ECLI:NL:RBMNE:2022:3696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
9176929 \ UC EXPL 21-3274
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van schadevergoeding vordering door Stichting en eiser sub 2 tegen Rabobank

In deze zaak vorderden de Stichting en eiser sub 2 schadevergoeding van de Coöperatieve Rabobank U.A. De vordering was gebaseerd op het verwijt dat Rabobank onrechtmatig had gehandeld door informatie te verstrekken aan de vereniging, wat zou hebben geleid tot juridische procedures tegen hen. De zaak werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 17 augustus 2022. De Stichting en eiser sub 2 waren niet verschenen op de mondelinge behandeling, terwijl de gemachtigde van Rabobank wel aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat Rabobank niet onrechtmatig had gehandeld. De vorderingen werden afgewezen, omdat de kantonrechter concludeerde dat Rabobank rechtmatig had gehandeld door de overboeking van € 16.000,- te verifiëren en de toegang tot de bancaire administratie te verstrekken aan de nieuwe bestuurders van de Stichting. De kantonrechter wees ook op het ontbreken van een causaal verband tussen het handelen van Rabobank en de gestelde schade. De Stichting en eiser sub 2 werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Rabobank op € 996,- werden vastgesteld, met een veroordeling tot betaling van wettelijke rente en nakosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9176929 \ UC EXPL 21-3274
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] .,

gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: de Stichting en [eiser sub 2] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
DE COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rabobank,
gemachtigde: mr. R. Jacobsz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 33,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6,
- de nadere akte tevens aanvullende eis met producties 34 tot en met 36 van de Stichting en [eiser sub 2] ,
- de mondelinge behandeling van 19 juli 2022.
1.2.
Namens Rabobank is de gemachtigde verschenen op de mondelingen behandeling. De Stichting en [eiser sub 2] zijn niet verschenen. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling telefonisch contact gehad met hun gemachtigde, de heer [gemachtigde] . Hij heeft de oproep van de rechtbank wel ontvangen, maar is per abuis uitgegaan van een andere zittingsdatum.
1.3.
De kantonrechter heeft hierna besloten dat de mondelinge behandeling kon worden gesloten en dat de uitspraak vandaag wordt gedaan.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser sub 2] heeft in 2009 de Stichting opgericht. De oprichting van de Stichting had onder meer als doel om het wielermateriaal onder te brengen van de vereniging [vereniging] (hierna: de vereniging) die toen al bestond. Ook ontving de Stichting gelden uit sponsorcontracten ten behoeve van de vereniging.
2.2.
De Stichting, [eiser sub 2] en de vereniging zijn sinds 2016 verwikkeld geraakt in juridische procedures. De volgende procedures zijn voor deze zaak relevant:
  • De procedure bij de rechtbank Rotterdam die heeft geleid tot de beschikking van 1 mei 2017 waarin [eiser sub 2] op verzoek van de vereniging als bestuurder van de Stichting is ontslagen (hierna: de ontslagprocedure).
  • Het hoger beroep tegen de hiervoor genoemde beschikking bij het gerechtshof Den Haag dat heeft geleid tot vernietiging van die beschikking bij beslissing van 3 april 2018 (hierna: het hoger beroep).
  • De procedure die [eiser sub 2] en de Stichting tegen de vereniging aanhangig hebben gemaakt bij de rechtbank Rotterdam (hierna: de tweede procedure). Zij hebben in die procedure revindicatie van het wielermateriaal gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering in het vonnis van 1 mei 2019 afgewezen.
2.3.
De Stichting en [eiser sub 2] verwijten Rabobank dat zij de vereniging op bepaalde momenten (financiële) informatie heeft verstrekt. Volgens de Stichting en [eiser sub 2] zou de vereniging de ontslagprocedure niet zijn gestart en haar eis in reconventie in de tweede procedure niet hebben ingesteld – zo begrijpt de kantonrechter – als Rabobank de betreffende informatie niet aan de vereniging zou hebben verstrekt. De Stichting en [eiser sub 2] vorderen daarom in deze procedure kort gezegd een schadevergoeding van Rabobank, bestaande uit de (proces)kosten in verband met de eerdergenoemde procedures en een verklaring voor recht dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld.
2.4.
Rabobank voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de Stichting en [eiser sub 2] . Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
Voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling is het volgende relevant. De Stichting en [eiser sub 2] hebben op 22 november 2021 (ontvangen door de kantonrechter op 23 november 2021) een akte ingediend die volgens hen inhoudt: een reactie op de conclusie van antwoord en een aanvullende eis. De kantonrechter staat voorafgaand aan de mondelinge behandeling en zonder dat daartoe een instructie is gegeven, een reactie op de conclusie van antwoord niet toe. De akte wordt daarom buiten beschouwing gelaten voor zover het de inhoudelijke reactie op de conclusie van antwoord betreft. De wijziging van eis en de toelichting daarop worden wel toegelaten. Rabobank heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar niet onderbouwd hoe zij in haar procesbelang is geschaad. De kantonrechter is van oordeel dat de wijziging niet in strijd is met de goede procesorde.
3.2.
Daarnaast kan vooraf worden opgemerkt dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is op de rechtsbetrekking tussen [eiser sub 2] en de Stichting en Rabobank. De vorderingen van de Stichting en [eiser sub 2] die zij op die wet hebben gebaseerd worden reeds daarom afgewezen.
3.3.
In de kern stellen de Stichting en [eiser sub 2] dat de volgende handelingen van Rabobank onrechtmatig jegens hen waren:
  • Op 12 januari 2016 zocht Rabobank telefonisch contact met de vereniging om een overboeking van € 16.000,- te verifiëren, waarbij is medegedeeld hoe hoog het saldo op de rekening toen was en
  • In mei 2017 heeft Rabobank de heren [A] en [B] (van de vereniging) toegang gegeven tot de (digitale) bancaire administratie van de Stichting, aldus de Stichting en [eiser sub 2] .
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Rabobank niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat leidt tot de conclusie dat de vorderingen van de Stichting en [eiser sub 2] niet toewijsbaar zijn. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Verificatie overboeking € 16.000,-
3.5.
Rabobank heeft op 16 januari 2016 een betalingsverzoek ontvangen voor een overboeking van € 16.000,- van rekening [rekeningnummer] naar de bankrekening van [onderneming] B.V. De bankrekening stond op naam van de vereniging. [eiser sub 2] was een lange tijd bestuurslid van de vereniging, maar op 16 januari 2016 was hij dat niet meer. Daarom heeft Rabobank na ontvangst van het betalingsverzoek contact gezocht met een actief bestuurslid van de vereniging om het te verifiëren. De kantonrechter ziet niet in waarom Rabobank daarmee onrechtmatig zou hebben gehandeld.
3.6.
De Stichting en [eiser sub 2] stellen daarnaast dat Rabobank het saldo van de bankrekening heeft doorgegeven. Rabobank heeft dat gemotiveerd betwist: bankmedewerkers verstrekken telefonisch geen saldi en het saldo dat de Stichting en [eiser sub 2] noemen, was niet het saldo van de bankrekening op het moment dat Rabobank informatie daarover zou hebben verstrekt.
3.7.
Daarnaast gaat de kantonrechter er niet van uit dat de rekening op naam van de stichting stond en daardoor alleen leden van het bestuur van die stichting bevoegd waren overboekingen te verifiëren. Hierboven is al genoemd dat de bankrekening op naam van de vereniging stond. De kantonrechter ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de bankrekening (alleen) ten gunste van de stichting werd gebruikt en daarom eigenlijk op naam van de stichting had moeten worden gesteld. Rabobank heeft onbetwist gesteld dat de rekening in 2003 is geopend en dat op dat moment de stichting nog niet bestond. De rekening heeft vanaf het begin op naam van de vereniging gestaan en [eiser sub 2] of de stichting heeft tot het geschil in 2016 nooit bezwaar gemaakt tegen die tenaamstelling. Zij hebben evenmin verzocht om een wijziging van de tenaamstelling.
Toegang tot administratie in mei 2017
3.8.
Bij beschikking van 1 mei 2017 heeft de rechtbank Rotterdam [eiser sub 2] als bestuurder van de stichting ontslagen en de heren [A] en [B] tot bestuurder benoemd. Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard en dat betekent dat partijen daaraan – ondanks het hoger beroep – waren gebonden en dat de Rabobank moest uitgaan van de wijziging in het bestuur van de stichting. Rabobank heeft dus niet onrechtmatig gehandeld door na 1 mei 2017 toegang tot de bancaire administratie aan de heren [A] en [B] te verstrekken. Rabobank was daarbij niet gehouden om te controleren of de beslissing ook was ingeschreven in het handelsregister: de inschrijving in het handelsregister is namelijk niet doorslaggevend voor de vraag wie er bevoegd is, dat is de beslissing van de rechtbank. De verwijten van de Stichting en [eiser sub 2] jegens Rabobank zijn op dit punt dus ongegrond.
Conclusie
3.9.
Rabobank mocht de overboeking van € 16.000,- verifiëren bij de bestuursleden van de vereniging en Rabobank heeft toen geen informatie over het saldo verstrekt. Ook was het op 1 mei 2017 toegestaan dat Rabobank de heren [A] en [B] toegang gaf tot de bancaire administratie van de stichting. Reeds hierom slaagt de vordering van de Stichting en [eiser sub 2] op grond van onrechtmatige daad niet. Daarbij merkt de kantonrechter op dat de Stichting en [eiser sub 2] er evenmin in zijn geslaagd om te onderbouwen dat er sprake is van een causaal verband tussen het handelen van Rabobank en de schade die de Stichting en [eiser sub 2] stellen te hebben geleden. De vorderingen van de Stichting en [eiser sub 2] worden afgewezen.
Proceskosten
3.10.
Omdat de Stichting en [eiser sub 2] ongelijk hebben gekregen, worden zij veroordeeld in de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 996,- bestaande uit het salaris gemachtigde (2 punten x € 498,-).
3.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van de Stichting en [eiser sub 2] af,
4.2.
veroordeelt de Stichting en [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot dit vonnis vastgesteld op € 996,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt de Stichting en [eiser sub 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op
17 augustus 2022.