ECLI:NL:RBMNE:2022:385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3186
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens niet voldoen aan inburgeringsplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde I. Aynan, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin een boete van € 1.250,- was opgelegd wegens het niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht. Eiser had in een eerdere brief van 27 februari 2017 te horen gekregen dat hij voor 13 februari 2020 moest zijn ingeburgerd. Na het indienen van bezwaar tegen het primaire besluit, dat de boete oplegde, verklaarde verweerder het bezwaar ongegrond. Eiser stelde dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig aan zijn inburgeringsplicht te voldoen en had medische informatie overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 november 2021, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiser verwijtbaar niet tijdig was ingeburgerd. Eiser had niet aangetoond dat hij gedurende drie maanden aaneengesloten ziek was geweest, wat volgens de Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt noodzakelijk was om de boete te matigen. De rechtbank vond dat verweerder onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door geen rappelbrief te sturen naar eiser voor een nieuwe machtiging, maar besloot dat dit gebrek niet leidde tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat het inmiddels was geheeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3186

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: I. Aynan),
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, verweerder
(gemachtigde: Rots).

Procesverloop

In het besluit van 23 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder eiser een boete opgelegd van € 1.250,- wegens het niet tijdig voldoen aan zijn inburgeringsplicht.
In het besluit van 30 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Verweerder heeft in een brief van 27 februari 2017 aan eiser medegedeeld dat hij inburgering plichtig is en vóór 13 februari 2020 ingeburgerd moet zijn.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit aan eiser de maximale boete van € 1.250,- opgelegd wegens het niet tijdig voldoen aan zijn inburgeringsplicht. Eiser is het daar niet mee eens en heeft daar bezwaar tegen ingediend en verder een machtiging overgelegd, informatie van de huisarts en facturen van een life coach voor de periode van augustus 2019 tot en met januari 2020.
3. Verweerder heeft hierop beslist dat zij wegens het ontbreken van een geldige machtiging niet heeft kunnen onderzoeken of eiser wegens ziekte niet op tijd heeft kunnen inburgeren, zodat het eiser te verwijten is dat hij niet op tijd is ingeburgerd. Verder is niet gebleken van andere feiten en omstandigheden op grond waarvan eiser geen verwijt van de termijnoverschrijding kan worden gemaakt. Verweerder legt eiser daarom wegens onvoldoende examenpogingen en/of cursussen en ook geen examens behaald binnen de inburgeringstermijn de maximale boete op. Van omstandigheden om de boete te matigen is verweerder niet gebleken. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Beroepsgronden
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij medische informatie naar verweerder heeft gestuurd en dat verweerder daar in het bestreden besluit niet op is ingegaan en die informatie ten onrechte niet heeft voorgelegd aan een medisch adviseur. De brief van 28 april 2021 waarin verweerder in de bezwaarprocedure verzoekt om een nieuwe machtiging heeft eiser niet eerder dan 30 juni 2021 ontvangen en bovendien is in het gesprek dat op 14 april 2021 met verweerder over het bezwaar gevoerd werd geen mededeling over de machtiging gedaan. Ook kan eiser zich niet aan de indruk onttrekken dat de juridisch medewerker van verweerder vooringenomen is geweest bij het nemen van het bestreden besluit. De juridisch medewerker heeft immers nadat het bestreden besluit genomen was aan eiser meegedeeld dat als de medisch adviseur wel beschikt zou hebben over medische informatie die waarschijnlijk toch geen positief advies gegeven had, omdat de lat hoog ligt. Verder heeft eiseres aangevoerd dat gelet op de inhoud van het bezwaarschrift en de beschikbare medische informatie verweerder niet had mogen afzien van het horen van eiser.
Oordeel rechtbank
5. Partijen zijn het erover eens dat eiser niet binnen de gestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald. Partijen zijn het niet eens over het antwoord op de vraag of eiser drie maanden aaneengesloten ziek is geweest, zodat hij verschoonbaar niet tijdig aan zijn inburgeringsplicht heeft kunnen voldoen.
6. In artikel 1 van de ‘Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt’ (de Beleidsregel) staat vermeld dat de inburgeringsplichtige aannemelijk heeft gemaakt dat hem geen verwijt treft ter zake van het niet tijdig afronden van het inburgeringsexamen als zich een van de omstandigheden voordoen zoals beschreven in de beleidsregel.
7. Op grond van artikel 2 van de Beleidsregel wordt bij langdurige ziekte van de inburgeringsplichtige van ten minste drie aaneengesloten maanden de termijn van het participatieverklaringstraject of de termijn voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen verlengd met een periode die gelijk is aan de duur van die ziekteperiode.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser verwijtbaar niet tijdig is ingeburgerd.
9. Eiser heeft in bezwaar medische informatie overgelegd en een machtiging. De geldigheidsduur van deze machtiging is ten tijde van de bezwaarprocedure verlopen, waarna verweerder bij brief van 28 april 2021 een nieuwe machtiging heeft opgevraagd. Eiser heeft echter geen nieuwe machtiging aan verweerder verstrekt, zodat verweerder de aanvraag verlenging inburgeringstermijn door ziekte niet kon onderzoeken.
In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht waarom de tijdens de bezwaarprocedure wel aanwezige informatie van de huisarts onvoldoende was om tot de conclusie te komen dat eiser minimaal drie maanden ziek was geweest, dan wel om deze informatie ter beoordeling aan de medisch adviseur voor te leggen.
10. Tijdens de beroepsprocedure heeft eiser alsnog een nieuwe medische machtiging aan verweerder overgelegd. Verweerder heeft hiermee advies ingewonnen bij de medisch adviseur van [adviesorganisatie] . In de rapportage van [adviesorganisatie] van 5 november 2021, waarin de door eiser overgelegde informatie en recente informatie van de huisarts is betrokken, wordt geconcludeerd dat niet gesteld kan worden dat er een langdurig ziektebeeld bij eiser is.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van dit advies heeft kunnen overwegen dat het medisch advies van [adviesorganisatie] geen aanleiding geeft om op de besluitvorming terug te komen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem wegens langdurige ziekte van tenminste drie aaneengesloten maanden niet kan worden verweten dat hij niet op tijd is ingeburgerd.
12. Dat de medisch adviseur geen informatie heeft opgevraagd bij de life coach van eiser maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Verweerder heeft toegelicht dat de life coach niet is geregistreerd als beoefenaar van een medisch beroep in de zin van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en alleen informatie van BIG geregistreerde artsen en specialisten door de medisch adviseur bij zijn oordeel betrokken worden. [1]
13. De rechtbank is wel van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om een rappelbrief te sturen naar eiser toen verweerder naar aanleiding van de brief van 28 april 2021 geen nieuwe medische machtiging van eiser ontving. Verweerder heeft immers zelf het bezwaar zo laat in behandeling genomen dat de door eiser eerder afgegeven medische machtiging was verlopen en hij eiser om een nieuwe machtiging moest verzoeken. Verweerder heeft het bestreden besluit in zoverre onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Het beroep van eiseres slaagt daarom, maar dit leidt niet vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om deze onzorgvuldigheid in de besluitvorming te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het gebrek inmiddels is geheeld en eiser hierdoor niet is benadeeld. Hierbij betrekt de rechtbank dat verweerder heeft kunnen stellen dat het na het bestreden besluit alsnog gegeven advies van [adviesorganisatie] niet tot een andere beslissing leidt.
14. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn standpunt dat de hoorplicht is geschonden. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht alleen van het horen in bezwaar afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend standpunt. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift in samenhang met wat in eerste instantie door betrokkene is aangevoerd. Gelet op zowel de informatie die bij de aanvraag van eiser is verstrekt, de motivering van het primaire besluit als wat eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, is aan die maatstaf voldaan en heeft verweerder in bezwaar van het horen mogen afzien.
15. De door eiser gestelde vooringenomenheid bij een juridisch medewerker van verweerder blijkt niet uit de door eiseres gegeven feitelijke weergave van dat gesprek. Ook blijkt uit het dossier niet van andere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een verlenging van de inburgeringsplicht, zodat er voor verweerder op die grond ook geen aanleiding is geweest om de inburgeringsplicht te verlengen.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Omdat de rechtbank toepassing geeft aan artikel 6:22 van de Awb, bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn beroep heeft moeten maken. Niet is gebleken van kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank ziet wel aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 4 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)