Op 30 augustus 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.W.J. van der Stokker-Welsink, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit volgde op het feit dat eiseres sinds 24 mei 2022 niet langer verantwoordelijk was voor de kosten van de Ziektewet (ZW)-uitkering van haar ex-werkneemster, waardoor zij geen procesbelang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv.
Eiseres had aangevoerd dat zij recht had op een proceskostenvergoeding, omdat het Uwv haar in de bezwaarprocedure ten onrechte niet als belanghebbende had aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat, aangezien het beroep niet-ontvankelijk was verklaard, er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank benadrukte dat de wijze waarop de ZW-uitkering wordt gefinancierd niet relevant was voor de beoordeling van het recht op de uitkering zelf.
De zaak had zijn oorsprong in de ziekte van de ex-werkneemster van eiseres, die op 10 juli 2019 uitviel en een ZW-uitkering ontving. Na een beoordeling en een aantal besluiten van het Uwv, waaronder een besluit van 24 mei 2022 waarin werd vastgesteld dat de ex-werkneemster recht had op een ZW-uitkering op grond van de no-riskpolis, heeft eiseres het beroep ingesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen basis was voor een proceskostenvergoeding en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.