ECLI:NL:RBMNE:2022:3796
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de oplegging van een medisch onderzoek naar rijgeschiktheid na meldingen van geestelijke ongeschiktheid
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het besluit van de algemene directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om eiser een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid op te leggen. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een melding van de politie-eenheid Midden-Nederland, die op 16 augustus 2021 het vermoeden heeft geuit dat eiser niet langer geestelijk geschikt is om een voertuig te besturen. Dit vermoeden is gebaseerd op meerdere overlastmeldingen en een e-mail van eiser aan de politie. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit van 22 oktober 2021, waarin het medisch onderzoek werd opgelegd, door eiser is bestreden. Het bestreden besluit van 31 januari 2022, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, leidt tot het beroep dat eiser heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 september 2022 is eiser verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de mutatierapporten geen concrete aanwijzingen bevatten die het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de kosten van het medisch onderzoek en de proceskosten aan eiser worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid niet enkel kan worden gebaseerd op overlastmeldingen zonder concrete aanwijzingen die de rijgeschiktheid in twijfel trekken.
De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. Eiser is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.