ECLI:NL:RBMNE:2022:3774

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1218
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor recreatiehuisjes in Soest vanwege strijd met bestemmingsplan en ruimtelijke ordening

Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, eigenaar van een verblijfsrecreatieterrein in Soest, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. De zaak betreft de weigering van twee omgevingsvergunningen door de gemeente voor de tijdelijke uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op het terrein. Eiser had in maart 2021 drie aanvragen ingediend, waarvan er twee werden geweigerd op 24 juni 2021. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 11 januari 2022, waartegen hij beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft op 11 augustus 2022 de zaak behandeld. Eiser stelde dat zijn aanvragen los van elkaar stonden en dat de gemeente ten onrechte de vergunningen had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de aanvragen inderdaad betrekking hadden op dezelfde vier recreatiewoningen en dat de gemeente terecht had geweigerd omgevingsvergunningen te verlenen. De rechtbank concludeerde dat de recreatiehuisjes in strijd waren met het bestemmingsplan en dat de belangen van eiser niet opwogen tegen de bescherming van de ruimtelijke ordening.

De rechtbank heeft de motivering van de gemeente gevolgd, die stelde dat de recreatiehuisjes in een groenstrook lagen die bedoeld was om hinder van het recreatiepark te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de legalisatie van de recreatiewoningen een onevenredige impact zou hebben op de privacy en het woon- en leefklimaat van omwonenden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Gideonse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, verweerder

(gemachtigde: mr. B.W.B.M. van den Bosch).

Inleiding

1. Eiser is sinds 2015 eigenaar van het verblijfsrecreatieterrein gelegen aan
de [adres] in [vestigingsplaats] (het recreatieterrein). [recreatieterrein] B.V
was exploitant van het recreatieterrein maar is op 22 december 2020 failliet gegaan.
2. Tussen partijen hebben al meerdere procedures gespeeld over de
(gebruiks)mogelijkheden van het recreatieterrein. Deze procedure heeft betrekking op twee geweigerde omgevingsvergunningen.
3. Op 30 maart 2021 heeft eiser drie afzonderlijke aanvragen om een omgevingsvergunning
ingediend. Eén aanvraag, bij verweerder geregistreerd onder [registratienummer 1] , ziet op de tijdelijke uitbreiding van het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen op het recreatieterrein. De tweede aanvraag, bij verweerder geregistreerd onder [registratienummer 2] , ziet op het tijdelijk toestaan van het gebruik van de gronden met bestemming Bos-Bostuin voor vier (bestaande) bouwwerken (recreatiewoningen). De derde aanvraag heeft betrekking op de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in de recreatieverblijven. Deze laatste aanvraag en het daarop genomen besluit maken geen deel uit van deze procedure.
4. Bij besluit van 24 juni 2021 heeft verweerder eiser een omgevingsvergunning
geweigerd voor de tijdelijke uitbreiding voor de duur van een jaar met vier recreatiewoningen van het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen op het recreatieterrein. Bij ditzelfde besluit heeft verweerder eiser een omgevingsvergunning geweigerd voor het tijdelijk gebruik van de gronden met bestemming Bos-Bostuin voor vier bestaande recreatiewoningen.
5. Bij besluit van 11 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiser tegen de beide besluiten van 24 juni 2021 ongegrond verklaard.
6. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2022. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
8. Eiser stelt dat hij een omgevingsvergunning heeft gevraagd voor het gebruik van de
gronden met de bestemming ‘Bos-Bostuin’ voor vier bestaande recreatiewoningen en dat hij daarnaast een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor vier extra recreatiewoningen, dus 35 in totaal, op het deel van het recreatieterrein met de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie – Jachthuis’. De twee aanvragen staan dus los van elkaar. Volgens eiser richt zijn beroep zich tegen de afwijzing van deze aanvragen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvragen omgevingsvergunning betrekking hebben op dezelfde vier recreatiewoningen.
9. De rechtbank volgt de door eiser voorgestane uitleg van de aanvragen
omgevingsvergunning niet. De aanvragen, geregistreerd onder [registratienummer 1] en [registratienummer 2] , zijn namens eiser ingediend door Rho en zijn beide voorzien van een eigen door Rho opgestelde ruimtelijke onderbouwing. Uit de gedingstukken blijkt dat de strekking van de aanvragen bij verweerder niet helemaal duidelijk was en dat verweerder daarover navraag heeft gedaan bij Rho. In een email van 21 mei 2021 heeft verweerder aan Rho – voor zover hier van belang - gevraagd welke vier woningen exact bedoeld worden in de aanvraag omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het maximaal toegestane aantal recreatiewoningen. Rho heeft op 27 mei 2021 als volgt gereageerd:
“Er zijn drie ruimtelijke onderbouwingen aangeboden:
Vier recreatiewoningen toestaan in de bestemming ‘Bos-bostuin’
Vier extra recreatiewoningen toestaan
Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten toestaan
In de ruimtelijke onderbouwing 1. zijn specifiek vier woningen aangewezen die (deels) in de bestemming ‘Bos-bostuin’ vallen. Deze vier recreatiewoningen komen bovenop het maximaal toegestane aantal. Daarmee kunnen dezelfde vier recreatiewoningen worden aangemerkt voor de ruimtelijke onderbouwing 2.”
De rechtbank concludeert hieruit dat de vier recreatiewoningen in aanvraag [registratienummer 1] dezelfde vier zijn als in aanvraag [registratienummer 2] . Dit blijkt ook uit de door Rho bijgevoegde kaart waarop de vier recreatiewoningen zijn opgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op dit antwoord van Rho mogen afgaan en heeft verweerder de aanvragen [registratienummer 1] en [registratienummer 2] dan ook terecht aangemerkt als betrekking hebbend op dezelfde vier recreatiewoningen. De rechtbank zal het bestreden besluit en het beroep tegen die achtergrond beoordelen.
De weigering van de omgevingsvergunning(en)
10. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of verweerder terecht een tijdelijke
omgevingsvergunning heeft geweigerd voor het legaliseren van vier (extra) recreatiewoningen op het recreatieterrein binnen de bestemming ‘Bos-Bostuin’.
11. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank stelt vast, dat op grond van het
geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied binnen de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie – Jachthuis’ maximaal 31 recreatiewoningen zijn toegestaan en dat de bestaande vier recreatiewoningen in strijd zijn met de bestemming Bos-Bostuin.
12. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Uit artikel 2.12, eerste lid, onder a en 2° van de Wabo volgt dat in dergelijke gevallen de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en sprake is van (een van) de kruimelgevallen genoemd in artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. In deze zaak is het in artikel 4, elfde lid van bijlage II genoemde kruimelgeval van belang. Daarin is geregeld dat voor verlening van een omgevingsvergunning in aanmerking komt ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
13. De toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2, van de Wabo
is een zogenoemde discretionaire (dat wil zeggen een vrije) bevoegdheid van verweerder. De rechtbank moet het al dan niet gebruiken van deze bevoegdheid terughoudend toetsen. Dat betekent dat de rechtbank beoordeelt of verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid geweigerd heeft van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
14. Eiser heeft bij zijn aanvragen ruimtelijke onderbouwingen overgelegd. In de primaire
besluiten heeft verweerder de strijd met een goede ruimtelijke ordening als volgt gemotiveerd:
“De recreatiehuisjes die buiten de recreatieve bestemming aanwezig zijn liggen in de groenstrook met de bestemming Bos-Bostuin. Deze groenstrook is juist als overgangszone aangelegd om zoveel mogelijk hinder van het park op de omliggende gronden en woningen aan de [straat] te voorkomen. Deze hinder betreft een onevenredige impact op de privacy, beleving en gebruik van de aangrenzende gronden.
Legalisatie van het voorliggende bouwwerken zal dan ook een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren. Het planvoornemen heeft dan ook te veel nadelige gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit. Wij concluderen dat het afwijken van het vigerende bestemmingsplan voor dit project op te veel ruimtelijke en beleidsmatige belemmeringen stuit.
De groenstrook dient dan ook intact te blijven. Eerder zijn illegale activiteiten in deze groenstrook (zoals bijvoorbeeld een jeux de boules baan) eveneens altijd aangepakt. Gezien de waarde van deze gronden met de bestemming Bos-Bostuin vinden wij illegaal gebouwde recreatiehuisjes om stedenbouwkundige en landschappelijke redenen niet acceptabel en is er sprake van een onevenredige ruimtelijke impact.”
15. De rechtbank kan de motivering van verweerder waarom de aangevraagde
omgevingsvergunningen in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening volgen.
Belangenafweging
16. In de primaire besluiten heeft verweerder gewezen op het bestemmingsplan als
belangrijkste toetsingskader in de ruimtelijke ordening, dat de stedenbouwkundige, ruimtelijke of volkshuisvestelijke belangen beschermt. De belangen van eiser bij het realiseren van zijn bouwplannen wegen niet op tegen de belangen die het bestemmingsplan beoogt te beschermen. Verder noemt verweerder als belang het voorkomen van precedentwerking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hiermee een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden.
Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
17. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en
evenredigheidsbeginsel, het beginsel van fair play, het verbod van detournement de pouvoir en het verbod van vooringenomenheid.
18. De rechtbank ziet bij de beoordeling van deze zaak geen aanknopingspunten voor de
conclusie dat de genoemde beginselen zijn geschonden.

Conclusie

19. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
20. Omdat het beroep ongegrond is komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de
beroepsgrond van eiser dat het rechtzekerheidsbeginsel is geschonden, omdat verweerder twee gelijkluidende primaire beslissingen heeft genomen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.