ECLI:NL:RBMNE:2022:3626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
UTR 21/4097
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit over openbaarmaking van documenten met betrekking tot grondruil en taxaties door de gemeente Wijdemeren

In deze zaak hebben eisers, die betrokken zijn bij een grondruilproject, de gemeente Wijdemeren verzocht om documenten openbaar te maken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De documenten betreffen taxaties en vaststellingsovereenkomsten die zijn gemaakt in het kader van de grondruil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet bevoegd was om over de openbaarmaking van bepaalde documenten te beslissen, omdat de geheimhouding van verslagen van besloten raadsvergaderingen onder de Gemeentewet valt. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de geheimhouding niet goed heeft gemotiveerd en dat de weigeringsgronden van de Wob niet van toepassing zijn op de oudere documenten. De rechtbank vernietigt het besluit van de gemeente en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen over de openbaarmaking van de documenten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de rechtsgevolgen van de vaststellingsovereenkomsten in stand blijven, omdat de betrokkenen door openbaarmaking onevenredig benadeeld zouden worden. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4097

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. B.B. van Vliet),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren(verweerder)
(gemachtigden: mr. M. Gayir en mr. M. Rus-Van der Velde).

Inleiding

Eisers hebben verweerder verzocht om met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) documenten openbaar te maken die gaan over de grondruil, compensatie en overige vergoedingen die de voormalig eigenaars van het perceel [adres] te [woonplaats] in het kader van het project [project] hebben ontvangen. In het kader van dit project wilde de gemeente grond verwerven door eigenaars van die grond ergens anders grond, (geld voor) een woning en water aan te bieden. De gemeente heeft de eigenaars verzekerd dat zij allemaal voor in te brengen grond en water dezelfde hoeveelheid grond en water ergens anders zouden terugkrijgen. Eisers waren zelf eigenaar van een perceel en hebben deelgenomen aan de ruilovereenkomst. Zij vermoeden echter dat hun buren, tegen alle afspraken in, meer grond, water en financiële compensatie hebben ontvangen. Met dit Wob-verzoek willen zij erachter komen of hun vermoeden juist is.
Verweerder heeft naar aanleiding van dit verzoek 79 documenten gevonden. Een deel van die documenten is volgens hem al openbaar gemaakt, een deel van die documenten valt niet onder de reikwijdte van de Wob, een deel heeft verweerder openbaar gemaakt en een deel heeft hij in het primaire besluit van 24 december 2020 geweigerd openbaar te maken onder verwijzing naar de weigeringsgronden van de artikelen 10 en 11 van de Wob. In het bestreden besluit van 26 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard en heeft hij meer documenten openbaar gemaakt dan in eerste aanleg. Voor het overige heeft hij zijn besluit gehandhaafd. Hiertegen richt zich het beroep van eisers.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbankOver welke documenten gaat dit geding?

Op dit geding is de Wob van toepassing en niet de Wet open overheid (Woo). De Woo is weliswaar in werking getreden op 1 mei 2022 en de Wob is per die datum ingetrokken, maar het bestreden besluit is van voor die datum. Daarom is de Wob nog van toepassing. De relevante wetgeving is opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Verweerder heeft de documenten die onder het Wob-verzoek vallen en die hij geweigerd heeft openbaar te maken naar de rechtbank gestuurd. Verweerder heeft verzocht dat uitsluitend de rechtbank van deze stukken kennis zal nemen. Met toestemming van eisers heeft de rechtbank deze documenten ingezien.
Op de zitting hebben eisers aangegeven dat het hen niet om de namen gaat die in de documenten staan, niet om de gebreken in de nieuw gebouwde woning van hun buren, het echtpaar [echtpaar] ( [echtpaar] ), en ook niet om de offerte voor de tuinaanleg van die nieuwe woning. De rechtbank stelt vast dat de documenten 35 tot en met 37, 41, 42, 44, 53 tot en met 55, 57 en 58, 60 tot en met 62, 64, 66 en bijlage 1 bij document 78, over de nieuwbouwwoning en de tuin gaan. Document 1 is al in het bezit van eisers en ook daar hebben zij geen interesse in.
Omdat eisers de documenten waar zij het meest belang in stellen expliciet hebben genoemd, zal de rechtbank deze als uitgangspunt bij de toetsing nemen. Het gaat dan om de volgende documentnummers van documenten die vooral betrekking hebben op vaststellingsovereenkomsten en taxaties: 3, 4, 5, 5.1, 5.2, 5.3, 7 tot en met 9, 12, 22, 23, 26, 45 tot en met 48, 57 tot en met 59, 65, 68, 69, 73 tot en met 79. Zoals uit de voorgaande overweging volgt gaan de documenten 57 en 58 over de nieuwbouw waar eisers niet in geïnteresseerd zijn. De rechtbank laat die twee documenten onbesproken. Eisers hebben weliswaar documenten genoemd, waarin zij in het bijzonder geïnteresseerd zijn, maar zij hebben hun beroep niet willen beperken tot alleen die documenten. De overige documenten maken daarmee nog onderdeel uit van hun beroep.
Vallen alle documenten onder de reikwijdte van de Wob?
Vonnissen en gerechtelijke stukken
Op de inventarislijst heeft verweerder een aantal documenten vermeld die hij niet openbaar maakt, omdat zij niet onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. Het gaat onder andere om processtukken en vonnissen in gerechtelijke procedures. Het gaat om de documenten met de nummers 6, 11, 13, 16, 19 tot en met 21, 24, 25, en 28 tot en met 31, 33 en 34.
Verweerders standpunt over deze documenten is juist. Vonnissen en uitspraken van de gerechten zijn namelijk al openbaar en vallen daarom niet onder de reikwijdte van de Wob. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is op de processtukken in een civiele procedure het bepaalde in artikel 29 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing. [1] Dit artikel bevat een bijzondere openbaarheidsregeling met een uitputtend karakter, die voorgaat op de Wob. Dus op de processtukken in een civiele procedure is de Wob niet van toepassing. Voor processtukken in een bestuursrechtelijke procedure geldt dat artikel 8:79, tweede lid, van de Awb voorgaat op de Wob en dat maakt dat ook deze documenten niet onder de reikwijdte van de Wob vallen. [2] Voor zover eisers zich op het standpunt stellen dat er wel ruimte is om gerechtelijke stukken aan de Wob te toetsen of een afschrift te verkrijgen, slaagt dit beroep niet.
Documenten die vallen onder de Kadasterwet
7. Verweerder heeft als document 8 op de inventarislijst de akte van ruiling vermeld en zich op het standpunt gesteld dat dit document niet onder de reikwijdte van de Wob valt, omdat het te vinden is in het kadaster. Ook hierin geeft de rechtbank verweerder gelijk. Dit is immers een akte die gelet op artikel 99 van de Kadasterwet kan worden ingezien bij het kadaster of waarvan een gewaarmerkt afschrift kan worden opgevraagd. Hoofdstuk 7 van de Kadasterwet gaat ook voor op de Wob. De Wob is namelijk niet van toepassing op openbare documenten, zoals openbare registers. [3]
Documenten die al openbaar zijn gemaakt
8. Verweerder heeft ook andere documenten op de inventarislijst opgenomen die al openbaar zijn gemaakt. Eisers hebben gevraagd om een afschrift van onder meer de documenten 14, 74 en 77, zodat zij niet zelf nog naar deze documenten hoeven zoeken. De rechtbank stelt vast eisers op zich niet hebben betwist dat deze documenten al openbaar zijn. Daarmee maken deze documenten geen onderdeel uit van dit geding. De rechtbank laat deze documenten dan ook verder onbesproken.
Verslagen van besloten raads(commissie)vergaderingen
9. Verweerder heeft tijdens de zitting gesteld dat er geen onderwerpen/documenten (meer) zijn die onder de openbaarmakingsregeling van de Gemeentewet vallen. Hij heeft verwezen naar document 77, waarbij de geheimhouding onder de Gemeentewet voor verschillende specifiek genoemde documenten is komen te vervallen. Verweerder heeft openbaarmaking van die documenten vervolgens getoetst aan de Wob.
10. Eiser heeft de documenten 68 en 75 genoemd als documenten waar zijn specifieke interesse naar uit gaat. Het gaat om een transcript van de raadsvergadering van 23 januari 2020 en een transcript van de raadsvergadering van 5 maart 2020. Document 72 is een transcript van een raadscommissievergadering van 27 februari 2020 en de rechtbank betrekt dit document ook bij de navolgende beoordeling, omdat ook dit document een transcript is van een besloten vergadering en document 77 ook op dit document ziet.
11. Verweerder heeft deze drie documenten integraal geweigerd openbaar te maken op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob en de artikelen 10, tweede lid, aanhef en onder b, e en g, van de Wob.
12. De rechtbank is echter van oordeel dat deze drie documenten niet onder de reikwijdte van de Wob vallen, maar nog steeds onder de geheimhoudingsregeling van de Gemeentewet. Zij zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel komt.
13. De rechtbank gaat ervan uit dat een transcript van een besloten vergadering als een verslag is aan te merken als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van het destijds geldende reglement van orde. [4] Document 77 is een raadbesluit waarbij – onder andere - de geheimhouding is opgeheven van wat er tijdens de besloten vergaderingen van 23 januari en 5 maart 2020 is besproken. Ook heeft de raad de geheimhouding opgeheven van dat wat door de raadscommissie op 27 februari 2020 is besproken.
14. In de documenten 68 en 75 wordt voor de beslotenheid van de raadsvergadering artikel 23 van de Gemeentewet als grondslag genoemd en voor opleggen van de geheimhouding artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet. In document 72 worden artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 82, vijfde lid, van lid van de Gemeentewet voor de beslotenheid genoemd en artikel 86, eerste, van de Gemeentewet voor geheimhouding van wat besproken wordt.
15. Er bestaat een verschil tussen het opheffen van de geheimhouding van wat er is besproken op een vergadering en het opheffen van de beslotenheid van die vergadering. Het is gelet op artikel 23, vierde lid, van de Gemeenteraad aan de raad zelf om te beslissen over de vraag of een verslag van de besloten vergadering openbaar wordt of niet. Dit staat dus los van de beslissing om de geheimhouding op te heffen van wat er is besproken of overgelegd als bedoeld in artikel 25 van de Gemeentewet. Artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet bevat een regeling over de openbaarmaking en geheimhouding van verslagen van vergaderingen met gesloten deuren, die als bijzondere regeling voorrang heeft op de Wob. [5] Verweerder was niet dus bevoegd om over deze documenten een Wob-besluit te nemen. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit zal op dit punt vernietigd moeten worden.
16. Het verzoek van eisers moet in zoverre worden aangemerkt als een verzoek aan de raad om te beslissen tot het openbaar maken van de verslagen. Het college moet het bezwaarschrift daarom alsnog doorzenden aan de raad, zodat de raad daarover zelf kan beslissen. De raad moet alsnog een beslissing op het bezwaar van eisers nemen, voor zover dat bezwaar is gericht tegen weigering van de openbaarmaking van de documenten 68, 72 en 75. Dit omdat artikel 23 van de Gemeentewet dient ter bescherming van raadsleden die juist in een besloten vergadering vrijuit moeten kunnen spreken en daarbij niet gehinderd moeten worden door de mogelijkheid dat het verslag tegen de wil van de raad geheel of gedeeltelijk openbaar zou worden. Als de raad besluit over het alsnog (geheel of gedeeltelijk) openbaar maken van het verslag, moeten -in het licht van de actuele situatie - de belangen van de destijds bij de besloten raadsvergadering aanwezige raadsleden uitdrukkelijk in aanmerking te worden genomen.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat dit beroep ook niet gaat over de documenten 68, 72 en 75.
Heeft verweerder documenten over taxaties mogen weigeren openbaar te maken?
17. Eisers hebben interesse in documenten die taxaties bevatten. De documenten met nummers 3, 4, 9, 12, 22 en 47 zijn documenten die taxatiegegevens bevatten. Verweerder heeft deze documenten integraal geweigerd openbaar te maken, onder toepassing van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hier een te grove beoordeling gemaakt. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken volgt dat er geen reden is om openbaarmaking van bijvoorbeeld de opsomming van kenmerken van wat er getaxeerd wordt geheel te weigeren. [6] Zulke kenmerken komen veel voor en zijn algemeen van aard. Weliswaar kan door openbaarmaking van de taxatiewaarde zelf sprake zijn van onevenredige benadeling van een betrokkene, maar voor weigering van het gehele document op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is de weigering onvoldoende kenbaar gemotiveerd, te meer daar een aantal van die documenten al uit 2010 of nog eerder stamt. Ook dit is van invloed op de waardering van het nadeel en daarmee vervolgens ook op de onevenredigheid ervan.
19. Ook artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob schiet hier tekort als weigeringsgrond. Verweerder heeft gesteld dat de documenten iets zeggen over ramingen of bedoelingen of strategieën van de gemeente. De rechtbank ziet daarvan echter niets terug in de documenten. De algemene redenering die in de besluiten en ter zitting is gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank ontoereikend om deze weigeringsgrond te kunnen toepassen.
20. Dit geldt voor alle genoemde documenten, waarbij de rechtbank bijvoorbeeld over document 4 nog opmerkt dat van belang is dat, zoals op de zitting is gebleken, het hele project inmiddels is afgerond en er geen onderhandelingen over grondruil en prijzen ervan meer spelen. Voor zover verweerder stelt dat voor eventueel toekomstige geschillen of onderhandelingen de gemeente benadeeld zou kunnen worden, is de rechtbank van oordeel dat deze stelling onvoldoende geconcretiseerd is. Er zijn bijvoorbeeld geen gelijksoortige projecten genoemd, laat staan gelijksoortige projecten waarbij dezelfde reuring is ontstaan.
21. Ook op dit onderdeel is het beroep van eisers gegrond, omdat de integrale weigering van deze documenten onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder zal over openbaarmaking van deze documenten opnieuw op het bezwaar van eisers moeten beslissen.
Heeft verweerder vaststellingsovereenkomsten mogen weigeren openbaar te maken?
22. Eisers hebben bijzondere interesse in de overeenkomsten die verweerder heeft gesloten met [echtpaar] . De documenten 73 en 76 zijn concepten van afspraken die in de twee latere overeenkomsten terugkomen. De documenten 78 en 79 zijn de uiteindelijke vaststellingsovereenkomsten.
23. De rechtbank stelt vast dat in de documenten 73 en 76 geen voor de toepassing van de Wob andere of afzonderlijke elementen zijn opgenomen die niet in de latere vaststellingsovereenkomsten terugkomen. Het gaat dan ook in feite om dubbele documenten en alleen al hierom is openbaarmaking van deze twee documenten terecht geweigerd. De uiteindelijke vaststellingsovereenkomsten zijn geweigerd openbaar te maken onder verwijzing naar de weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en e, van de Wob. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
24. De vaststellingsovereenkomsten bevatten voor het overgrote deel onderdelen die betrekking hebben op specifiek gemaakte afspraken over diverse onderwerpen. Enkele (inleidende) onderdelen die daarop niet specifiek betrekking hebben, zien op de algemene en al openbare ontstaansgeschiedenis, te weten de herontwikkeling van het dorpscentrum en de grondruilen die hiermee gepaard zijn gegaan. Zulke delen hoeven niet nogmaals openbaar te worden gemaakt.
25. Omdat de overige delen resultaten zijn van vertrouwelijke onderhandelingen, mogen zulke resultaten ook vertrouwelijk blijven. [7] Het recht op openbaarmaking op grond van de Wob dient uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het specifieke belang van de verzoeker hierbij geen rol speelt. Verweerder mocht het individuele belang van de [echtpaar] , gezien de vertrouwelijke onderhandelingsresultaten en de ook afgesproken geheimhouding tussen partijen, zwaarder laten wegen dan het algemene belang.
26. Verweerder heeft als weigeringsgrond terecht artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob genoemd, omdat in de vaststellingsovereenkomst (persoons)gegevens zijn opgenomen die, ter eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet openbaar gemaakt hoeven worden. Echter, ook als deze gegevens sterk samenhangen met de gemaakte vertrouwelijke afspraken die grond en financiën betreffen, maakt dit nog niet dat die afspraken zelf ook de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen raken. De motivering om die gegevens niet openbaar te maken schiet op dat punt dus tekort.
27. Ook de door verweerder als tweede genoemde weigeringsgrond, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen valide weigeringsgrond. Hiervoor geldt, zoals hierboven is overwogen dat de economische of financiële belangen betrekking kunnen hebben op de onderhandelingspositie van de gemeente, voor de duur van het onderhandelingsproces. Maar nu het project is afgerond en overigens geen vergelijkbare huidige of toekomstige gevallen zijn gesteld, is onvoldoende concreet gemaakt waarom deze weigeringsgrond nu nog van toepassing is.
28. Verweerder heeft de weigering om deze vaststellingsovereenkomsten niet openbaar te maken dus niet voldoende gemotiveerd. Het beroep is gegrond en dit onderdeel komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet hier echter aanleiding voor finale geschilbeslechting.
29. Zoals de ABRvS in dit soort zaken meermaals heeft overwogen, is artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob - blijkens de geschiedenis van de totstandkoming ervan [8] - de meest algemene uitzonderingsgrond die kan worden toegepast als door het verstrekken van informatie andere belangen dan de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Wob genoemde belangen te zeer worden geschaad.
30. Gelet op het vertrouwelijke karakter van de schikkingsonderhandelingen en de uitkomsten ervan heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de betrokkenen door openbaarmaking ervan onevenredig zouden worden benadeeld. De schikkingsbedragen en overige (uitvoerings)afspraken zijn het resultaat van de onderhandelingen waarbij de betrokken partijen hebben beoogd het resultaat niet te openbaren. Hiermee is aannemelijk (en zonneklaar) dat niet artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en b, van de Wob, maar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob de juiste weigeringsgrond is nu het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daarin genoemde belang. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van dit vernietigde onderdeel van het besluit daarom in stand laten.
Heeft verweerder memo’s, voorstellen en adviezen mogen weigeren openbaar te maken?
31. Verweerder heeft de documenten 5, 5.1, 5.2, 5.3, 7, 23, 26, 43, 45, 46, 48, 59, 63, 65 en 69 onder andere geweigerd openbaar te maken met toepassing van de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, omdat deze documenten zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en de met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Wob geweigerde passages persoonlijke beleidsopvattingen bevatten.
32. De rechtbank stelt vast dat de documenten 65 en 69 nagenoeg gelijk zijn. Daarom overweegt de rechtbank alleen over document 69, dat één pagina meer bevat, namelijk een afsprakenlijst. Het document is op de inventarislijst aangeduid als ‘raadsbesluit/afsprakenlijst’ van 23 januari 2020. Verweerder heeft dit document integraal geweigerd en naast artikel 11, eerste lid, van de Wob ook nog de weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, e en g, van de Wob genoemd.
33. De rechtbank ziet echter zonder nadere motivering niet in waarom de gehele afsprakenlijst onder een weigeringsgrond valt, nadat de gemeenteraad de geheimhouding van dat wat is besproken en de bijlagen heeft opgeheven. De namen van de personen zijn veelal fractieleden en wethouders, van wie bekend is dat ze destijds in de gemeenteraad waren gekozen of deel uitmaakten van het college. Ook op de weigering van de agenda acht de rechtbank zonder nadere toelichting geen van de genoemde weigeringsgronden zonder meer toepasbaar. Dit geldt ook voor pagina 12, wellicht met uitzondering van de in dit raadsbesluit genoemde geldbedrag. Ook op dit onderdeel slaagt het beroep van eisers.
34. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de overige (delen van de) documenten mogen weigeren met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Het betreffen (inhoudelijk) memo’s, voorstellen en adviezen waarin de situaties van de verschillende betrokkenen worden vergeleken, met inbegrip van de bedragen die over en weer genoemd en besproken worden. De stukken zijn onmiskenbaar opgesteld ten behoeve van intern beraad en ze bevatten persoonlijke beleidsopvattingen. Voor zover de documenten feiten bevatten, zijn deze zodanig verweven met deze opvattingen, dat afzonderlijke openbaarmaking niet mogelijk is. Ook is in enkele van deze documenten een algemene toelichting over de ontstaansgeschiedenis opgenomen die al openbaar is. Alleen al daarom hoefde verweerder ook die inleidende onderdelen niet openbaar te maken, met uitzondering van het hieronder genoemde deel van document 69.
35. Omdat de rechtbank van oordeel is dat artikel 11, eerste lid, van de Wob op juiste wijze is toegepast, behoeven de overige weigeringsgronden die verweerder ten aanzien van deze documenten heeft genoemd, geen bespreking meer.
Heeft verweerder de overige documenten mogen weigeren openbaar te maken?
36. Eisers hebben expliciet gemaakt naar welke documenten hun interesse het meest uitging. Hierna beoordeelt de rechtbank de met algemene beroepsgronden betwiste weigering van de overige documenten.
37. Zij komt tot de conclusie dat verweerder op de documenten 2, 17, 18, 27, 32, 38, 39, 40, 51, 52, 56, 67, 70 en 71 de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob heeft mogen toepassen, omdat het gaat om documenten die zijn opgesteld voor intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Eventuele feitelijke informatie is nauw verweven met die persoonlijke beleidsopvattingen en daarom kan ook die informatie niet (gedeeltelijk) openbaar worden gemaakt.
38. Wat betreft de documenten 10, 15, 49 en 50 is de rechtbank tot slot van oordeel dat verweerder deze documenten of gedeelten daarvan heeft mogen weigeren onder toepassing van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, omdat deze documenten gegevens bevatten die de persoonlijke levenssfeer raken.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 7:12, eerste lid, van de Awb en artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarin heeft beslist op het bezwaar ten aanzien van de documenten 3, 4, 9, 12, 22, 47, 68, 69, 72, 75, 78 en 79.
Verweerder zal het bezwaar ten aanzien van de documenten 68, 72 en 75 moeten doorsturen aan de raad.
Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen over de documenten 3, 4, 9, 12, 22, 47 en 69.
De rechtbank bepaalt dat de rechtsgevolgen ten aanzien van de documenten 78 en 79 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand blijven.
De rechtbank past geen bestuurlijke lus toe, omdat dit volgens haar geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Een deel van het bezwaar zal overgenomen moeten worden door een geheel ander bestuursorgaan. Ook is relevant dat de beslissing die hij zal moeten nemen over de overige documenten onder de reikwijdte van de Woo valt en de rechtbank wil hierop niet vooruit lopen.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 26 augustus 2021 voor zover daarin is beslist over de documenten 3, 4, 9, 12, 22, 47, 68, 69, 72, 75, 78 en 79;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar over de documenten 3, 4,
7, 9, 12, 22, 47 en 69
met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat ten aanzien van de documenten 78 en 79 de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, het bezwaar voor zover het de documenten 68, 72 en 75 betreft door te sturen naar de raad van de gemeente Wijdemeren;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving geldig op 26 augustus 2021
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:29
[…]
5 Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
Artikel 8:72
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of Gedeeltelijk.
2 De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3 De bestuursrechter kan bepalen dat:
a.de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
[…]
4 De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
[…]
Artikel 8:79
[…]
2 Anderen dan partijen kunnen afschriften of uittreksels van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak verkrijgen. Met betrekking tot de kosten is het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.
[…]
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 10
[…]
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
[…]
b.de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
[…]
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
[…]
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
[…]
Artikel 11
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2 Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
[…]
Gemeentewet
Artikel 23
1. De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.
2 De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
3De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
4 Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.
5 De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 25
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
[…]
Artikel 82
[…]
5 De artikelen 19 en 21 tot en met 23 zijn van overeenkomstige toepassing op een vergadering van een raadscommissie, met dien verstande dat in artikel 19 voor «burgemeester» wordt gelezen «voorzitter van de raadscommissie» en in artikel 23, vijfde lid, voor «artikel 25» wordt gelezen «artikel 86».
Artikel 86
1. Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
[…]
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering
Artikel 29
[…]
2 Onverminderd de artikelen 231, eerste lid, en 290, derde lid, verstrekt de griffier aan een ieder die dat verlangt afschrift van vonnissen, arresten en beschikkingen, tenzij verstrekking naar het oordeel van de griffier ter bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. In het laatste geval kan de griffier volstaan met verstrekking van een geanonimiseerd afschrift of uittreksel van het vonnis, het arrest of de beschikking.
3 Onder vonnissen, arresten en beschikkingen zijn begrepen stukken die bij de uitspraak zijn gevoegd. Van andere tot een procesdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel aan derden verstrekt.
[…]
Kadasterwet
Artikel 99
1. Desgevraagd verleent de Dienst inzage van de openbare registers en geeft hij af of zendt toe voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels van de in die registers ingeschreven of geboekte stukken, en getuigschriften omtrent het al dan niet bestaan van inschrijvingen of voorlopige aantekeningen betreffende een registergoed of een persoon.
2 Indien met betrekking tot een registergoed in het register van voorlopige aantekeningen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, voorlopige aantekeningen zijn gesteld die nog niet zijn doorgehaald, wordt op de getuigschriften inzake dat registergoed melding gemaakt van die nog niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van uitspraken van 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2803, en 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2988, daarin wordt verwezen naar het toenmalige artikel 28 van Rv dat gelijk is aan het huidige artikel 29 Rv.
2.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2180.
3.Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1540.
4.Reglement van Orde Gemeenteraad Wijdemeren 2018
5.Zie de uitspraak van de ABRvS van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1676.
6.Zie de uitspraak van de ABRvS van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:175.
7.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:723.
8.Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 36 en 37.