ECLI:NL:RBMNE:2022:3526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/3024
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke zaak omtrent standplaatsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen een e-mailbericht van een medewerker van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het feit dat er geen besluiten waren genomen over het tijdelijk innemen van een standplaats in het kader van gewijzigde marktopstellingen door coronamaatregelen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 30 augustus 2022, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde en enkele medewerkers.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het e-mailbericht van de medewerker van verweerder geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt, wat in dit geval niet aan de orde is. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen wijziging is in de rechten, verplichtingen of bevoegdheden van de verzoeker op basis van de eerder verleende standplaatsvergunning. Bovendien is er geen aanvraag tot wijziging van de vergunning ingediend door de verzoeker, waardoor er ook geen sprake is van een uitblijven van een besluit waartegen bezwaar gemaakt kan worden.

Aangezien er geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt, verklaart de voorzieningenrechter zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3024
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: P.R. Autar),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van een medewerker van verweerder van 13 juli 2022. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 augustus 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] (Unithoofd/ [kantoor] ), [B] (marktmeester) en [C] (marktmeester).

Overwegingen

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van een senior beleids- en juridisch medewerker van verweerder. Deze medewerker legt in zijn bericht uit dat er in het kader van de gewijzigde marktopstellingen vanwege de coronamaatregelen door het college van burgemeester en wethouders geen besluiten zijn genomen over het tijdelijk innemen van een tijdelijke standplaats, noch over het weer in gebruik nemen van de oorspronkelijke, bij vergunning toegewezen standplaats. Deze medewerker legt uit dat er ook geen standplaatsen kunnen worden toegekend buiten de systematiek en regels van de Marktverordening gemeente Utrecht 2017 om. Verder benadrukt deze medewerker in zijn e-mail dat er aan verzoeker ook nooit toezeggingen zijn gedaan dat hij zijn tijdelijke standplaats permanent zou mogen innemen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat dit bericht van de medewerker van verweerder geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Volgens de wet is sprake van een besluit als er een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Dit betekent dat er iets moet veranderen in iemands rechten, verplichtingen of bevoegdheden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Aan verzoeker is op 6 november 2018 een standplaatsvergunning verleend. Dit e-mailbericht brengt geen wijziging in de rechten, verplichtingen of bevoegdheden die verzoeker op grond van deze vergunning heeft.
Er is ook geen sprake van een aanvraag van verzoeker tot wijziging van zijn standplaats(vergunning) waarop door verweerder nog beslist zou moeten worden. Niet gebleken is immers dat verzoeker een aanvraag heeft gedaan om wijziging van deze vergunning, zodat ook geen sprake is van het uitblijven van een besluit waartegen bezwaar gemaakt kan worden.
De wet bepaalt dat alleen tegen een besluit bezwaar gemaakt kan worden en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Omdat daarvan dus geen sprake is, is de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om voorlopige voorziening. Dit betekent dat de voorzieningenrechter niet in kan gaan op de inhoudelijke argumenten van verzoeker.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022 door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.