ECLI:NL:RBMNE:2022:3547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
22/2813
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in de fase van administratief beroep met betrekking tot jachtakte

In deze zaak heeft verzoeker op 10 maart 2022 een jachtakte aangevraagd voor het jachtseizoen 2022-2023. De korpschef van politie heeft op 2 juni 2022 de aanvraag afgewezen, omdat verzoeker eerder was veroordeeld voor het misdrijf smaadschrift. Verzoeker heeft hiertegen administratief beroep ingesteld bij de Minister van Justitie en Veiligheid en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 15 augustus 2022 is het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De korpschef is niet verschenen.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het verzoek. Verzoeker stelde dat hij de enige beschikbare jager is in het jachtgebied en dat hij afspraken heeft met grondeigenaren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het belang van verzoeker niet zwaarder weegt dan het belang van de korpschef, die de veiligheid van de samenleving moet waarborgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de korpschef niet evident onrechtmatig is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2813
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Maas).

Inleiding

1. Verzoeker heeft op 10 maart 2022 een jachtakte aangevraagd voor het jachtseizoen 2022 – 2023. Bij brief van 30 maart 2022 heeft verweerder verzoeker laten weten voornemens te zijn om de aanvraag af te wijzen, omdat verzoeker op 21 februari 2022 door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld voor het misdrijf smaadschrift tot een geldboete van € 350,--, subsidiair zeven dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij brieven van 11 en 21 april 2022 heeft verzoeker hierop zijn zienswijze gegeven. Bij besluit van 2 juni 2022 heeft verweerder de door verzoeker gevraagde jachtakte desondanks geweigerd.
2. Verzoeker heeft tegen dit besluit administratief beroep ingesteld bij de Minister van Justitie en Veiligheid (de Minister). Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het verzoek is bij de rechtbank op 15 augustus 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek in de zaak gesloten.

Overwegingen

Het verzoek
3. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek. Hij beheert het jachtgebied weliswaar samen met vier andere jagers, maar verzoeker is de enige die doordeweeks beschikbaar is. De andere vier jagers moeten doordeweeks werken, terwijl verzoeker gepensioneerd is en dus meteen in actie kan komen bij een melding. Bovendien heeft verzoeker afspraken gemaakt met de grondeigenaren in het jachtgebied. Als hij die afspraken niet nakomt, kunnen zij hem aansprakelijk stellen voor eventuele schade. Een heel jachtseizoen niet jagen betekent tot slot ook méér schade in de daaropvolgende jaren.
De rechtmatigheid van het besluit
4. De voorlopige voorziening is verzocht tijdens de fase van administratief beroep bij de Minister. De Minister zal naar aanleiding van de door verzoeker ingediende gronden moeten beslissen of de jachtakte op goede gronden is geweigerd. Die beslissing heeft de Minister nog niet genomen.
5. De voorzieningenrechter heeft daarom alleen beoordeeld of er, zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht te doen, zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist en of het besluit in stand zal blijven. Daarvan is geen sprake: het besluit is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet evident onrechtmatig. Daarbij is voor de voorzieningenrechter van belang dat uit het uittreksel justitiële documentatie van 17 maart 2022 blijkt dat verzoeker door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf tot een voorwaardelijke geldboete met een proeftijd van twee jaren. Van een jachtaktehouder mag worden verwacht dat hij zich stipt aan de wettelijke regels houdt, ook als die niet zijn gerelateerd aan wapenwetgeving. Daarom kan niet van evidente onrechtmatigheid worden gesproken.
Wegen van de belangen door de voorzieningenrechter
6. Verzoeker heeft belang bij een jachtakte, omdat hij wil deelnemen aan de jacht en zo wil bijdragen aan het beheer van het jachtgebied voor nu en in de toekomst. Verzoeker wil ook zijn afspraken met grondeigenaren nakomen. Het belang van verweerder is gelegen in het algemene belang van de veiligheid van de samenleving.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker minder zwaar dan het belang van verweerder. Niet is gebleken dat de jachtactiviteiten van verzoeker niet kunnen worden waargenomen door een andere jager. De wildbeheereenheid (Wbe) van onder meer het jachtgebied waar verzoeker normaliter jaagt, heeft immers volgens de toelichting van verzoeker op zitting een pool van jagers die kunnen worden ingeschakeld in geval van nood. Als grote schade dreigt kan volgens de toelichting van verzoeker op zitting ook een beroep worden gedaan op de Faunabeheereenheid. Dat verzoeker aansprakelijk kan worden gesteld als hij zijn afspraken met de grondeigenaren niet nakomt, heeft verzoeker niet onderbouwd met stukken. Hetzelfde geldt voor de stelling dat een heel jachtseizoen niet jagen ook méér schade in de daaropvolgende jaren betekent.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.