap van een politieauto heeft beschadigd;
5
op 30 december 2020 te Baarn verbalisant [verbalisant 1] woordelijk met de dood heeft bedreigd;
6
op 30 december 2020 te Baarn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft beledigd gedurende de rechtmatige uitoefening van hun functie.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK VOOR DE FEITEN 1 EN 2

4.1.
Ten aanzien van feit 1
4.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voor de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van verbalisant [verbalisant 1] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig, en vraagt de rechtbank verdachte daarvan vrij te spreken. De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 1] acht zij wel wettig en overtuigend te bewijzen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij -kort gezegd- het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt dat verdachte gas heeft gegeven toen zij het stopteken van verbalisant [verbalisant 1] zag. Verdachte heeft het er op aan laten komen of [verbalisant 1] op tijd weg zou kunnen komen. Daardoor heeft zij een aanmerkelijke kans op een aanrijding in het leven geroepen, en daarmee een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verbalisant [verbalisant 1] , aldus de officier van justitie.
4.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft hij - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Er is onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte een stopteken heeft genegeerd, dat zij met aanzienlijke snelheid op de verbalisant is ingereden en dat de verbalisant opzij moest springen om een aanrijding te voorkomen. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte naderhand bewust over de voet van de verbalisant is gereden, aldus de raadsman.
4.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag of zware mishandeling is in dit geval vereist dat kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de dood van verbalisant [verbalisant 1] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij hem. Dit opzet kan ook bewezen worden verklaard als verdachte niet direct uit was op de dood van de verbalisant of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verbalisant door haar handelen zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de richting van een aantal verbalisanten, waaronder verbalisant [verbalisant 1] , is gereden en dat zij na een stopteken is doorgereden, waardoor die [verbalisant 1] de auto heeft moeten ontwijken. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte hierdoor een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat verbalisant [verbalisant 1] zou komen te overlijden of dat hem zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Daarvoor is onvoldoende bekend geworden met welke snelheid zij over welke afstand op hem af is gereden en welke reactie en reactiesnelheid van de verbalisant werd gevergd om een aanrijding met de auto te voorkomen. Hierdoor is onvoldoende vast te stellen welk gevaar door dit handelen van verdachte is ontstaan.
Verder blijkt uit het dossier dat verdachte, nadat zij was doorgereden, is gestopt en vervolgens, uit stilstand, weer gas heeft gegeven, waarbij zij over de voet van verbalisant [verbalisant 1] is gereden, die inmiddels naast haar auto, rechts ter hoogte van de achterbank, stond. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte hierbij bewust over de voet van verbalisant [verbalisant 1] is gereden, noch dat zij bewust de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard.
Om bovenstaande redenen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 1] .
4.2.
Ten aanzien van feit 2
4.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 2] wettig en overtuigend te bewijzen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt dat verdachte met haar duim in de omgeving van de ogen van de verbalisant heeft geprikt. Gelet op de kwetsbaarheid van de ogen heeft deze handeling een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft hij - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat verdachte met haar duim in het gezicht van de verbalisant heeft geprikt. Dit wordt ook niet ondersteund door de letselverklaring die over de verbalisant is opgemaakt, aldus de raadsman.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling is in dit geval vereist dat kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verbalisant [verbalisant 2] . Dit opzet kan ook bewezen worden verklaard als verdachte niet direct uit was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij deze verbalisant, maar wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verbalisant door haar handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte bij haar aanhouding, terwijl zij op haar buik lag, op haar rug probeerde te draaien en daarbij met een hand in het gezicht van verbalisant [verbalisant 2] heeft geklauwd en met haar duim in zijn gezicht heeft geprikt. Uit de medische verklaring, welke zich in het dossier bevindt, blijkt dat het letsel van verbalisant [verbalisant 2] bestaat uit oppervlakkige krasverwoningen in de vorm van 1 hand met uitgespreide vingers in het gelaat.
De rechtbank is op basis van dit alles van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte vanuit deze positie en door dit prikken met de duim in het gezicht van verbalisant [verbalisant 2] een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Hierdoor zal verdachte van poging tot zware mishandeling van verbalisant [verbalisant 2] worden vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS TEN AANZIEN VAN DE OVERIGE FEITEN

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 3 ten laste gelegde mishandelingen, de onder feit 4 ten laste gelegde vernielingen, de onder feit 5 ten laste gelegde bedreiging en de onder feit 6 ten laste gelegde beledigingen wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van hetgeen onder de feiten 3, 4, 5 en 6 ten laste is gelegd, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 3
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Verbalisant [verbalisant 3] en ik hielden op woensdag 30 december 2020 om 17.15 uur aan: [verdachte] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] .
Ik zag dat [verdachte] op haar buik lag en dat verbalisant [verbalisant 2] probeerde haar onder controle te krijgen.
Ik zag dat [verdachte] met haar rechterhand in het gezicht van [verbalisant 2] greep. Ik zag dat [verdachte] met haar vingers in het vlees van het gezicht van [verbalisant 2] krabde. [2]
Ik zag en voelde dat [verdachte] tijdens het vervoer naar het dienstvoertuig meerdere keren probeerde mij en verbalisant [verbalisant 2] te schoppen.
Ik zag en voelde ook dat [verdachte] een schoppende beweging maakte ik mijn richting. Ik voelde dat [verdachte] mij hard en met kracht op mijn linker bovenbeen raakte. Ik voelde direct pijn. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat [verdachte] zich hevig verzette tegen haar aanhouding.
[verdachte] lag op haar buik op de grond. Ik voelde dat [verdachte] zich probeerde om te draaien op haar rug. Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en met haar vrije rechterhand die ze tot een soort van klauw gevormd had richting mijn gezicht greep. Ik voelde dat zij in mijn gezicht greep en dat haar vingers met kracht in mijn wang drukten. Ik voelde dat ze haar nagels met kracht over mijn gezicht haalde. [4]
Arts [A] schrijft in zijn medische verklaring van 30 december 2020 over [verbalisant 1] :
Linker bovenbeen: milde drukpijn aan de laterale zijde. [5]
Arts [A] schrijft in zijn medische verklaring van 30 december 2020 over [verbalisant 2] :
In het gelaat oppervlakkige krasverwondingen in de vorm van 1 hand met uitgespreide vingers. Wondjes niet meer actief bloedend, ontveld, geen wijkende wonden. [6]
Ten aanzien van feit 4
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Woensdag 30 december 2020 reed ik in een dienstvoertuig voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik parkeerde het dienstvoertuig om omstreeks 17.10 uur in verband met een melding op het Zuidereind in Baarn. Dit dienstvoertuig was onbeschadigd.
Toen ik omstreeks 17.45 uur terugkwam bij het genoemde dienstvoertuig ontdekte ik schade aan het dienstvoertuig. In het rechterportier, bijrijderszijde, zat een deuk, Hierdoor was dit portier niet meer goed te openen. Ook zat er een deuk in de motorkap van het voertuig. [7]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Samen met collega [verbalisant 3] heb ik geprobeerd [verdachte] te bewegen in de richting van het geparkeerde dienstvoertuig op de Zuidereind.
Ik zag dat toen wij haar tegen het dienstvoertuig wilden plaatsen, zij met haar benen schoppende bewegingen maakte richting de voorkant de bijrijderszijde en het portier
aan die zijde van het dienstvoertuig en daarbij het dienstvoertuig ook meerdere malen
raakte tegen de voorzijde, bijrijderszijde en het portier aan die zijde van het dienstvoertuig. Ik zag dat zij met kracht trappende bewegingen maakte met haar benen. Ik hoorde duidelijk harde bonken als haar voeten de auto raakten.
Door haar oncontroleerbare bewegingen met haar hele lijf is het [verdachte] gelukt om met haar benen bovenop de motorkap te komen en ik zag dat zij ook meerdere schoppende beweging met haar benen maakte richting de voorruit van het dienstvoertuig. [8]
Ten aanzien van feit 5
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat [verdachte] achter in het dienstvoertuig stapte. Ik zag vervolgens dat [verdachte] mij recht in mijn gezicht aankeek. Ik hoorde haar vervolgens het volgende tegen mij zeggen: “Vieze kankermongool, ik maak je dood als ik je tegenkom op straat. Ik maak je moeder en je kinderen dood”. [9]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Wij zagen collega’s aanlopen met een aangehouden geboeide verdachte. Deze verdachte bleek later te zijn: [verdachte] geboren: [1986] te [geboorteplaats]
Ik nam samen met [verdachte] plaats op de achterbank. Ik zag dat collega [verbalisant 1] haar daar plaatste. Ik zag dat [verdachte] keek naar collega [verbalisant 1] en ik hoorde haar het volgende zeggen: “Vieze kankermongool, ik maak je dood als ik je tegen kom op straat. Ik maak je moeder en je kinderen dood”. [10]
Ten aanzien van feit 6
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Verbalisant [verbalisant 3] en ik hielden op 30 december 2020 om 17.15 uur aan ter zake poging doodslag: [verdachte] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] .
Ik hoorde een vrouwenstem herhaaldelijk het volgende roepen: “Kankerlijers, jullie zijn een stel teringlijers”.
Ik zag en hoorde dat verbalisant [verbalisant 2] tegen [verdachte] zei dat ze moest meewerken. Hierop hoorde ik [verdachte] tegen [verbalisant 2] zeggen dat hij een kankerlijer was.
Ik zei vervolgens tegen [verdachte] dat ze rustig aan moest doen en dat ze mee moest werken. Ik hoorde haar zeggen dat ik een kankerlijer was. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Ik voelde dat [verdachte] constant met veel kracht probeerde los te komen uit de greep die ik had op haar linkerarm. Ik zag dat ze hierbij constant in mijn richting en die van collega [verbalisant 3] keek en hard kankerhomo, kankerlijer en kankerpolitie riep. [12]
Vervolgens hebben [verbalisant 1] en ik [verdachte] naar de op de Regenboog geparkeerde dienstvoertuigen vervoerd.
Bij het dienstvoertuig aangekomen hebben wij haar tegen het voertuig gepositioneerd. Ik hoorde dat ze ook hier tegen mij en mijn collega met luide stem bleef roepen dat we kankerlijers en kankerpolitie waren. Hierbij keek ze in mijn richting en in de richting van mijn collega [verbalisant 1] .
[verdachte] riep de beledigingen op een dusdanig hard volume dat de burgers die in de directe omgeving van onze dienstvoertuigen stonden het duidelijk konden horen. Ik voelde mij door de beledigingen direct in mijn goede eer aangetast. [13]
5.3.2
Bewijsoverweging
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de onder 5.3.1. weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder de feiten 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals onder rubriek 6 zal worden weergegeven.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
3
op 30 december 2020 te Baarn ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) en [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Midden-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, die [verbalisant 1] met kracht getrapt tegen zijn
linker bovenbeen en die [verbalisant 2] met haar hand in het gezicht gekrabd, waardoor zij letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
4
op 30 december 2020 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een deur en de motorkap van een politieauto (met kenteken [kenteken] ), die aan de politie Eenheid Midden-Nederland toebehoorde, heeft beschadigd;
5
op 30 december 2020 te Baarn [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [verbalisant 1]
dreigend de woorden toe te voegen: “Vieze kankermongool, ik maak je dood als ik je
tegenkom op straat. Ik maak je moeder en je kinderen dood”, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
6
op 30 december 2020 te Baarn opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) en [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Midden-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: “kankerlijers, jullie zijn een stel teringlijers” en “kankerlijer” en “kankerpolitie” en “kankerhomo”, althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder de feiten 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 4
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 5
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 6
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 103 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden:
 een meldplicht bij de reclassering
 deelname aan een ambulante behandeling;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een strafoplegging een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
9.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig geweld, bedreiging en belediging van politieambtenaren, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun functie. Daarbij heeft verdachte een politieauto beschadigd. Dergelijk geweld tegen politieagenten die hun werk doen is binnen een democratische rechtsstaat totaal onacceptabel. Uit de slachtofferverklaring van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat het door verdachte jegens hem gepleegde geweld veel indruk op hem heeft gemaakt. Bij de politie en ter zitting heeft verdachte onvoldoende inzicht getoond in de strafwaardigheid van haar gedrag en de gevolgen die haar geweldsuitbarsting voor de betrokken verbalisanten heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat zij voor haar gevoel door de politie onrechtvaardig is behandeld, daardoor door het dolle heen was en niet meer weet wat zij de verbalisanten heeft aangedaan. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dat haar gedrag niet minder ernstig.
9.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij in 2002, 2004 en 2009 is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Door de reclassering is op 29 april 2021 een rapport over verdachte opgemaakt. De reclassering schrijft hierin dat verdachte bekend is met ADHD-problematiek, een posttraumatische stressstoornis, emotie-regulatieproblematiek, een verhoogde impulsiviteit en een verlaagd veiligheidsgevoel. De reclassering constateert verder problemen ten aanzien van de denkpatronen van verdachte, waardoor zij in verhoogde mate ontvankelijk is voor conflicten. Daarnaast heeft verdachte op meerdere leefgebieden problemen, waardoor de draaglast hoog is en waardoor verdachte een toevlucht kan gaan zoeken in middelengebruik.
De reclassering signaleert als positief punt dat verdachte gemotiveerd is voor gedragsverandering en sinds januari 2021 in behandeling is en begeleid wordt door Amerpoort. Deze hulpverlening is naar het oordeel van de reclassering adequaat en toereikend. Wel is de behandeling nog maar recent gestart en is er sprake van psychische problematiek die de responsiviteit voor behandeling op de langere termijn negatief kan beïnvloeden, aldus de reclassering.
De reclassering schat het risico op recidive hoog in. Dit recidiverisico kan volgens de reclassering alleen worden verlaagd als verdachte blijft meewerken aan behandeling. Daarom adviseert de reclassering om, teneinde de behandeling te kunnen monitoren, als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een verplichting om het behandeltraject af te ronden op te leggen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het in maatschappelijk opzicht goed met haar gaat, maar dat zij problemen ervaart in de regulering van haar emoties. Zij staat op een wachtlijst voor een specifieke behandeling daarvoor. Ze is bereid zich aan de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden te houden. Ze is bang voor de gevolgen die een gevangenisstraf voor haar kan hebben, zoals het verlies van haar werk en woning.
9.3.4
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten).
De LOVS-oriëntatiepunten voor mishandeling met lichamelijk letsel tot gevolg, woordelijke bedreiging en belediging zijn geldboetes van respectievelijk € 750,-, € 250,- en € 150,-, waarbij deze boetes kunnen worden verdubbeld indien de feiten zijn gepleegd tegen een politieagent. De rechtbank hanteert deze oriëntatiepunten als uitgangspunt.
Gelet op de context van het door verdachte gepleegde geweld, waarbij verdachte zeer hevig verzet heeft gepleegd tegen rechtmatig politieoptreden, zal de rechtbank echter een hogere straf en een zwaardere strafmodaliteit opleggen dan de oriëntatiepunten aangeven.
Van de op te leggen straf zal de rechtbank, ter voorkoming van recidive, een substantieel deel voorwaardelijk opleggen. Hierbij zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, in combinatie met een taakstraf van 80 uur, een passende straf.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1.
Benadeelde partij [verbalisant 1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,- als vergoeding voor de immateriële schade, die hij als gevolg van het onder de feiten 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde stelt te hebben geleden.
10.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen.
10.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het toe te kennen bedrag te matigen, nu de onderbouwing van deze vordering in het dossier ontbreekt. Verder blijkt uit de letselverklaring, die wel onderdeel uitmaakt van het dossier, dat de benadeelde partij tijdens het opmaken van de letselverklaring normaal kon lopen en alleen last had van milde drukpijn. Ten slotte heeft de raadsman verzocht om bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende gijzeling op te leggen, vanwege de financiële situatie van verdachte.
10.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [verbalisant 1] als gevolg van het onder de feiten 3 en 5 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Vanwege de door verdachte jegens hem gepleegde mishandeling heeft hij lichamelijk letsel opgelopen. Bovendien heeft verdachte hem ernstig bedreigd. Hierdoor heeft hij op grond van artikel 6:106 aanhef en b van het Burgerlijk Wetboek recht op een vergoeding voor immateriële schade.
Gelet op de ernst van het letsel en de bedreiging en de bedragen die doorgaans als schadevergoeding hiervoor worden toegekend, waardeert de rechtbank deze immateriële schade op € 200,-, en zal de vordering in zoverre toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 december 2020.
Voor het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken, ziet de rechtbank reden om, als door verdachte niet wordt betaald, deze verplichting slechts aan te vullen met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [verbalisant 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.2
Benadeelde partij [verbalisant 2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,- als vergoeding voor de immateriële schade, die hij als gevolg van het onder de feiten 2, 3 en 6 ten laste gelegde stelt te hebben geleden.
10.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen.
10.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het toe te kennen bedrag te matigen, gelet op de context van het ten laste gelegde, waarbij ook de kinderen van verdachte waren betrokken. Verder betreffen de vonnissen die de benadeelde partij in de onderbouwing van zijn vordering noemt ernstiger feiten en ernstiger letsel dan waar in de onderhavige strafzaak sprake van is, aldus de raadsman. Ten slotte heeft de raadsman verzocht om, gelet op de financiële situatie van verdachte, bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende gijzeling op te leggen.
10.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [verbalisant 2] als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Vanwege de door verdachte jegens hem gepleegde mishandeling heeft hij lichamelijk letsel opgelopen. Hierdoor heeft hij op grond van artikel 6:106 aanhef en b van het Burgerlijk Wetboek recht op een vergoeding voor immateriële schade.
Gelet op de ernst van het letsel en de bedragen die doorgaans als schadevergoeding hiervoor worden toegekend, waardeert de rechtbank deze immateriële schade op € 300,-, en zal de vordering in zoverre toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 december 2020.
Voor het overige deel van de vordering met betrekking tot immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, zoals daarvan ter zitting is gebleken, ziet de rechtbank reden om, als door verdachte niet wordt betaald, deze verplichting slechts aan te vullen met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [verbalisant 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 266, 267, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 33 (drieëndertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 30 (dertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht, en zich zal houden aan de aanwijzingen van deze instelling;
* de behandeling bij Amerpoort zal voortzetten, en zich zal laten behandelen door een soortgelijke zorgverlener, zoals De Waag/Fivoor, indien de reclassering dat nodig vindt. Deze behandelingen duren de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverleners geven voor de behandelingen. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandelingen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 200,-, zijnde een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling ten behoeve van [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat
€ 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [verbalisant 2]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 300,-, zijnde een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling ten behoeve van [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat
€ 300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mr. E.W.A. Vonk en mr. J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) van het leven te beroven, met dat opzet
- met een (personen)auto (met een hoge, althans enige en/of aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 1] is gereden zonder (voldoende) snelheid te minderen en/of te remmen en/of
- (een) stopteken(s) gegeven door die [verbalisant 1] heeft genegeerd en/of
- (vervolgens) (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 1] is blijven rijden zonder (voldoende) snelheid te minderen en/of te remmen en/of
- waardoor die [verbalisant 1] weg/opzij moest springen teneinde niet door de door haar, verdachte, bestuurde auto aangereden dan wel overreden te worden en/of
- waarbij zij, verdachte, over (een van) de voet(en) van die [verbalisant 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
- met een (personen)auto (met een hoge, althans enige en/of aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 1] is gereden zonder (voldoende) snelheid te minderen en/of te remmen en/of
- (een) stopteken(s) gegeven door die [verbalisant 1] heeft genegeerd en/of
- (vervolgens) (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 1] is blijven rijden zonder (voldoende) snelheid te minderen en/of te remmen en/of
- waardoor die [verbalisant 1] weg/opzij moest springen teneinde niet door de door haar, verdachte, bestuurde auto aangereden dan wel overreden te worden en/of
- waarbij zij, verdachte, over (een van) de voet(en) van die [verbalisant 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Midden-Nederland), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met haar vinger(s) (met kracht) (onder) het/de o(o)g(en) en/of oogkas(sen) van die [verbalisant 2] heeft (in)gedrukt en/of (in)geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) en/of [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, die [verbalisant 1] (met kracht) getrapt en/of geschopt tegen zijn (linker)bovenbeen en/of die [verbalisant 2] met haar hand op/in het gezicht gekrabd, waardoor zij letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of de motorkap van een politieauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de politie Eenheid Midden-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, althans in Nederland, [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Vieze kankermongool, ik maak je dood als ik je tegenkom op straat. Ik maak je moeder en je kinderen dood.”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6
zij op of omstreeks 30 december 2020 te Baarn, althans in Nederland, opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) en/of [verbalisant 2] (agent van politie eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem/hen de woorden toe te voegen: “kankerlijers, jullie zijn een stel teringlijers” en/of “kankerlijer” en/of “kankerpolitie” en/of “kankerhomo”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 december 2020 met onderzoeksnummer MD3R020181, doorgenummerd pagina 1 tot en met 90, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, District Oost-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 51.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 52.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 66 en 67.
5.Een geschrift, zijnde een medische verklaring d.d. 30 december 2020, pagina 48.
6.Een geschrift, zijnde een medische verklaring d.d. 30 december 2020, pagina 63.
7.Proces-verbaal aangifte d.d. 31 december 2020, pagina 55.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 66.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 52.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 53.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 51.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 66.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2020, pagina 67.