ECLI:NL:RBMNE:2022:3582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
22_2016
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van een verzoek tot kwijtschelding van een lening in het kader van inburgering

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 30 maart 2022, waarin haar verzoek om kwijtschelding van een lening werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek een primair besluit is, waartegen eerst bezwaar gemaakt moet worden voordat beroep kan worden ingesteld. Aangezien partijen niet akkoord gingen met het overslaan van de bezwaarfase, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgestuurd naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld. Tevens is de griffier opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2016

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

1 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: U. Tasdelen),
en

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verweerder)

(gemachtigde: drs. P.M.S. Slagter).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 30 maart 2022 op 1 september 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Ook was aanwezig [naam] , de partner van eiseres.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
- draagt verweerder op om het beroepschrift van 6 mei 2022 in behandeling te nemen als bezwaarschrift tegen het besluit van 30 maart 2022 waarbij het verzoek om kwijtschelding is afgewezen;
- draagt de griffier op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

Inleiding

Op 29 mei 2015 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij inburgeringsplichtig is en dat eiseres voor 18 mei 2018 moet voldoen aan de inburgeringsplicht. Verweerder heeft met het besluit van 2 oktober 2015 een lening aan eiseres toegekend. Eiseres heeft cursussen gevolgd en diverse malen examens afgelegd. Zij is voor de examens niet geslaagd. Verweerder heeft de inburgeringstermijn diverse malen verlengd. Op 17 januari 2022 is aan eiseres ontheffing van de inburgeringsverplichting verleend wegens aantoonbaar geleverde inspanningen.
In het besluit met dagtekening 18 februari 2022 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij het geleende bedrag (€ 9.636,55) vanaf 1 augustus 2022 aan Dienst Uitvoering Onderwijs moet terugbetalen. Het maandbedrag is door verweerder bepaald op
€ 80,30. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bezwaarschrift heeft zij ook (voor het eerst) gevraagd om de lening kwijt te schelden.
Verweerder heeft op 30 maart 2022 twee besluiten genomen in reactie op het bezwaarschrift van eiseres: één beslissing op het bezwaar van eiseres tegen de vaststelling van de hoogte van de lening en het vastgestelde maandbedrag, en één (primaire) beslissing op het kwijtscheldingsverzoek van eiseres.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt ambtshalve of zij bevoegd is om kennis te nemen van het beroep van eiseres.
Op de zitting heeft de rechtbank aan eiseres voorgelegd dat de gronden van haar beroep zich lijken te richten tegen de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek. Bij het beroepschrift zit echter een kopie van de beslissing op bezwaar over de hoogte van de lening en het vastgestelde maandbedrag. De rechter heeft aan eiseres gevraagd wat zij met het beroep beoogd heeft. Eiseres heeft toegelicht dat zij in beroep wenst te komen tegen de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek.
De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek van 30 maart 2022 een primair besluit is. Tegen dit primaire besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt voordat er beroep tegen kan worden ingesteld. [1] Dit is anders als beide partijen toestemming zouden geven om de bezwaarfase over te slaan. Op de zitting hebben partijen echter aangegeven dit niet te willen. Zij zijn overeengekomen dat verweerder het beroepschrift zal behandelen als een bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het beroep. De rechtbank zal het beroepschrift ter behandeling als een bezwaarschrift doorsturen aan verweerder. [2]
10. Aangezien de rechtbank onbevoegd is, zal de griffier worden opgedragen om het griffierecht terug te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2022 door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De rechtbank geeft daarmee toepassing aan artikel 6:15 van de Awb.