ECLI:NL:RBMNE:2022:3796

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1398
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de oplegging van een medisch onderzoek naar rijgeschiktheid na meldingen van geestelijke ongeschiktheid

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het besluit van de algemene directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om eiser een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid op te leggen. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een melding van de politie-eenheid Midden-Nederland, die op 16 augustus 2021 het vermoeden heeft geuit dat eiser niet langer geestelijk geschikt is om een voertuig te besturen. Dit vermoeden is gebaseerd op meerdere overlastmeldingen en een e-mail van eiser aan de politie. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit van 22 oktober 2021, waarin het medisch onderzoek werd opgelegd, door eiser is bestreden. Het bestreden besluit van 31 januari 2022, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, leidt tot het beroep dat eiser heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 september 2022 is eiser verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de mutatierapporten geen concrete aanwijzingen bevatten die het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de kosten van het medisch onderzoek en de proceskosten aan eiser worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat het vermoeden van geestelijke ongeschiktheid niet enkel kan worden gebaseerd op overlastmeldingen zonder concrete aanwijzingen die de rijgeschiktheid in twijfel trekken.

De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. Eiser is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1398
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de algemene directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder,
(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het gehandhaafde besluit van verweerder waarin aan eiser een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid is opgelegd.
Op 16 augustus 2021 heeft de politie-eenheid Midden-Nederland een mededeling gedaan bij verweerder van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van een voertuig. Dit vermoeden is gebaseerd op meerdere overlastmeldingen die bij de politie over eiser zijn gedaan en een e-mail die eiser zelf naar de politie heeft gestuurd. De politie verwijst in dat verband naar mutatierapporten hiervan in de periode 28 juli 2021 tot en met 16 augustus 2021.
Naar aanleiding van de mededeling heeft verweerder bij besluit van 22 oktober 2021 (het primaire besluit) besloten dat eiser een medisch onderzoek moet laten doen naar zijn rijgeschiktheid. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij besluit van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen dit laatste besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het onderzoek heeft op 20 september op zitting plaatsgevonden. Eiser is verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek tot vergoeding van de door eiser gemaakte kosten van het medisch onderzoek en de opleggingskosten toe;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten van € 10,- bestaande uit de door hem gemaakte reiskosten;
- draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep. Hoewel het medisch onderzoek inmiddels heeft plaatsgevonden en verweerder op 17 maart 2022 heeft vastgesteld dat eiser geschikt is om te rijden, heeft eiser nog altijd procesbelang vanwege de kosten van het medisch onderzoek en de opleggingskosten die hij heeft betaald en die hij vergoed wilt zien. Ook heeft hij belang bij een beoordeling in verband met toekomstige geschillen met verweerder hierover, aangezien verweerder op 6 juli 2022 heeft besloten dat eiser opnieuw moet meewerken aan een onderzoek naar zijn geestelijke geschiktheid.
3. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of verweerder op basis van de mededeling van de politie en de daaraan ten grondslag liggende mutatierapporten een medisch onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser heeft mogen opleggen. De rechtbank vindt van niet.
4. Voor het opleggen van het medisch onderzoek is vereist dat er sprake is van een vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de geestelijke geschiktheid om een voertuig te besturen. Verweerder stelt terecht dat het gaat om een vermoeden daarvan, dus de rijongeschiktheid hoeft niet vast te staan. Het onderzoek geeft daar een definitief oordeel over. Dit vermoeden moet wel gebaseerd zijn op feiten en omstandigheden die het vermoeden van geestelijke rijongeschiktheid rechtvaardigt. De feiten en omstandigheden kan verweerder baseren op gegevens van de politie, waaronder ook mutatierapporten. Het ligt dan op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat verweerder het vermoeden niet op die gegevens heeft mogen baseren. Hoewel eiser de juistheid van de inhoud van de mutatierapporten heeft betwist, is die enkele betwisting niet voldoende. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat die mutatierapporten niet kloppen. Verweerder mocht daarom van de mutatierapporten uitgaan.
5. Volgens verweerder blijkt uit de optelsom van de mutatierapporten een vermoeden dat eiser geestelijk ongeschikt is om een voertuig te besturen. De mutatierapporten schetsen volgens verweerder het beeld dat eiser ernstig gestoord inzicht of gedrag heeft vertoond dat niet passend was in de situatie. De rechtbank is het daar niet mee eens. Van ernstig gestoord inzicht of gedrag is sprake wanneer ernstig afwijkend gedrag wordt vertoond of gedrag dat in hoge mate niet passend is in de betreffende situatie. [1] Het hoeft daarbij weliswaar niet altijd te zien op een verkeersgedraging, echter moet er wel sprake zijn van een concrete aanwijzing die erop duidt dat getwijfeld kan worden aan de iemands geschiktheid om een voertuig te besturen. Dat ziet de rechtbank niet. In de mutatierapporten staat dat eiser veel overlast veroorzaakt. Zo zijn er bijvoorbeeld meldingen van buren van overlast, is er een melding over het fietsen door en ophangen van posters in de supermarkt terwijl eiser een winkelverbod heeft en het gooien van een dode duif op een terras. Dat eiser overlast veroorzaakt en in de ogen van de politie vervelend gedrag vertoont, betekent echter niet dat daaruit kan worden afgeleid dat eiser geestelijk ongeschikt is om een voertuig te besturen. Dat kan de rechtbank ook niet uit de andere mutaties in onderlinge samenhang opmaken. Daarbij vindt de rechtbank relevant dat er – anders dan het eenmalig gassen met zijn motor voor het wegrijden – niets in de mutatierapporten voorkomt dat enigszins kan worden gelinkt aan de geschiktheid om een voertuig te besturen. Ook vindt de rechtbank van belang dat het verweerder op zitting heeft bevestigd dat het hem niet gaat om een vermoeden van verwardheid, maar van het vertonen van ernstig afwijkend gedrag. Hoewel verweerder op basis van de mutatierapporten uiteraard mag vinden dat de gedragingen van eiser als afwijkend kunnen worden beschouwd, is dat onvoldoende om te spreken van een vermoeden dat eiser geestelijk ongeschikt is om een voertuig te besturen.
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd en verweerder moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
7. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de kosten van het medisch onderzoek en de opleggingskosten. De rechtbank ziet hiervoor aanleiding, omdat de rechtbank vindt dat het medisch onderzoek ten onrechte is opgelegd. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat indien het bestreden besluit van tafel is, er recht is op vergoeding van de kosten.
8. Eiser komt verder in aanmerking voor vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten bestaande uit € 10,- aan reiskosten en voor vergoeding van het door hem betaalde griffierecht.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2022 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Staatscourant 1996, nr. 81, p. 11, Regeling houdende nadere regels met betrekking tot de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, bedoeld in Hoofdstuk VI, paragraaf 9, van de Wegenverkeerswet 1994.