In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 1 juli 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, die niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor kinderopvangtoeslag. Eiseres had haar aanvraag op 29 januari 2021 ingediend, en de Belastingdienst had de beslistermijn eenmalig verlengd tot 29 januari 2022. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eiseres op 23 maart 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, het een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. In dit geval is de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de Belastingdienst nog steeds in gebreke is.
De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst om een termijn van twaalf weken heeft gevraagd om alsnog een beslissing te nemen, gezien de uitzonderlijke situatie door de kinderopvangtoeslagenaffaire. De rechtbank begrijpt de situatie, maar benadrukt dat eiseres al lange tijd wacht op een beslissing. Daarom wordt de Belastingdienst opgedragen om uiterlijk op 15 juli 2022 een beslissing bekend te maken. Daarnaast moet de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en kent eiseres een vergoeding van € 379,50 toe voor de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.