ECLI:NL:RBMNE:2022:3852
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 669.000,- voor het belastingjaar 2021, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Na de uitspraak op bezwaar, waarin de waarde werd verlaagd naar € 586.000,-, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 24 augustus 2022, waar eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, een twee-onder-een-kap woonboerderij, een gebruiksoppervlakte van ongeveer 201 m2 heeft en op een kavel van 635 m2 ligt. Eiser betwistte de WOZ-waarde en stelde een waarde van € 450.000,- voor. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, door gebruik te maken van de vergelijkingsmethode en een taxatiematrix waarin de woning van eiser werd vergeleken met andere referentiewoningen.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde van € 586.000,- gerechtvaardigd was, en dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde wel dat de heffingsambtenaar het griffierecht van eiser zou vergoeden, omdat eiser in beroep meer inzicht had gekregen in de waarde van zijn woning. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.