ECLI:NL:RBMNE:2022:3698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
9636462 \ UC EXPL 22-500
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betaling voor schilderwerk en meerwerk door gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van een restantfactuur voor schilderwerk, inclusief meerwerk, dat op verzoek van [gedaagde] is uitgevoerd. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling op 8 augustus 2022.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiseres] heeft op 17 januari 2021 een offerte uitgebracht voor buitenschilderwerk aan de woning van [gedaagde], welke op 16 februari 2021 door [gedaagde] werd geaccepteerd. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden bleek dat extra werkzaamheden noodzakelijk waren, waarvoor [eiseres] op 17 juni 2021 een kostenoverzicht heeft gestuurd. Na de uitvoering van de werkzaamheden heeft [eiseres] een factuur gestuurd, waarvan een deel door [gedaagde] is betaald, maar het restant van € 3.722,70 bleef onbetaald.

[gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelde dat de kwaliteit van het schilderwerk niet voldeed en dat er geen sprake was van meerwerk. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn klachten en dat de extra werkzaamheden als meerwerk kwalificeren. De vordering van [eiseres] is toegewezen, met inbegrip van wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat hij in het ongelijk is gesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gedaagden om hun verweren goed te onderbouwen en dat klachten over de kwaliteit van geleverde diensten niet automatisch leiden tot een betalingsverplichting.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9636462 \ UC EXPL 22-500
Vonnis van 7 september 2022
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.A. van Huussen,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 15,
  • de conclusie van antwoord met producties R1 tot en met R5, R7 tot en met R13 en R19 tot en met R21,
  • de spreekaantekeningen van [eiseres] ,
  • de mondelinge behandeling van 8 augustus 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Op 17 januari 2021 bracht [eiseres] op verzoek van [gedaagde] een offerte uit voor het buitenschilderwerk aan zijn woning. De uit te voeren werkzaamheden zijn daarin aangeboden voor de prijs van € 3.837,48 inclusief btw. Op 16 februari 2021 liet [gedaagde] weten dat hij akkoord gaat met de offerte. In april 2021 begon [eiseres] met de werkzaamheden.
2.2.
Tijdens de werkzaamheden bleek de toestand van het houtwerk op sommige plekken van dien aard dat volgens [eiseres] extra werkzaamheden nodig of wenselijk waren. [eiseres] heeft vervolgens op 17 juni 2021 een overzicht van de kosten van de extra werkzaamheden aan [gedaagde] toegestuurd. [eiseres] heeft de extra werkzaamheden medio juli 2021 uitgevoerd.
2.3.
[eiseres] stuurde op 20 juli 2021 een factuur voor haar werkzaamheden aan [gedaagde] . De factuur bestaat (samengevat) uit de volgende posten:
Hoofdsom conform afspraak € 3.520,63
Meerwerk conform afspraak (exclusief dakkapel) € 1.739,26
Meerwerk dakkapel (arbeid en materiaal) € 493,50
Btw
€ 504,14
Totaal € 6.105,67
2.4.
[gedaagde] heeft na diverse sommaties op 7 oktober 2021 een deel van de factuur ter hoogte van € 2.382,97 betaald. Het restant wil [gedaagde] niet betalen.
2.5.
[eiseres] vordert in deze procedure betaling van het restant van de factuur (€ 3.722,70) en van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 680,28), de proceskosten en de nakosten. Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het BW.
2.6.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt – kort gezegd – dat de kwaliteit van het schilderwerk niet deugt, omdat [eiseres] niet de juiste kleur heeft gebruikt en de verf onkundig heeft aangebracht. [gedaagde] stelt daarnaast dat er geen sprake is van aanvullend of meerwerk. In zijn conclusie van antwoord nam [gedaagde] een vijftal tegeneisen op. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij toegelicht dat dit geen tegenvorderingen zijn, maar inhoudelijke en procedurele stellingen en verweren.

3.De beoordeling

3.1.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Er is geen sprake van tekortkomingen
3.2.
De klachten van [gedaagde] over de kwaliteit van het schilderwerk leiden niet tot verval van zijn betalingsverplichting.
3.3.
In de eerste plaats omdat [gedaagde] niet althans onvoldoende heeft onderbouwd dat het schilderwerk onkundig is aangebracht. [gedaagde] heeft namelijk slechts gesteld dat de fabrikant van de verf (PPG coating) tegen hem heeft gezegd dat de verf onkundig is aangebracht. [eiseres] heeft dat – op basis van de navraag die zij bij PPG coating deed – betwist. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de verf kundig is aangebracht.
3.4.
In de tweede plaats omdat [eiseres] de overeengekomen kleur verf (RAL9001) heeft gebruikt en zij dus op dat punt niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] wilde weliswaar dezelfde kleur verf als zijn buren maar hij heeft het kleurnummer RAL900 zelf bij [eiseres] opgegeven, welk nummer
in de door [gedaagde] geaccordeerde offerte heeft opgenomen. Dat de kleur van het schilderwerk van de buren volgens [gedaagde] (achteraf) een andere blijkt te zijn, komt en blijft daarom voor zijn risico.
[gedaagde] moet het aanvullend en meerwerk betalen
3.5.
De kantonrechter is van oordeel i) dat [eiseres] voldoende gemotiveerd en onderbouwd heeft gesteld en [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd en/of onderbouwd heeft betwist, dat sprake is van aanvullend en meerwerk en ii) dat [gedaagde] de kosten daarvan aan [eiseres] moet betalen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
3.6.
[eiseres] heeft voldoende gemotiveerd en onderbouwd gesteld en [gedaagde] heeft niet voldoende weersproken, dat [gedaagde] op 28 april 2021 akkoord is gegaan met het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden (waaronder het extra overgronden van de groene delen van de erker zoals genoemd in een whatsappbericht van 28 april 2021 [1] ) tegen een
meerprijsvan € 600,00 exclusief btw (= € 654,00 inclusief btw).
3.7.
[eiseres] heeft toegelicht dat tijdens de opname ten behoeve van de offerte niet het gehele houtwerk kan worden gecontroleerd en dat daardoor de kosten van de reparaties vooraf niet sluitend kunnen worden begroot. Onder de offerte vallen om die reden alleen reparaties van plekken (van bijvoorbeeld houtrot) tot 1 centimeter. [2] [gedaagde] mocht er daarom niet van uitgaan dat de reparaties van grotere plekken onder de offerte vielen. Hij heeft bovendien niet gesteld onder welke post van de offerte de grotere reparaties vallen. De reparaties van grotere plekken in het
houtwerk,
dat op grond van de offerte geschuurd en geverfd moest worden, kwalificeren dan ook meerwerk als bedoeld in artikel in artikel 7:775 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.8.
Daarnaast is er meer verf- en schuurwerk verricht dan verwacht. [eiseres] heeft toegelicht dat het de kwaliteit en de levensduur van het schilderwerk ten goede komt als oude verflagen die niet goed gehecht zijn, wat in dit geval aan de orde was en tijdens het uitvoeren van het werk bleek, worden verwijderd. Dit extra verf- en schuurwerk was niet noodzakelijk, maar wel wenselijk. In juni 2021 hebben [eiseres] en [gedaagde] dat met elkaar besproken. Onder deze omstandigheden mocht [gedaagde] er niet van uitgaan dat het extra verf- en schuurwerk onder de offerte viel. Ook op dit punt geldt dat [gedaagde] niet heeft gesteld onder welke post van de offerte deze werkzaamheden vallen. Het extra verf- en schuurwerk van het
houtwerk,
dat op grond van de offerte geschuurd en geverfd moest worden, kwalificeert dan ook meerwerk als bedoeld in artikel in artikel 7:775 van het BW.
3.9.
De werkzaamheden aan de rechter dakkapel aan de achterzijde van de woning en de dakkapel aan de voorzijde van de woning zijn opgenomen in de offerte. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] gesteld en heeft [gedaagde] niet meer weersproken, dat [eiseres] de werkzaamheden aan de linker dakkapel aan de achterzijde van de woning van [gedaagde] niet had opgenomen in de offerte. Deze linker dakkapel aan de achterzijde deelt [gedaagde] met zijn buren. [gedaagde] heeft later, na accordering van de offerte pas aangegeven dat hij zijn deel van die dakkapel alsnog geschilderd wil hebben. Daarmee heeft hij een aanvullende opdracht aan [eiseres] gegeven. De werkzaamheden aan de linker dakkapel aan de achterzijde van de woning vallen dus niet onder de offerte en kwalificeren als aanvullend werk.
3.10.
[eiseres] heeft op 10 juni 2021 aan [gedaagde] via Whatsapp een overzicht van het nodige meerwerk verstuurd. [gedaagde] heeft toen om een kostenoverzicht en een planning gevraagd. Op 17 juni 2021 heeft [A] van [eiseres] een overzicht opgestuurd van de werkzaamheden, uren en het materiaal en de bijbehorende kosten. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de werkzaamheden die zijn genoemd in dat overzicht, zijn verricht. In het overzicht van de uren en het materiaal is nog geen rekening gehouden met de
werkzaamheden aan de linker dakkapel aan de achterzijdevan de woning, maar deze aanvullende werkzaamheden staan wel al in deze mail genoemd.
3.11.
[gedaagde] heeft geen bezwaar geuit tegen het overzicht van 17 juni 2021 en daaruit mocht [eiseres] afleiden dat [gedaagde] met het opgegeven meerwerk en de kosten daarvan instemde. De in rekening gebrachte kosten voor het meerwerk (dus exclusief de aanvullende werkzaamheden aan het linker dakkapel aan de achterzijde,) komen overeen met opgave van 17 juni 2021.
De kosten voor het aanvullend werk aan de linker dakkapel waren nog niet gespecificeerd, maar het aantal uren arbeid is geschat op 1,5 dag. [eiseres] heeft in de factuur voor die post 8 uur arbeid gerekend en € 117,50 voor het materiaal. [gedaagde] heeft niet gesteld dat deze kosten onredelijk zijn.
Conclusie
3.12.
[gedaagde] is betaling van het aanvullend en meerwerk verschuldigd en kan worden gehouden aan zijn betalingsverplichting. Daarom wordt de vordering van [eiseres] ter hoogte van € 3.722,70 (= € 6.105,67 - € 2.382,97) toegewezen. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, is hij ook de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het BW over dit bedrag verschuldigd, met ingang van de datum van de dagvaarding (13 januari 2022, zoals gevorderd) tot de voldoening.
3.13.
[eiseres] vordert ook een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft op 6 september 2021 aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, omdat het toepasselijke wettelijke tarief niet is vermeld. Alleen de mededeling dat aanspraak zal worden gemaakt op de buitengerechtelijke incassokosten is onvoldoende duidelijk voor een consument. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
3.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat hij zijn eigen (proces)kosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] aan haar moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals in de beslissing vermeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van
als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
104,13
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
498,00
(2 punten × € 249,00)
totaal
1.089,13
3.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten en de wettelijke rente daarover worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.16.
[eiseres] heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is [gedaagde] niet opgekomen. Op grond van het bepaalde in artikel 233, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt die vordering toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.722,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 13 januari 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.089,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 124,00 aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en
  • te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022.

Voetnoten

1.Zie productie R5 van [gedaagde] .
2.Zie in dit verband de tweede pagina van de offerte, zijnde productie 1 van [eiseres] .