ECLI:NL:RBMNE:2022:3841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
16.229626.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische aandoening en gevolgen voor strafbaarheid

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn stiefvader op 26 augustus 2021 in Almere meerdere keren met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, maar dat deze daad niet aan hem kan worden toegerekend vanwege een schizofreniforme stoornis. Hierdoor werd de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van de benadeelde partij beoordeeld, die schadevergoeding vorderde. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij ontvankelijk was in zijn vordering, omdat er een zorgmachtiging aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor zowel materiële als immateriële schade toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.229626.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair:
op 26 augustus 2021 te Almere opzettelijk heeft geprobeerd [benadeelde] van het leven te beroven;
subsidiair:
op 26 augustus 2021 te Almere opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde] heeft toegebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het primair tenlastegelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt
Midden-Nederland, procesdossier pagina’s 121 tot en met 123;
- een
letselrapportagevan GGD Flevoland, Forensische Geneeskunde, van 31 augustus 2021, opgemaakt door drs. N.C.A.M. Lachmann, forensisch arts.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 26 augustus 2021 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes meermalen in het gezicht en in de borst en in de rug en in de (boven)arm en in de hand/vingers en in het been van voornoemde [benadeelde] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
poging doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar te verklaren en hem daarom te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en heeft verzocht verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het beoordelen van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een Pro Justitia rapport van 8 februari 2022, opgemaakt door A.J. van den Dorpel, GZ-psycholoog (hierna: psycholoog) en dr. R.F. Ferdinand, kinder- en jeugdpsychiater (hierna: psychiater).
In het rapport komen de psycholoog en de psychiater tot de conclusie dat sprake is van een schizofreniforme stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tevens wordt gezien dat er sprake is van beperkingen in het sociaal-adaptief functioneren, waarbij een gebrek aan probleemoplossende vaardigheden voorop staat.
Volgens de psycholoog en de psychiater waren de schizofreniforme stoornis, de tekortschietende sociaal-adaptieve vaardigheden en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling aanwezig tijdens en voorafgaand aan het tenlastegelegde. De schizofreniforme stoornis, met psychotische verschijnselen als uitingsvorm, was aanwezig in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde, en ook daarna. Problemen in
het sociaal-adaptief functioneren zijn gedurende de levensloop al vaker gesignaleerd en waren ook aanwezig in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde. Inherent aan de conclusie dat sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, wordt geconcludeerd dat deze ook aanwezig was voorafgaand aan en tijdens het tenlastegelegde.
Er is immers sprake van een ontwikkeling, over de loop van een aantal jaren, aldus de psycholoog en de psychiater.
De psycholoog en de psychiater concluderen dat de schizofreniforme stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde heeft beïnvloed. De psycholoog en de psychiater zijn van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte ten gevolge van de schizofreniforme stoornis geen enkele grip meer had op het eigen handelen. Nog belangrijker is echter de constatering van de psycholoog en psychiater dat verdachte ten gevolge van de schizofreniforme stoornis gedesorganiseerd gedrag kan vertonen, wat betekent dat gedragingen niet meer worden veroorzaakt door een gesystematiseerde manier van denken, maar in plaats daarvan niet meer te begrijpen zijn, niet voor verdachte zelf en ook niet voor anderen. Van forse desorganisatie was zowel in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde als (vlak) daarna sprake. Op momenten van desorganisatie is de controle die een persoon heeft over de eigen emoties en impulsen niet meer aanwezig. Tevens is duidelijk geworden dat verdachte, voordat hij last kreeg van psychotische verschijnselen, niet bekend stond als een jongen die problemen met agressie oploste. Van een pre-existent patroon van ernstige agressieve gedragingen was geen sprake. Hij trok zich eerder terug als hij met problemen werd geconfronteerd. Psychotische symptomen waren dus een voorwaarde voor de ernstige agressie die hij liet zien, indien bewezen, tijdens het tenlastegelegde. Daarom wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in zijn geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en is van oordeel dat het bewezen geachte feit niet aan verdachte kan worden toegerekend, zodat hij niet strafbaar is. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.896,41. Dit bedrag bestaat uit € 2.896,41 materiële schade en € 10.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte primair tenlastegelegde. Voorts is verzocht om aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v lid 2 sub a en sub b Sr op te leggen, inhoudende een contact- en locatieverbod.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering met betrekking tot de materiële schade geheel toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen tot een bedrag van € 7.500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Ten aanzien van het contact- en locatieverbod heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat daartoe geen aanleiding is, zodat dat verzoek dient te worden afgewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu geen straf of maatregel opgelegd zou moeten worden omdat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast zal geen zorgmachtiging worden afgegeven, want die is reeds opgelegd en recent verlengd door een andere rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de benadeelde partij oordeelt de rechtbank dat – nu aan verdachte een zorgmachtiging is opgelegd naar aanleiding van het feit in de onderhavige zaak – is voldaan aan het vereiste van artikel 361 lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van de benadeelde partij dat met de invoering van de Wet Forensische zorg niet is beoogd een wijziging aan te brengen in de ontvankelijkheid van de benadeelde partij. Het is naar het oordeel van de rechtbank onwenselijk om aan de enkele afsplitsing van de zorgmachtiging van de strafzaak het verstrekkende gevolg van niet-ontvankelijkheid te verbinden van de vordering benadeelde partij in de onderhavige strafzaak.
Vaststaat dat aan [benadeelde] door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank zal zowel de materiële als de immateriële schade zoals gevorderd toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2021 nu de hoogte van de schade voldoende is onderbouwd en door de verdediging niet is betwist.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
Ten aanzien van het verzoek om een contact- en locatieverbod op te leggen is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat daartoe geen aanleiding bestaat.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het vleesmes verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het vleesmes vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het bewezenverklaarde feit hiermee is begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart
Voorlopige hechtenis
-heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag van € 12.896,41 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 2.896,41 materiële schade en € 10.000,-- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] van een bedrag van € 12.896,41,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 1 dag gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Beslag
- verklaart verbeurd het vleesmes met goednummer PL0900-2021272315-2867417.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Doorman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2022.
Mrs. Jadib en Doorman zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 26 augustus 2021 te Almere, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal
in/op het gezicht en/of in de borst en/of in de rug/schouderblad en/of in de
(boven)arm en/of in de hand/vingers en/of in het been, althans in het lichaam, van
voornoemde [benadeelde] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij, op of omstreeks 26 augustus 2021 te Almere, in elk geval in Nederland,
aan [benadeelde]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere grote steek/snijwond(en) in het
aangezicht en/of in de borst en/of op de rug/schouderblad en/of in de (boven)arm
en/of in de hand/vingers en/of in het been en/of zenuwbeschadigingen aan/in de
(Iinker)hand,
heeft toegebracht door
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal
in/op het gezicht en/of de borst en/of de rug/schouderblad en/of de arm en/of de
hand/vingers en/of het been, althans in het lichaam, van voornoemde [benadeelde] te steken
en/of te prikken en/of te snijden;
(Artikel 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)