ECLI:NL:RBMNE:2022:3534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
9456905
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van de Vereniging van Eigenaars tegen beheerder wegens onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen [achternaam], de beheerder, wegens onverschuldigde betaling. De VvE stelt dat zij een bedrag van € 4.114,00 onterecht heeft betaald aan [achternaam] voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd op basis van een geldige overeenkomst. De VvE heeft de beheerder gedagvaard en stelt dat er geen opdracht is gegeven voor de werkzaamheden die op de factuur van 1 juni 2018 staan vermeld. De kantonrechter heeft op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.

De procedure begon met een dagvaarding door de VvE, waarna [achternaam] een conclusie van antwoord heeft ingediend, gevolgd door een conclusie van repliek van de VvE. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juli 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De VvE heeft aangevoerd dat de betaling onverschuldigd was, omdat er geen machtiging was gegeven voor de werkzaamheden. [achternaam] heeft echter betoogd dat er wel degelijk een overeenkomst was en dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE ontvankelijk is in haar vordering, omdat er een machtiging was gegeven door de leden van de VvE in een eerdere vergadering. De rechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht was tussen de VvE en [achternaam] en dat de werkzaamheden die zijn uitgevoerd, additionele werkzaamheden waren waarvoor een offerte was uitgebracht. De vordering van de VvE is afgewezen, omdat er geen sprake was van onverschuldigde betaling. De VvE is veroordeeld in de proceskosten van [achternaam].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9456905 UC EXPL 21-6783 IL/18374
Vonnis van 17 augustus 2022
inzake
de vereniging
Vereniging van Eigenaars [.] aan de [straat] [nummeraanduiding 1] tot en met [nummeraanduiding 2] even nummers,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: de VvE,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigden: mr. P.H.W. Sünnen en mr. M. de Vries,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 2]

2 [gedaagde sub 2] , als beherend vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats]

3 [gedaagde sub 3] , als beherend vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats] ,
verder samen ook te noemen: [achternaam] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. P.G. Bekkers.

1.De procedure

1.1.
De VvE heeft [achternaam] gedagvaard. [achternaam] heeft daarna een conclusie van antwoord, tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie genomen. Daarop heeft de VvE geantwoord. [achternaam] heeft daarna nog een productie toegezonden.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022. Daarbij waren namens de VvE aanwezig:
  • [A] , voorzitter van de VvE
  • [B] , secretaris van de VvE
  • mr. P.H.W. Sünnen,
  • mr. M. de Vries.
Namens [achternaam] waren aanwezig:
  • [gedaagde sub 2] ,
  • [gedaagde sub 3] ,
  • mr. P.G. Bekkers.
1.3.
Partijen hebben hun stellingen toegelicht en de vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Daarna is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
De VvE en [achternaam] hebben op 25 mei 2016 een overeenkomst gesloten inhoudende dat de VvE de functie van bestuurder/beheerder uitbesteedt aan [achternaam] . In die overeenkomst is vastgelegd welke werkzaamheden vallen onder het vaste honorarium en welke werkzaamheden daar niet onder vallen. Voor additionele werkzaamheden is een additionele vergoeding verschuldigd. Additionele werkzaamheden en het begeleiden van groot onderhoud worden uitgevoerd na overleg met het bestuur en vooraf moet een offerte worden opgesteld.
2.2.
In de ledenvergadering van de VvE van 21 november 2016 heeft de VvE besloten om kunststofkozijnen te plaatsen in de appartementen en die werkzaamheden te financieren met een lening.
2.3.
[achternaam] heeft op 31 januari 2017 een offerte uitgebracht voor het aanvragen van een Energiebespaarlening met een bouwkrediet bij het Nationaal Energiebespaarfonds. Die offerte is voor akkoord getekend door de voorzitter van de VvE. De daarop volgende factuur is betaald door de VvE.
2.4.
Op 3 februari 2017 heeft [achternaam] een offerte uitgebracht voor het begeleiden van het groot onderhoud inzake het vervangen van de kozijnen. Op die offerte staat geen handtekening voor akkoord van de VvE. [achternaam] heeft een factuur d.d. 1 juni 2018 voor € 4.114,00 met als omschrijving ‘begeleiding kozijnen’ ingediend bij het Nationaal Energiebespaarfonds, wat die factuur ten laste van het bouwkrediet aan [achternaam] heeft betaald.
2.5.
Op 20 februari 2018 heeft [achternaam] een offerte uitgebracht voor het aanvragen van een isolatiesubsidie. Die offerte is voor akkoord getekend door de voorzitter van de VvE. De daarop volgende factuur is betaald door de VvE.
2.6.
Voor het vervangen van de kozijnen zijn drie offertes opgevraagd door de VvE. De VvE heeft ervoor gekozen om de werkzaamheden te laten uitvoeren door [onderneming] . Dat heeft de VvE doorgegeven aan [achternaam] . De opdracht aan [onderneming] is in juli 2017 namens de VvE ondertekend door [C] , bouwkundige in dienst bij [achternaam] , verder te noemen [C] . De werkzaamheden zijn gestart in december 2017 en in juni 2018 afgerond.

3.De vorderingen

3.1.
De VvE vordert dat partij [achternaam] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 4.114,00, buitengerechtelijke incassokosten van € 536, 40 en de proceskosten, telkens met wettelijke rente. De VvE stelt dat het bedrag van € 4.114,00 onverschuldigd is betaald omdat [achternaam] een factuur van 1 juni 2018 zonder toestemming van de voorzitter heeft gedeclareerd bij het Nationaal Energiebespaarfonds en zij geen opdracht voor de op de factuur vermelde werkzaamheden heeft gegeven.
3.2.
[achternaam] voert verweer en vordert in voorwaardelijke reconventie - voor het geval de vordering in conventie wordt toegewezen - betaling van € 8.742,25 en de proceskosten, telkens met wettelijke rente. [achternaam] heeft de VvE op 3 februari 2017 een offerte gestuurd voor de te verrichten werkzaamheden, die niet onder het vaste honorarium vielen. [achternaam] heeft de daarna gefactureerde werkzaamheden verricht voor de VvE. Als daar vooraf geen duidelijke afspraken over zijn gemaakt, moet de VvE daarvoor volgens [achternaam] een gebruikelijk tarief betalen.
3.3.
Op de stellingen van partijen - voor zover relevant - wordt hieronder bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie:
ontvankelijkheid
4.1.
[achternaam] heeft betoogd dat de VvE niet ontvankelijk is in haar vordering omdat de vereiste machtiging aan het bestuur ontbreekt.
4.2.
Geen van partijen heeft het splitsingsreglement overgelegd, maar de VvE heeft niet weersproken dat voor het instellen van een rechtsvordering een machtiging aan het bestuur van de vergadering is vereist. De VvE stelt dat die machtiging wel is gegeven.
In de notulen van de vergadering van 16 juni 2021 staat:
“Zij (de voorzitter, rb) meldt dat er achttien stemgerechtigden zijn en dat er dus rechtsgeldige besluiten kunnen worden genomen.
Instellen rechtsvordering
Onze advocaat zal met het opstellen van een dagvaarding beginnen en ontvangt graag het besluit van de vergadering tot het instellen van de rechtsvordering tegen [gedaagde sub 1] . Voordat dit in gang gezet kan worden dienen de leden van de vergadering hiermee akkoord te gaan.
18 stemmen voor, waarvan 4 via machtiging,”
4.3.
De kantonrechter is met de VvE van oordeel dat in dit besluit ligt besloten dat het bestuur van de VvE wordt gemachtigd om die rechtsvordering in te stellen. De VvE is dus wel ontvankelijk in haar vordering.
inhoudelijk
4.4.
De vorderingen van de VvE worden afgewezen. De kantonrechter legt hierna uit waarom.
onverschuldigde betaling
4.5.
De VvE stelt dat het bedrag dat is betaald op de factuur van [achternaam] onverschuldigd is betaald omdat iedere rechtsgrond ontbrak. De VvE stelt de offerte van 3 februari 2017 niet te hebben geaccepteerd en geen opdracht te hebben gegeven voor de gefactureerde werkzaamheden. [achternaam] stelt dat er wel opdracht is gegeven en dat [achternaam] deze werkzaamheden vervolgens ook heeft uitgevoerd.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat werkzaamheden verband houdend met de begeleiding van de vervanging van de kozijnen, additionele werkzaamheden zijn als bedoeld in de overeenkomst van 25 mei 2016. Als voor deze werkzaamheden opdracht is gegeven moet de VvE daarvoor dus een vergoeding betalen.
4.7.
[achternaam] heeft voor deze werkzaamheden een offerte uitgebracht. De VvE heeft de offerte van [achternaam] niet voor akkoord ondertekend, maar heeft die ook niet afgewezen. De VvE zegt dat zij telefonisch aan [achternaam] heeft laten weten de begeleiding zelf te doen, maar dit wordt door [achternaam] betwist en door de VvE niet nader onderbouwd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de VvE niet op de offerte heeft gereageerd. Vervolgens is wel opdracht gegeven voor in elk geval een deel van de geoffreerde werkzaamheden. Zo is in de notulen van 21 november 2016 opgenomen:
“ De heer [D] vraagt hoe het nu verder gaat met betrekking tot [onderneming] . De heer [C] antwoordt dat met [onderneming] nog rond de tafel wordt gezeten. Er moet nog een onderhandeling plaats vinden over de offerte. Wanneer dit is afgerond, maakt de heer [C] , namens de VvE een opdracht. (…) De heer [C] zal in ieder geval bij de aanbesteding de start van de werkzaamheden meenemen.”
Op 7 december 2016 schrijft [C] aan (de voorzitter van) de VvE:
“De onderhandelingen met de [onderneming] uit [plaats] ben ik ook aan het voeren. Daar hoop ik begin volgende week meer duidelijkheid over te hebben.”
De opdracht aan [onderneming] van 17 juli 2017 is opgesteld op briefpapier van [achternaam] en namens de VvE ondertekend door [C] . In die opdracht staat dat medio september 2017 zal worden begonnen met de werkzaamheden. In een e-mail van 6 september 2017 schrijft (de voorzitter van) de VvE aan [onderneming] met [C] in de cc dat [E] (lid van de VvE, rb) tijdens de werkzaamheden aanspreekpunt zal zijn, dat [E] met [C] het verloop van de werkzaamheden zal communiceren en dat [C] regelmatig zal komen kijken omdat hij de belangen van de VvE behartigt.
[C] heeft in september, oktober en november 2017 verschillende keren contact gehad met [onderneming] en er op aangedrongen om daadwerkelijk met de werkzaamheden te beginnen. Op 23 november 2017 stuurt (de voorzitter van) de VvE de planning van de werkzaamheden aan [C] zodat hij kan langskomen om het werk te bekijken. Nadat de werkzaamheden in december 2017 zijn begonnen is [C] ziek geworden. [achternaam] schrijft in haar brief van 17 januari 2018 aan de VvE:
“Omdat er voor de komende tijd natuurlijk wel diverse projecten gepland staan, hebben wij inmiddels stappen ondernomen om die projecten toch door te laten gaan. Zo zal de begeleiding van de projecten in nauw overleg met ons gaan, zodat de reeds gemaakte afspraken over projecten van kracht blijven. Uiteraard valt ook het toezicht op een correcte uitvoering van de werkzaamheden daaronder.”
De VvE heeft op die brief niet gereageerd. De facturen van [onderneming] zijn door (de voorzitter van) de VvE telkens aan [achternaam] toegezonden, die ze vervolgens heeft ingediend bij het Nationaal Energiebespaarfonds.
4.8.
Hiermee staat vast dat de VvE opdracht heeft gegeven voor additionele begeleidingswerkzaamheden. Ook is voldaan aan de voorwaarde dat voor die werkzaamheden vooraf een offerte is verstuurd. Er is dus geen sprake van onverschuldigde betaling. Dat de factuur van 1 juni 2018 niet door de voorzitter van de VvE voor akkoord is getekend maar door [achternaam] rechtstreeks bij het Nationaal Energiespaarfonds is ingediend, maakt dit niet anders. [achternaam] was immers volledig bevoegd om namens de VvE te handelen.
tekortkoming/onrechtmatige daad
4.9.
De VvE stelt dat [achternaam] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst of onrechtmatig heeft gehandeld en daarom is gehouden de schade van € 4.114,00 aan de VvE te vergoeden. Die tekortkoming/onrechtmatige daad zou eruit bestaan dat [achternaam] zich € 4.114,00 heeft laten betalen, terwijl daarvoor de rechtsgrond ontbrak. Omdat hierboven al is vastgesteld dat er wel een rechtsgrond was voor die betaling, kan de vordering van de VvE ook op deze gronden niet worden toegewezen.
Proceskosten
4.10.
De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [achternaam] worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 249,00).
In voorwaardelijke reconventie:
4.11.
De voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld is niet vervuld, zodat die vordering niet meer hoeft te worden beoordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de VvE tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [achternaam] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.