De beoordeling door de rechtbank
8. Eiser stelt dat hij een omgevingsvergunning heeft gevraagd voor het gebruik van de
gronden met de bestemming ‘Bos-Bostuin’ voor vier bestaande recreatiewoningen en dat hij daarnaast een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor vier extra recreatiewoningen, dus 35 in totaal, op het deel van het recreatieterrein met de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie – Jachthuis’. De twee aanvragen staan dus los van elkaar. Volgens eiser richt zijn beroep zich tegen de afwijzing van deze aanvragen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvragen omgevingsvergunning betrekking hebben op dezelfde vier recreatiewoningen.
9. De rechtbank volgt de door eiser voorgestane uitleg van de aanvragen
omgevingsvergunning niet. De aanvragen, geregistreerd onder [registratienummer 1] en [registratienummer 2] , zijn namens eiser ingediend door Rho en zijn beide voorzien van een eigen door Rho opgestelde ruimtelijke onderbouwing. Uit de gedingstukken blijkt dat de strekking van de aanvragen bij verweerder niet helemaal duidelijk was en dat verweerder daarover navraag heeft gedaan bij Rho. In een email van 21 mei 2021 heeft verweerder aan Rho – voor zover hier van belang - gevraagd welke vier woningen exact bedoeld worden in de aanvraag omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen. Rho heeft op 27 mei 2021 als volgt gereageerd:
“Er zijn drie ruimtelijke onderbouwingen aangeboden:
Vier recreatiewoningen toestaan in de bestemming ‘Bos-bostuin’
Vier extra recreatiewoningen toestaan
Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten toestaan
In de ruimtelijke onderbouwing 1. zijn specifiek vier woningen aangewezen die (deels) in de bestemming ‘Bos-bostuin’ vallen. Deze vier recreatiewoningen komen bovenop het maximaal toegestane aantal. Daarmee kunnen dezelfde vier recreatiewoningen worden aangemerkt voor de ruimtelijke onderbouwing 2.”
De rechtbank concludeert hieruit dat de vier recreatiewoningen in aanvraag [registratienummer 1] dezelfde vier zijn als in aanvraag [registratienummer 2] . Dit blijkt ook uit de door Rho bijgevoegde kaart waarop de vier recreatiewoningen zijn opgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op dit antwoord van Rho mogen afgaan en heeft verweerder de aanvragen [registratienummer 1] en [registratienummer 2] dan ook terecht aangemerkt als betrekking hebbend op dezelfde vier recreatiewoningen. De rechtbank zal het bestreden besluit en het beroep tegen die achtergrond beoordelen.
De weigering van de omgevingsvergunning(en)
10. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of verweerder terecht een tijdelijke
omgevingsvergunning heeft geweigerd voor het legaliseren van vier (extra) recreatiewoningen op het recreatieterrein binnen de bestemming ‘Bos-Bostuin’.
11. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank stelt vast, dat op grond van het
geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied binnen de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie – Jachthuis’ maximaal 31 recreatiewoningen zijn toegestaan en dat de bestaande vier recreatiewoningen in strijd zijn met de bestemming Bos-Bostuin.
12. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Uit artikel 2.12, eerste lid, onder a en 2° van de Wabo volgt dat in dergelijke gevallen de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en sprake is van (een van) de kruimelgevallen genoemd in artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. In deze zaak is het in artikel 4, elfde lid van bijlage II genoemde kruimelgeval van belang. Daarin is geregeld dat voor verlening van een omgevingsvergunning in aanmerking komt ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
13. De toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2, van de Wabo
is een zogenoemde discretionaire (dat wil zeggen een vrije) bevoegdheid van verweerder. De rechtbank moet het al dan niet gebruiken van deze bevoegdheid terughoudend toetsen. Dat betekent dat de rechtbank beoordeelt of verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid geweigerd heeft van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
14. Eiser heeft bij zijn aanvragen ruimtelijke onderbouwingen overgelegd. In de primaire
besluiten heeft verweerder de strijd met een goede ruimtelijke ordening als volgt gemotiveerd:
“De recreatiehuisjes die buiten de recreatieve bestemming aanwezig zijn liggen in de groenstrook met de bestemming Bos-Bostuin. Deze groenstrook is juist als overgangszone aangelegd om zoveel mogelijk hinder van het park op de omliggende gronden en woningen aan de [straat] te voorkomen. Deze hinder betreft een onevenredige impact op de privacy, beleving en gebruik van de aangrenzende gronden.
Legalisatie van het voorliggende bouwwerken zal dan ook een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren. Het planvoornemen heeft dan ook te veel nadelige gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit. Wij concluderen dat het afwijken van het vigerende bestemmingsplan voor dit project op te veel ruimtelijke en beleidsmatige belemmeringen stuit.
De groenstrook dient dan ook intact te blijven. Eerder zijn illegale activiteiten in deze groenstrook (zoals bijvoorbeeld een jeux de boules baan) eveneens altijd aangepakt. Gezien de waarde van deze gronden met de bestemming Bos-Bostuin vinden wij illegaal gebouwde recreatiehuisjes om stedenbouwkundige en landschappelijke redenen niet acceptabel en is er sprake van een onevenredige ruimtelijke impact.”
15. De rechtbank kan de motivering van verweerder waarom de aangevraagde
omgevingsvergunningen in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening volgen.
16. In de primaire besluiten heeft verweerder gewezen op het bestemmingsplan als
belangrijkste toetsingskader in de ruimtelijke ordening, dat de stedenbouwkundige, ruimtelijke of volkshuisvestelijke belangen beschermt. De belangen van eiser bij het realiseren van zijn bouwplannen wegen niet op tegen de belangen die het bestemmingsplan beoogt te beschermen. Verder noemt verweerder als belang het voorkomen van precedentwerking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hiermee een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden.
Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
17. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en
evenredigheidsbeginsel, het beginsel van fair play, het verbod van detournement de pouvoir en het verbod van vooringenomenheid.
18. De rechtbank ziet bij de beoordeling van deze zaak geen aanknopingspunten voor de
conclusie dat de genoemde beginselen zijn geschonden.