ECLI:NL:RBMNE:2022:3875

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1325
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonurgentie op financiële gronden door gemeente Stichtse Vecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om woonurgentie voor een sociale huurwoning op financiële gronden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht afgewezen met het besluit van 10 augustus 2021, en deze afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 11 januari 2022. Eiseres, die sinds 1 september 2019 een zelfstandige huurwoning huurt, heeft financiële problemen ondervonden na het beëindigen van haar relatie en het overlijden van haar moeder, die haar financieel ondersteunde. De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de noodsituatie is ontstaan buiten haar eigen schuld en niet was te voorzien. Eiseres had bij het aangaan van de huurovereenkomst moeten beseffen dat de huurprijs in geen verhouding stond tot haar inkomen. De rechtbank concludeert dat de situatie waarin eiseres zich bevindt, voortvloeit uit eigen keuzes en omstandigheden die zij had kunnen voorzien. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat haar situatie niet zodanig schrijnend is dat zij voorrang zou moeten krijgen boven andere woningzoekenden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1325

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, (verweerder)
(gemachtigde: R. Orie).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om woonurgentie voor een sociale huurwoning op financiële gronden.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

De aanvraag
1. Eiseres huurt sinds 1 september 2019 een zelfstandige woonruimte aan de [adres] . Het is een huurwoning in de vrije sector met een maandhuur van € 850,-, inclusief voorschot energie. Zij woont hier samen met haar dochter die is geboren op [geboortedatum] 2020. Bij het aangaan van de huurovereenkomst had eiseres gerekend op financiële ondersteuning van haar in het buitenland woonachtige inmiddels ex-partner en vader van haar dochter. Deze financiële ondersteuning is nooit gekomen, omdat de relatie is beëindigd. Haar moeder, die ook financiële bijstand verleende bestaande uit maaltijden en benzine, is eind 2020 overleden. Eiseres kon de maandhuur niet meer opbrengen en daarom heeft zij bij de gemeente bijzondere bijstand aangevraagd in de vorm van woonkostentoeslag. Deze is haar toegekend voor de periode van 1 november 2020 tot 1 november 2021. Aan deze toeslag is een verhuisplicht verbonden. Op 29 mei 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend om een woonurgentie op financiële gronden.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, en in bezwaar gehandhaafd onder aanvulling van de motivering, omdat eiseres niet voldoet aan voorwaarden van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, gemeente Stichtse Vecht (de Huisvestingsverordening). Het moet volgens verweerder voor eiseres bij het aangaan van de huurovereenkomst per 1 september 2019 duidelijk zijn geweest dat de huurprijs in geen verhouding stond met de hoogte van haar inkomen destijds en dat zij, zonder financiële hulp van derden, de maandhuur zelf niet zou kunnen opbrengen. Om die reden is volgens verweerder niet voldaan aan de algemene voorwaarde dat de noodsituatie is ontstaan buiten haar eigen schuld en niet was te voorzien [1] . Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule [2] toe te passen.
3. Het beroep van eiseres richt zich tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor woonurgentie op financiële gronden, heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de noodsituatie is ontstaan buiten haar eigen schuld en deze situatie voorzienbaar was. Hierna legt de rechtbank uit aan de hand van de bespreking van dat wat is aangevoerd, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Criteria Huisvestingsverordening
7. Eiseres voert aan dat zij voldoet aan de criteria genoemd in de Huisvestingsverordening. Zij bestrijdt dat het voor haar in september 2019 duidelijk was dat de huurprijs van de woning in geen verhouding stond met de hoogte van haar inkomen. Immers, de huurprijs bedroeg per 1 september 2019 € 750,- per maand, exclusief € 100,- aan voorschot energie en het netto totaalinkomen van eiseres over de maand augustus 2019 bedroeg € 1.636,42 (€ 1.462,35 + € 174,07). Het inkomen bedroeg derhalve (meer dan) het dubbele van de huurprijs hetgeen in de Randstad volstrekt niet ongebruikelijk is. Eiseres begrijpt de motivering van verweerder aldus dat in het bestreden besluit niet meer in geschil is dat haar inkomen op het moment van de aanvraag op 29 mei 2021 is gedaald in vergelijking met haar inkomen bij het aangaan van de huurovereenkomst, aldus eiseres.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres de algemene voorwaarde wordt tegengeworpen dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de noodsituatie is ontstaan buiten haar eigen schuld en door eiseres niet was te voorzien en dat verweerder aldus niet is toegekomen aan de beoordeling van de speciale voorwaarden op grond waarvan de urgentieverklaring is aangevraagd. [3]
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiseres niet aan deze algemene voorwaarde heeft voldaan. Eiseres was bij het aangaan van de huurovereenkomst per 1 september 2019 bekend met de maandelijkse huurprijs van € 750,- exclusief € 100,- voorschot energie. Haar totale netto-maandinkomen over de maand augustus 2019 was € 1.527,48 inclusief een persoonsgebonden budget van €174,07,-. Verweerder heeft mogen vinden dat omdat eiseres zelf de huurovereenkomst is aangegaan waarbij de huur te hoog was in verhouding tot haar inkomen, de situatie dat zij de huur niet langer kan opbrengen in zoverre is ontstaan door eigen toedoen en te voorzien was. Naast een bedrag aan huur moeten er immers meer kosten worden gemaakt om in het dagelijkse levensonderhoud te kunnen voorzien. Het betoog van eiseres dat het in de randstad niet ongebruikelijk is om een huurovereenkomst aan te gaan waarvan de huurlasten bijna 50% bedragen van het netto-maandinkomen doet er niet aan af dat eiseres zelf deze huurovereenkomst is aangegaan. Uit haar stellingen volgt ook niet dat zij vanaf het aangaan van de huurovereenkomst wel zelfstandig kon rondkomen.
10. Dat niet te voorzien was dat de financiële bijstand van haar moeder wegviel, evenals de financiële bijstand van haar partner, wat als oorzaak wordt genoemd voor het niet langer kunnen opbrengen van de huur, heeft verweerder niet ten onrechte niet aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid, omdat niet is onderbouwd en ook niet uit de verklaringen van eiseres is gebleken dat zij structureel een bestendige bijdrage leverden in haar dagelijkse lasten waar zij ook op mocht rekenen vanaf het moment van aangaan van de huurovereenkomst. Daarbij merkt de rechtbank op dat het ervoor dient te worden gehouden dat eiseres zichzelf dan in de positie heeft gebracht dat zij haar huur niet kan opbrengen zonder financiële hulp van derden, welke situatie dan ook als ontstaan door eigen toedoen dient te gelden en tevens een indicatie geeft dat de huur in verhouding tot haar eigen inkomsten te hoog is. Dit geeft immers ook aan dat eiseres – nog daargelaten de gestelde inkomensdaling na het aangaan van de huurovereenkomst ten tijde van de aanvraag – al vanaf het aangaan van de huurovereenkomst niet zelfstandig kon rondkomen.
11. Voor zover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat zij ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst niet wist dat zij zwanger was en dat haar lasten als gevolg van de geboorte van haar kind fors zijn gestegen als gevolg waarvan zij de huur niet langer kan opbrengen, kan dit als een omstandigheid worden aangemerkt die binnen eiseres haar eigen risicosfeer valt wat de situatie in zoverre voorzienbaar maakt. Voor zover eiseres naar voren heeft gebracht dat haar inkomen is gedaald omdat zij inmiddels enige tijd een Ziektewetuitkering ontvangt, is de rechtbank van oordeel dat die omstandigheid op dit moment niet met zich kan brengen dat tot de conclusie moet worden gekomen dat verweerder een andersluidend besluit had moeten nemen. Dit omdat - voor zover de rechtbank dit kan beoordelen gelet op de summiere informatie die op dit punt is gegeven - dit ook ten tijde van de aanvraag nog niet aan de hand was en dit pas in beroep zonder nadere motivering naar voren is gebracht. Verweerder heeft er in die zin ook geen rekening mee kunnen houden bij de beoordeling van de onderhavige aanvraag, noch bij de heroverweging daarvan.
Nu eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden heeft verweerder niet aan de hand van de speciale voorwaarden, zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening, hoeven te beoordelen of eiseres voor een urgentieverklaring in aanmerking komt. De beroepsgrond slaagt niet.
Hardheidsclausule
12. Voorts doet eiseres een beroep op de hardheidsclausule omdat haar situatie volgens haar schrijnend is. Volgens eiseres erkent verweerder dat eiseres naast lichamelijke klachten als gevolg van de geboorte van haar dochter in mei 2020, ook aantoonbaar met psychische klachten kampt. Zij is nog steeds in behandeling bij de psycholoog wegens een depressie waarvan het herstel belemmerd wordt door haar woon- en werksituatie. Eiseres is thans langer dan twee jaar ziek en ontvangt een Ziektewetuitkering van 70% van haar voormalige salaris. Zij ontvangt geen kinderalimentatie van de vader die in het buitenland woont. De schulden worden groter en eiseres houdt nauwelijks iets over om rond te kunnen komen. Tot slot is het leven duurder geworden door de geboorte van haar kind. Eiseres haar financiële situatie is nijpend, aldus eiseres.
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder het beleid voert dat de hardheidsclausule alleen wordt toegepast in zeer incidentele noodsituaties, waarbij gedacht moet worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situaties. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] is dit beleid niet onredelijk bevonden. Verweerder heeft mogen vinden dat hoewel het begrijpelijk is dat de huidige situatie van eiseres verre van benijdbaar is, haar situatie niet zodanig schrijnend is dat zij voorrang zou moeten krijgen boven de vele andere woningzoekenden die zich in niet benijdenswaardige situaties bevinden. Verweerder heeft kunnen concluderen dat er bij eiseres geen sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie. Bij deze afweging heeft verweerder mogen betrekken dat er voor eiseres wellicht andere oplossingen zijn zoals de tijdelijke maatschappelijke opvang of een eventueel verblijf in het Corporatiehotel/de Tussenvoorziening. Eiseres heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat die geschetste oplossingen voor haar geen passende oplossingen zijn. Dat eiseres thans een Ziektewetuitkering ontvangt maakt niet dat geoordeeld moet worden dat verweerder bij de beoordeling van de onderhavige aanvraag toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Zij verwijst hiervoor naar wat onder 11. naar voren is gebracht. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder heeft mogen oordelen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening regio Utrecht 2019, gemeente Stichtse Vecht
Artikel 2.5.1 Urgent woningzoekenden
(…)
2. Burgemeester en wethouders kunnen een woningzoekende urgent verklaren waarbij de volgende voorwaarden cumulatief uitsluitend van toepassing zijn:
(…)
d. de noodsituatie is ontstaan buiten eigen schuld en was door de woningzoekende niet te voorzien;
(…)
Artikel 4.3 Hardheidsclausule
1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
b. Indien een woningzoekende op basis van dit oordeel de indicatie "urgent" krijgt, dan is deze indicatie uitsluitend geldig in de gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders geoordeeld heeft dat sprake is van een bijzondere hardheid.

Voetnoten

1.artikel 2.5.1, tweede lid, sub d, van de Huisvestingsverordening
2.Artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening
3.artikel 2.5.1, tweede lid, sub d, van de Huisvestingsverordening
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 24 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1313).