Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] , te [woonplaats 2] .
Procesverloop
Overwegingen
die afzonderlijk in de huurmarkt worden gezet. Dat niet in de tekst, maar in de toelichting van de Huisvestingsverordening de wettelijke eis wordt aangescherpt betekent niet automatisch dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet en dat deze om die reden bijvoorbeeld onverbindend verklaard zou moeten worden. Verweerder heeft toegelicht waarom de toevoeging is opgenomen en wat de achterliggende gedachte hiervan is, namelijk het bewaken van de samenstelling van de woningvoorraad. Deze wijzigt alleen als er sprake is van daadwerkelijk gebruik danwel verhuur van de woonruimte(n). Verweerder heeft ook toegelicht dat er voor is gekozen om alleen bij daadwerkelijke verhuur ‘woningvorming’ aan te nemen en op te treden als hiervoor niet de vereiste vergunningen zijn verleend. Deze uitleg van het begrip ‘woningvorming’ is ook vastgelegd in artikel 1.1 van de Huisvestingsverordening. De rechtbank kan deze redenering van verweerder volgen en acht deze niet onjuist of strijdig met (de gedachte van) de Huisvestingswet.