Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van de voorgevel van zijn woning, waarbij de voorgevel 9 centimeter naar voren zou komen. De vergunning werd geweigerd op basis van een negatief welstandsadvies, dat stelde dat het bouwplan in strijd was met de redelijke eisen van welstand. Eiser stelde dat er een belangenafweging had moeten plaatsvinden tussen het belang van de welstand en de noodzaak voor verduurzaming van de woning.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte geen individuele belangenafweging had gemaakt. De rechtbank benadrukte dat, hoewel het welstandsadvies negatief was, dit niet automatisch betekende dat de vergunning geweigerd moest worden. De rechtbank stelde vast dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom het welstandsbeleid geen ruimte bood voor een afwijking van het negatieve advies, vooral gezien de context van de energietransitie en de specifieke kenmerken van de woning van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij een volledige belangenafweging gemaakt moet worden. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht vergoed moest worden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in het bestuursrecht, vooral in het licht van de verduurzaming van woningen.