ECLI:NL:RBMNE:2022:3893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
16-034323-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging en bewezenverklaring voorhanden hebben pistool met toepassing adolescentenstrafrecht

In de strafzaak tegen [verdachte], geboren in 2003, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vermeende overval op een winkel in Vleuten op 8 februari 2022, waarbij [verdachte] samen met anderen circa 37 mobiele telefoons zou hebben gestolen. Daarnaast werd [verdachte] beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool. Tijdens de zittingen op 16 mei, 9 augustus en 26 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak inhoudelijk behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De officier van justitie achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, met name voor feit 1, vanwege onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om [verdachte] te linken aan de overval. De aangetroffen spullen in de tuin van [verdachte] waren niet voldoende om hem te veroordelen. Wel werd bewezen dat [verdachte] een vuurwapen voorhanden had, aangezien dit wapen in zijn tuin werd aangetroffen en zijn DNA daarop was gevonden. De rechtbank heeft [verdachte] vrijgesproken van de diefstal, maar hem wel veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van twaalf weken voor het voorhanden hebben van het vuurwapen. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de persoonlijke omstandigheden van [verdachte]. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat [verdachte] van de diefstal werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-034323-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 16 mei 2022, 9 augustus 2022 en 26 augustus 2022. Op 26 augustus 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 26 augustus 2022 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, de officier van justitie, mr. D.P.L. ter Laak, alsmede naar het slachtoffer/de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn advocaat, mr. L. van Gaalen-Beuzekom, advocaat te Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
feit 1: op 8 februari 2022 samen met (een) ander(en) de [bedrijf] in Vleuten heeft overvallen en met bedreiging en geweld circa 37 mobiele telefoons heeft meegenomen;
feit 2: op 8 februari 2022 in Vleuten samen met (een) ander(en) een pistool voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde vanwege onvoldoende bewijs. De raadsman bepleit ook vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde. [verdachte] ontkent dat het wapen dat is aangetroffen van hem is en stelt dat zijn DNA op het pistool moet zijn terecht gekomen door de doeken waarin het gewikkeld was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Integrale vrijspraak feit 1
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen in het dossier niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat [verdachte] één van de twee personen is geweest die de overval op de [bedrijf] hebben gepleegd. [verdachte] heeft vanaf het begin stellig ontkend dat hij de winkeloverval heeft gepleegd. Het gegeven dat een groot deel van de buit (24 telefoons), de helmen die de overvallers hebben gedragen en de vluchtscooter een paar uur na de overval in de tuin van respectievelijk in de steeg achter de woning van [verdachte] zijn aangetroffen, is daarvoor onvoldoende. Uit het dossier blijkt dat de tuin ook voor andere jongens uit de buurt toegankelijk was en vaak werd gebruikt als ontmoetingsplaats. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de kliko, waarin de gestolen telefoons en helmen zijn gevonden, even voordat hij en [verdachte] werden aangehouden, de tuin van [verdachte] heeft ingereden. Het feit dat [verdachte] zich in de tuin van zijn woning bevond, toen medeverdachte [medeverdachte] in de steeg achter die woning de scooter afdekte, brengt evenmin mee dat [verdachte] een van de personen is die de overval hebben gepleegd. Vast staat dat er op dat moment nog een derde, onbekend gebleven jongen in de tuin van [verdachte] aanwezig was, die zich snel uit de voeten maakte toen de politie arriveerde. Er bestaat een reële mogelijkheid dat die derde jongen (of nog een andere jongen) een van de personen is geweest die de overval heeft gepleegd. Ook de omstandigheid dat er een wapen in de tuin van [verdachte] is aangetroffen met zijn DNA (zie feit 2), is daarvoor onvoldoende. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het desbetreffende wapen, het wapen is dat is gebruikt bij de overval. Bovendien is het aangetroffen DNA op het wapen (en het patroonmagazijn) een mengprofiel en kan niet worden uitgesloten dat het DNA van [verdachte] op een ander moment (dan bij de overval) op het wapen is terechtgekomen. Daarbij komt dat [verdachte] niet past in de signalementen die de slachtoffers en de getuigen van de daders hebben gegeven, te weten twee slanke jongens dan wel een slanke jongen en een jongen met een normaal postuur. [verdachte] heeft, zeker afgezet tegen medeverdachte [medeverdachte] , een gezet postuur. De overige kenmerken van de gegeven signalementen en hetgeen op de in het dossier zittende camerabeelden te zien is van de vluchtende daders, zijn van onvoldoende onderscheidende aard om die aan [verdachte] te linken.
Gelet op al deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] de winkeloverval heeft gepleegd.
Bewezenverklaring feit 2
Het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking van de woning van [verdachte]
Door opsporingsambtenaar [verbalisant] is tijdens de doorzoeking in de achtertuin van de woning van [verdachte] een vuurwapen aangetroffen. Dit vuurwapen lag onder het zitgedeelte van de loungebank onder het kussen. [2]
Het proces-verbaal over het inbeslaggenomen wapen en de patronen
1. Sporendrager
Goednummer: PL0900-2022037772-2945037
SIN: AAPE9304NL
Object: Vuurwapen (Pistool)
Merk/type: Bbm Gap
Kleur: Zwart
Land: Nederland
Kaliber: 9mm br.c
2. Sporendrager
Goednummer: PL0900-2022037772-2945038
SIN: AAPE9303NL
Object: Vuurwapen (Ond. Vuurwapen)
Merk/type: Bbm Patroonmagazijn
Kleur: Zwart
Land: Nederland
Kaliber: 9mm br.c [3]
NFI-rapport over het inbeslaggenomen wapen en de patronen
AAPE9304NL#02 (loop vuurwapen)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen. DNA-meng profiel AAPE9304NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
AAPE9304NL#03 (trekker en trekkerbeugel vuurwapen)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie niet-verwante personen. DNA-meng profiel AAPE9304NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [4]
Bewijsoverweging feit 2
Het wapen is gevonden in de tuin van [verdachte] en was gewikkeld in doeken, verstopt onder het kussen van de loungeset. Op de loop en de trekker(beugel) van het wapen is DNA van (onder meer) [verdachte] aangetroffen. Uit het dossier blijkt dat op de trekker(beugel) bovendien een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] is aangetroffen. [5] [verdachte] heeft verklaard dat hij niet weet hoe zijn DNA op het wapen terecht is gekomen. Hij ontkent dit wapen ooit te hebben vastgehouden. [verdachte] heeft aangevoerd dat zijn DNA mogelijk op het wapen is terecht gekomen doordat het wapen in doeken gewikkeld was die hij wel eens heeft gebruikt bij schoonmaakwerkzaamheden. De rechtbank acht die verklaring onvoldoende concreet onderbouwd en niet aannemelijk. Uit de hiervoor genoemde vondst van DNA van [verdachte] op het wapen en de vondst van het wapen in de tuin van [verdachte] , leidt de rechtbank af dat verdachte afwist van het vuurwapen en daarover ook kon beschikken. [verdachte] heeft het wapen dan ook voorhanden gehad.
Partiele vrijspraak feit 2
De rechtbank spreekt [verdachte] partieel vrij van het in vereniging voorhanden hebben van het wapen, omdat uit de wettige bewijsmiddelen in het dossier niet is gebleken dat een ander dan [verdachte] het wapen voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 2
op 8 februari 2022 te Vleuten, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/model/type Bruni Gap Glock, kaliber 9 mm P.A.K., omgebouwd naar scherp schietend kaliber 9 mm kort, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor [verdachte] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door [verdachte] gepleegde feit bestond. Het gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door [verdachte] gepleegde feit:
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 175 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden vordert de officier van justitie oplegging van een meldplicht volwassen reclassering, ambulante behandeling bij De Waag, verplichte dagbesteding, meewerken met de al lopende persoonsgerichte aanpak vanuit de gemeente (PGA), contactverboden, locatieverbod en -gebod en elektronische monitoring. De officier van justitie vordert dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de strafeis van de officier van justitie redelijk als [verdachte] wordt veroordeeld voor feit 1 en feit 2, met uitzondering van het elektronisch toezicht. De verdediging verzoekt met klem dat de bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht niet wordt opgelegd. Als [verdachte] alleen wordt veroordeeld voor feit 2, dan vindt de verdediging de reeds ondergane voorlopige hechtenis zonder meer toereikend voor de strafoplegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder [verdachte] het feit heeft gepleegd en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan [verdachte] op een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twaalf weken. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het wapen was verstopt onder het kussen van de loungeset in de tuin van [verdachte] . De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat [verdachte] over dit wapen kon beschikken. Het aanwezig hebben van dit soort wapens, met munitie, kan snel en makkelijk leiden tot het gebruik ervan, hetgeen voor de maatschappij een onaanvaardbaar risico met zich brengt. Daarnaast was de tuin van [verdachte] een ontmoetingsplaats voor de jongeren uit de buurt. Dat er een doorgeladen wapen in die tuin verstopt was, vindt de rechtbank kwalijk, omdat hiermee een gevaarlijke situatie werd gecreëerd voor alle jongeren die in de tuin kwamen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van vuurwapens geregeld leidt tot slachtoffers en dat het gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Het bezit van een vuurwapen (met munitie) is dan ook een zeer ernstig feit en daar dient streng tegen te worden opgetreden.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] van 10 april 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor wapenbezit.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft het rapport van de reclassering van 12 augustus 2022 gelezen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat [verdachte] momenteel geen dagbesteding heeft en daardoor geen structuur in zijn dagelijks leven heeft. Hij trekt zijn eigen plan en vertoont geregeld verbale agressie. [verdachte] heeft zichzelf aangemeld voor traumabehandeling naar aanleiding van een steekincident in 2021 waarbij [verdachte] het slachtoffer was. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht en een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en verplichte dagbesteding/het volgen van een opleiding. Elektronische monitoring lijkt geïndiceerd, al wil [verdachte] hier niet aan meewerken.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met M. van der Steen, reclasseringswerker. Hij heeft het advies toegelicht. Ook is gesproken met O. Aouragh, PGA-werker. Mevrouw Aouragh heeft aangegeven dat de begeleiding vanuit en het contact met PGA goed verloopt.
8.3.3
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte] was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht en dat dat ook wordt geadviseerd. De rechtbank neemt dit advies over en past het jeugdstrafrecht toe.
8.3.4
Conclusie
De rechtbank heeft op de zitting het beeld gekregen dat het momenteel goed gaat met [verdachte] . Hij werkt mee aan de begeleiding vanuit PGA en ervaart dit als een positieve verandering in zijn leven. Mevrouw Aouragh heeft dit bevestigd en wil hem graag blijven begeleiden. De zelfbepalendheid van [verdachte] lijkt minder en er wordt gewerkt aan dagbesteding. De rechtbank vertrouwt erop dat de begeleiding vanuit PGA voor [verdachte] toereikend is om een positieve draai te geven aan zijn leven en verwacht dat [verdachte] zich daar zelf maximaal voor zal inzetten. De rechtbank acht het daarom niet nodig om [verdachte] een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden begeleiding en/of behandeling. Bovendien ziet de rechtbank ook gelet op de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis geen mogelijkheid tot oplegging van een voorwaardelijke straf.
De rechtbank legt aan [verdachte] op een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twaalf weken. Gelet op de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis zal [verdachte] niet opnieuw gedetineerd raken.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de scooter, onttrekking aan het verkeer van het wapen, de patroonhouder en munitie en teruggave van de telefoon aan [verdachte] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewaring in beslag genomen voorwerp
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten de scooter (G2945015), kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van dit voorwerp gelasten.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten het wapen (G2945037), de patroonhouder (G2945038) en munitie (G2947496) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van het in beslag genomen voorwerp, te weten de mobiele telefoon (G2945006).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder feit 1 ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de schadevergoeding, omdat de vordering voldoende is onderbouwd. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de schadevergoeding hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt dat het bedrag van de schadevergoeding wordt gematigd, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en een medische diagnose ontbreekt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat [verdachte] van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 77c, 77g en 77i van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van twaalf (12) weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het volgende voorwerp:
 de scooter (G2945015);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • het wapen (G2945037);
  • de patroonhouder (G2945038);
  • munitie (G2947496);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 de mobiele telefoon (G2945006);
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. I.G.C. bij de Vaate en J.P. Verboom, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2022.
Mr. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Vleuten, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid (ongeveer 37) mobiele telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking (helmen met donker vizier) en/of met donkere kleding aan en/of met in zijn/hun hand(en) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de [bedrijf] winkel (gelegen aan de Burchtwal) binnen te gaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zichtbaar vast te houden en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] mee naar de voorraadkamer te lopen en die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond te laten liggen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen: “nu naar achteren”en/of “waar liggen die nieuwste telefoons” en/of “waar zijn de duurste toestellen” en/of “doe de geldkluis open” en/of “naar de grond” en/of “liggen blijven” en/of “waar is de kluis”, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen tegen het been, althans het lichaam, te schoppen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Vleuten, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/model/type Bruni Gap Glock, kaliber 9 mm P.A.K., omgebouwd naar scherp schietend kaliber 9 mm kort, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2022037772 van 3 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 289. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2022, p. 73.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2022, p. 165.
4.NFI-rapport van 4 maart 2022, p. 6.
5.NFI-rapport van 4 maart 2022, p. 4.