ECLI:NL:RBMNE:2022:374

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 4601 en UTR - 21 _ 5139
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens niet meewerken aan Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Het primaire besluit, genomen op 17 november 2021, verklaarde het rijbewijs van eiser ongeldig vanaf 24 november 2021, omdat eiser niet de vereiste medewerking had verleend aan de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bestreden besluit van 30 november 2021 verklaarde het bezwaar ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij te laat was bij de tweede cursusdag van de EMG door omstandigheden buiten zijn schuld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder het rijbewijs terecht ongeldig had verklaard. Eiser was op 8 november 2021 te laat op de cursus verschenen, en verweerder had hem eerder gewaarschuwd over de noodzaak om op tijd te zijn.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging, aangezien de wet- en regelgeving dwingend was. De gevolgen van de ongeldigverklaring waren niet onevenredig, omdat eiser de EMG-cursus alsnog kon volgen en een nieuw rijbewijs kon aanvragen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/4601 en 21/5139
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 februari 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. P. van Leerdam).

Procesverloop

In het besluit van 17 november 2021 (primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf 24 november 2021.
In het besluit van 30 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek en het beroep op 19 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het verzoek om een voorlopige voorziening
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Gelet op wat eiser heeft aangevoerd, acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig. Eiser heeft toegelicht dat hij zijn rijbewijs hard nodig heeft voor zijn werk, in het bijzonder voor het doen van inkopen bij leveranciers en bezorging bij klanten.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft bij het primaire besluit het rijbewijs van eiser vanaf 24 november 2021 ongeldig verklaard, omdat eiser niet de vereiste medewerking heeft verleend aan de aan hem opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd.
Het standpunt van eiser
5. Eiser voert aan dat verweerder zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig heeft verklaard. Volgens eiser heeft verweerder zich niet op het standpunt mogen stellen dat hij niet de vereiste medewerking heeft verleend voor het onderzoek. Eiser stelt dat hij er niets aan kan doen dat hij te laat bij de tweede cursusdag is verschenen. Zijn straat was afgesloten omdat een busje aan het laden en lossen was. Eiser is toen terug gegaan naar huis en heeft de sleutels van een andere auto gepakt. Eiser kwam vervolgens om 09:00 uur aan bij de cursuslocatie, maar omdat hij niet direct een parkeerplek kon vinden en bij de ingang van de locatie werd opgehouden kwam hij tien minuten later bij de cursus aan. Hij heeft dit verteld aan de trainer, maar die besloot dat hij de cursus niet meer mocht volgen. Eiser is nog steeds bereid om de cursus te volgen en heeft dit ook kenbaar gemaakt. Eiser moest nog twee cursusdagen volgen. Volgens eiser is het besluit van verweerder onevenredig gelet op de gevolgen van het besluit. Eiser zal opnieuw de kosten van de EMG moeten betalen en opnieuw een rijbewijs moeten aanvragen, waar ook kosten aan verbonden zijn.
Beoordeling van de beroepsgronden
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig heeft mogen verklaren, omdat eiser niet de vereiste medewerking heeft verleend aan de EMG. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser op 8 november 2021 te laat is verschenen op de tweede cursusdag van de EMG. Eiser heeft aangegeven dat hij in zijn straat werd opgehouden en dat hij daardoor niet op tijd op de cursus is verschenen. Verweerder heeft dit niet als geldige reden voor verhindering hoeven aan te merken. Verweerder heeft eiser bij de brief van 2 juli 2021 expliciet gewaarschuwd dat hij een kwartier voor het begin van de cursus aanwezig moet zijn, dat parkeren ter plaatse lastig kan zijn vanwege de grote drukte bij de locatie en dat als de cursus al begonnen is, eiser de cursus niet meer kan volgen. Verder heeft verweerder eiser gewaarschuwd dat als hij niet meewerkt aan de cursus het rijbewijs ongeldig wordt verklaard en dat hij er dus voor moet zorgen dat hij alle dagen komt en er op tijd is. Op de zitting heeft eiser erkend dat hij te laat van huis is vertrokken. Gelet hierop komt het voor eiser zijn eigen risico en rekening dat hij niet tijdig op de cursusdag is verschenen en dat hij daardoor niet meer aan de cursus mocht deelnemen.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningen-rechter terecht geconcludeerd dat eiser niet de vereiste medewerking aan de EMG heeft verleend. Gelet op het dwingende karakter van de regelgeving bestaat er geen ruimte voor een afzonderlijke belangenafweging. De wet- en regelgever heeft deze belangenafweging al gemaakt. Verweerder was daarom gehouden om tot ongeldigverklaring van het rijbewijs over te gaan. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter nog dat de gevolgen van het besluit in dit geval niet zo onevenredig zijn dat op basis daarvan tot een andere conclusie moet worden gekomen. Eiser kan de EMG-cursus alsnog volgen, als hij zich daarvoor aanmeldt bij verweerder. Indien hij deze cursus met goed gevolg afrondt kan hij vervolgens een nieuw rijbewijs aanvragen. Dat hieraan extra kosten zijn verbonden maakt niet dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs vanwege het niet meewerken aan de EMG onevenredig is.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.