ECLI:NL:RBMNE:2022:3894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
16-034291-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld tijdens winkeloverval, vrijspraak voorhanden hebben pistool, toepassing adolescentenstrafrecht

Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd verdacht van diefstal in vereniging met geweld tijdens een overval op een winkel op 8 februari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de winkel heeft overvallen en daarbij circa 37 mobiele telefoons heeft gestolen. De verdachte werd ook verdacht van het voorhanden hebben van een pistool, maar de rechtbank sprak hem hiervan vrij omdat niet bewezen kon worden dat het aangetroffen wapen gebruikt was bij de overval. De rechtbank heeft de toepassing van het adolescentenstrafrecht overwogen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van negen maanden, met een proeftijd van twee jaar, en moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder elektronische monitoring. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die is vastgesteld op € 5.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor wat betreft de straf en de schadevergoeding grotendeels toegewezen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-034291-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 18 mei 2022, 9 augustus 2022 en 26 augustus 2022. Op 26 augustus 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 26 augustus 2022 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn advocaat mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, de officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak, alsmede naar het slachtoffer/de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn raadsman, mr. L. van Gaalen-Beuzekom, advocaat te Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
feit 1: op 8 februari 2022 samen met (een) ander(en) de [bedrijf] heeft overvallen en met bedreiging en geweld circa 37 mobiele telefoons heeft meegenomen;
feit 2: op 8 februari 2022 samen met (een) ander(en) een pistool voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde vanwege onvoldoende bewijs. Volgens de verdediging kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] één van de twee overvallers is geweest noch dat hij anderszins een rol heeft gespeeld en dus als medepleger kan worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewezenverklaring feit 1
De aangifte van [slachtoffer] namens de [bedrijf]
Ik, [slachtoffer] , ben bedrijfsleider bij de [bedrijf] in [vestigingsplaats] . Ik werkte samen met mijn collega [getuige] . In de loop van de ochtend merkte ik op dat er een scooter voor de deur stond. Ik zag dat er 2 personen bij de scooter stonden. Ik kan hen als volgt omschrijven:
- Persoon 1: jongen, smal postuur, ong. 170 cm, donkere kleding, zwarte helm, hield vuurwapen vast, Marokkaans accent, jong(e) stem.
- Persoon 2: jongen, smal postuur, ong. 170 cm, getinte huid, lichte helm, zwarte schoenen, donkere kleding.
Ik gok dat ik de scooter opmerkte om 10.15 uur. Om 10.40 uur zag ik dat er twee personen met scooterhelmen binnenkwamen. Ik herkende hen als de twee jongens die eerder voor de winkel stonden. Ik zag dat persoon 1 een vuurwapen op mij richtte. Zwart vuurwapen met aan de voorzijde van de loop een grijze tint. Ik zag dat persoon 1 met zijn rechter hand op mij richtte. Ik werd samen met [getuige] [rechtbank: [getuige] ] naar het magazijn van de winkel begeleid. Ik hoorde twee verschillende stemmen schreeuwen dat [getuige] en ik op de grond moesten gaan liggen. Ik hoorde dat één van hen schreeuwde: "Waar liggen die nieuwste telefoons!" Hierbij hoorde ik duidelijk het Marokkaanse accent. Terwijl ik op de grond lag haalden persoon 1 en 2 de voorraad uit de kluis. Op het moment van de overval lagen er ongeveer 37 telefoons in de kluis. Ik hoorde dat 1 van de jongens schreeuwde: "Waar is de kluis?" Ik wees naar het kastje waar het geldkluisje stond. Tijdens het vragen om de kluis kreeg ik een schop tegen mijn rechter onderbeen. Ik voelde wel pijn maar heb hier geen letsel aan over gehouden. Ik hoorde dat in de tussentijd de andere persoon nog steeds telefoons uit de kluis pakte en in een grote tas stopte. Elke telefoon was per doosje verpakt. Ik zag dat dit een witte met rode boodschappentas betrof. Ik hoorde dat 1 van de personen continue schreeuwde: "Tijd, tijd!" Ik toonde de personen dat de kluis leeg was. Kort hierop vertrokken de personen rennend richting de uitgang van de winkel. Ik zag dat de personen op de scooter sprongen die ik eerder had gezien. Ik kan de scooter als volgt omschrijven: Piaggio Zip, oud model, donkerblauw, vermoedelijk blauwe kentekenplaat. Ik zag dat de jongens wegreden in de richting van het [locatie 1] . [2]
Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige]
Ik kan de eerste overvaller als volgt omschrijven:
- zwarte helm, donker vizier, glimmend voorscherm,
- ongeveer l.83 à 1.84 meter lang,
- 16 à 17 jaar oud,
- slank postuur,
- zwart gekleed,
- zwarte handschoenen,
- zwart vuurwapen met een zilveren loop.
Ik zag dat deze persoon een grote boodschappentas bij zich had, rood met witte strepen.
Ik kan de tweede overvaller als volgt omschrijven:
- grijs/beige kleur helm (pilotenhelm) kap,
- ongeveer 1.84 à 1.85 meter lang,
- 16 à 17 jaar oud,
- donker gekleed. [3]
Proces-verbaal camerabeelden verdachten op vluchtroute
Ik zag twee opzittenden op deze bromfiets, beiden gekleed in donkere kleding.
Ik zag dat de bestuurder een zwarte helm droeg. De passagier droeg een witte helm met voorop in midden een roodkleurig vlak. Ik zag dat de passagier een rood wit geruite tas, een zogenaamde bigshopper over zijn rechterschouder droeg. Vanaf de rechterschouder zag ik aan de linkerzijde een zwartkleurige tas hangen. [4]
Proces-verbaal beelden
Op donderdag 17 februari 2022 heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , de beelden bekeken van de deurbelcamera van de [adres 2] te [plaats] (de rechtbank begrijpt: dat is in de straat waar verdachte woont). [5] De opgevraagde beelden betreffen de beelden van dinsdag 8 februari 2022 10:45 uur. [6] Op deze fragmenten zie ik dat het een blauwe scooter betreft. Tevens zie ik dat er twee personen op de scooter zitten. [7] De persoon met de beige/bruine helm zit achterop de scooter en heeft een rood met witte boodschappentas vast. Ik zie dat de bestuurder een zwarte helm op heeft. [8]
Proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van de melding over de scooter
Melding scooter
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , werd om 13.24 uur samen met collega [verbalisant 3] naar het [adres 3] gestuurd waar - volgens een melder - een scooter zou worden weggezet. Ik hoorde van de melder dat de scooter achter een vuilcontainer was gezet, in de steeg ter hoogte van nummer [adres 4] . De melder dacht dat de scooter overgespoten was, en al enkele tijd voor deze dag in de steeg stond.
Ter plaatse
Aangekomen in de steeg zag ik drie personen. Ik zag 1 persoon bij een scooter staan ter hoogte van nummer [adres 4] . Ik zag 2 personen in de opening van een tuinhek staan bij nr. [adres 3] .
De persoon bij de scooter bleek te zijn: [verdachte] . Hij droeg een zwarte jas, zwarte pet en groene broek. Ik zag dat hij met beide handen een zeil over de scooter aan het trekken was, duidelijk om de scooter te beschermen of te verbergen. Ik zag dat [verdachte] ons opmerkte in de steeg, en hierop met versnelde pas richting de openstaande tuinhekdeur ter hoogte van [adres 3] in [plaats] liep. Ik zag hierbij dat hij verschrikt keek, en duidelijk geen contact met mij of collega [verbalisant 3] wilde. Ik zag dit doordat de ogen
van [verdachte] wijd open stonden en hij onrustig bewoog met zijn benen en handen. Hierna ging ik met collega [verbalisant 3] naar de scooter aan het einde van de steeg, waarop
ik zag dit een blauwe Piaggio scooter betrof. [9]
Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning medeverdachte [medeverdachte]
Kliko met inhoud
Door opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] werd er in de achtertuin, in de kliko, een
donkerblauwe sporttas aangetroffen. Onder toezicht van opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2]
werd de rits van de sporttas voor een klein deel opengemaakt waarin te zien was dat
er meerderen verschillende geplastificeerde doosjes van verschillende telefoonmerken en
nieuwe modellen in zat. Voor het behoud van sporen is de tas verder niet opengemaakt.
Onder de blauwe sporttas lag een boodschappen tas die gelijkend is op de tas die is te zien op
een filmpje van de verdachten waarbij zij vlak na het incident op een scooter wegvluchten. [10]
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict
Ik zag in de kliko een donkerblauwe sporttas. Ik heb de lege tas in zijn geheel veiliggesteld en de breathable bag voorzien van SIN: AA018637NL.
Ik zag dat er onder de sporttas in de kliko zich een canvas tas, type bigshopper, bevond. De tas was rood, wit en blauw gekleurd in een ruiten patroon. Bij het openen van de tas zag ik in de tas twee helmen. Dit betroffen een beige en zwarte helm (Foto 15). Ik zag op de bovenzijde van de beige helm de lettercombinatie, "Akysta" staan en op oorhoogte, "Shark". Op de voor- en achterzijde was een rode ster te zien. Deze helm is in zijn geheel veiliggesteld en de breathable bag voorzien van SIN: AA018641NL. Ik zag op de voorzijde van de zwarte helm een zwart logo in de vorm van een "S". Ik heb deze helm in zijn geheel veiliggesteld en voorzien van SIN: AA018642NL. [11]
De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting
Ik heb de Kliko in de achtertuin van medeverdachte [medeverdachte] gezet.
Proces-verbaal van bevindingen over iMEI
Tijdens de doorzoeking op 8 februari 2022 op [adres 3] te [plaats] werden in een kliko 11 Samsung telefoons, 11 Iphones en 2 Oppo telefoons aangetroffen en in beslag genomen. Deze telefoons waren voorzien van unieke IMEI nummers. Deze nummers kwamen overeen met de IMEI nummers van de bij de [bedrijf] weggenomen telefoons. [12]
Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [verdachte]
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- drie iphone 13 in dichte verpakking. Deze werden aangetroffen in de schuur, in een witte
kast achter/tas een tas van Lidl. [13]
Proces-verbaal van bevindingen onderzoek bij [verdachte] aangetroffen telefoonsDe drie Iphones 13 waren voorzien van een uniek IMEI nummer. De IMEI nummers kwamen overeen met de IMEI nummers van de weggenomen telefoons. [14]
DNA-sporen van [verdachte] aangetroffen op de blauwe sporttas
AAOI8637NL#01 schouderband van de tas
AAOI8637NL#02 twee hengsels van de tas inclusief klittenbandstuk
AAOI8637NL#01 en #02 (schouderband en twee hengsels van de tas inclusief
klittenbandstuk)
Dit betreffen afgeleide DNA-hoofdprofielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte]
:
Afgeleide DNA-hoofdprofielen AAOI8637NL#01 en #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon. [15]
DNA-sporen van [verdachte] aangetroffen op de helmen
Helmen AAOI8641NL en AAOI8642NL
AAOI8642NL#0l en #02 (rand van de opening en rand die contact maakt met het
voorhoofd)
Dit betreffen afgeleide DNA-hoofdprofielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte
[verdachte] :
Afgeleide DNA-hoofdprofielen AAOI8642NL#0l en #02 zijn elk meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte
[verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een
willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon. [16]
Bewijsoverweging feit 1
[verdachte] ontkent iets met de winkeloverval te maken te hebben. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij in het steegje achter de woning van medeverdachte [medeverdachte] een blauw zeil zag, dat hij nog niet eerder had gezien. Hij is daarom gaan kijken wat eronder zat. Ook zag hij in een kliko een tas met telefoons liggen. Deze kliko heeft hij vervolgens in de tuin van medeverdachte [medeverdachte] neergezet. [verdachte] wilde niet uitleggen waarom hij dat heeft gedaan. Nadat hij de kliko in de tuin had gezet, is hij teruggegaan om het zeil weer over de scooter te doen, maar toen kwam de politie en werd hij aangehouden. De drie iPhones die afkomstig waren van de winkeloverval en bij [verdachte] thuis zijn aangetroffen, heeft [verdachte] naar eigen zeggen van iemand gekocht. [verdachte] wilde niet zeggen waar en van wie hij die iPhones had gekocht.
De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] niet aannemelijk. [verdachte] werd twee uur en drie kwartier na de overval op de [bedrijf] door de politie gezien in een steeg achter de woning van medeverdachte [medeverdachte] , op het moment dat hij een zeil trok over de scooter, die - zo stelt de rechtbank vast op basis van de verklaringen van aangevers en de door de politie uitgekeken camerabeelden van de vluchtende daders - was gebruikt door de daders van de overval. In de tuin van de hiervoor bedoelde woning trof de politie een donkerblauwe sporttas aan met het grootste deel van de buit van de overval op de [bedrijf] (circa 24 telefoons). Op de schouderband van deze donkerblauwe sporttas en op de twee hengsels van die tas werd een DNA-mengprofiel aangetroffen met een relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig van [verdachte] . Ook op de twee runners van het hoofdvak van die tas werd een DNA-mengprofiel aangetroffen met DNA afkomstig van [verdachte] . De sporttas met telefoons werd aangetroffen in een kliko in de tuin van medeverdachte [medeverdachte] . In die kliko bevond zich, onder de sporttas met telefoons, een geruite bigshopper die, zo blijkt uit de verklaringen van de aangevers en de door de politie uitgekeken camerabeelden van de vluchtende daders, eveneens door de daders bij de overval was gebruikt. In die bigshopper zaten de helmen die, zo stelt de rechtbank eveneens vast op basis van de verklaringen van de aangevers en de door de politie uitgekeken camerabeelden van de vluchtende daders, de daders bij de overval en de vlucht daarna op hun hoofd droegen. Op die helmen werd eveneens DNA van [verdachte] aangetroffen. [verdachte] heeft geen (aannemelijke) verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de hiervoor bedoelde voorwerpen. Ook heeft [verdachte] geen sluitende verklaring gegeven voor de drie, bij de overval op de [bedrijf] buit gemaakte telefoons die in zijn woning werden aangetroffen. [verdachte] voldoet aan de kenmerken die de daders volgens de aangevers en ooggetuigen hadden, te weten jonge mannen met een slank postuur die vloeiend Nederlands praatten met een Marokkaans accent. De rechtbank merkt verder op dat uit de camerabeelden in het dossier blijkt dat de twee overvallers al enkele minuten na de overval de straat inrijden waar [verdachte] woont, hetgeen praktisch om de hoek is van de plek waar de vluchtscooter is aangetroffen en [verdachte] is aangehouden.
Op grond van de voormelde redengevende feiten en omstandigheden die uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een van de twee daders was van de overval op de [bedrijf] .
Integrale vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. Niet is komen vast te staan dat het aangetroffen wapen, het wapen is dat is gebruikt bij de winkeloverval. Ook zijn er geen DNA-sporen van [verdachte] op het wapen aangetroffen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1
op 8 februari 2022 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met een ander een grote hoeveelheid (ongeveer 37) mobiele telefoons, die geheel aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [getuige] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking (helmen met donker vizier) en met donkere kleding aan en met in hun hand een vuurwapen, de [bedrijf] winkel binnen te gaan en
- een vuurwapen, op [slachtoffer] en [getuige] te richten en
- met die [slachtoffer] en [getuige] mee naar de voorraadkamer te lopen en die [slachtoffer] en [getuige] op de grond te laten liggen en
- daarbij tegen die [slachtoffer] en [getuige] te zeggen: “nu naar achteren” en “waar liggen die nieuwste telefoons” en “waar zijn de duurste toestellen” en “doe de geldkluis open” en “naar de grond” en “liggen blijven” en “waar is de kluis”, en
- die [slachtoffer] tegen het been, te schoppen.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor [verdachte] .

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door [verdachte] gepleegde feit bestond. Het door [verdachte] gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door [verdachte] gepleegde feit:
feit 1: diefstal, vergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 234 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie een leerstraf van 40 uren in de vorm van de So Cool Training. Als bijzondere voorwaarden vordert de officier van justitie oplegging van een meldplicht jeugdreclassering, ambulante behandeling bij Fivoor, verplichte dagbesteding, contactverboden, locatieverbod en -gebod en elektronische monitoring. De officier van justitie vordert dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich in geval van een bewezenverklaring vinden in de eis van de officier van justitie, maar verzoekt dat de elektronische monitoring wordt beperkt tot een bepaalde duur in plaats van de gehele proeftijd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte op een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van negen (9) maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, met een proeftijd van twee (2) jaren en de algemene en bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
[verdachte] heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een winkeloverval op klaarlichte dag, waarbij gebruik is gemaakt van een wapen en fysiek geweld is gebruikt. [verdachte] en zijn mededader hebben daarbij een grote hoeveelheid mobiele telefoons ter waarde van zo’n € 12.555,21 gestolen. Overvallen zijn heftige en angstaanjagende feiten, voor het slachtoffer in het bijzonder en voor de samenleving in het algemeen. [verdachte] en zijn mededader hebben bij deze winkeloverval niet geschroomd om met behulp van een wapen of een daarop gelijkend voorwerp een zeer dreigende houding aan te nemen tegenover de winkelmedewerkers. Dit brutale en gewelddadige feit heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van meneer [slachtoffer] . [verdachte] en zijn mededader hebben met die gevoelens geen rekening gehouden toen zij besloten uit puur winstbejag op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] van 6 april 2022, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Adviezen van deskundigen
Uit het rapport van GZ-psycholoog Bhagwandin van 8 juni 2022 is gebleken dat bij [verdachte] sprake is van een cognitieve beperking, ADHD-kenmerken, afstemmings- en impulsbeheersingsproblemen. Aangenomen kan worden dat dit van invloed is geweest op de gedragskeuze en gedragingen ten tijde van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft ook het rapport van de reclassering van 19 juli 2022 gelezen. Uit het reclasseringsadvies is gebleken dat het (negatieve) sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van [verdachte] de belangrijkste risicofactoren zijn. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht en een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, verplichte dagbesteding/opleiding volgen, contactverbod en een locatiegebod met elektronische monitoring.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met J. van den Akker, reclasseringswerker. Zij heeft het advies toegelicht. Ook is gesproken met O. Aouragh, PGA-werker. Mevrouw Aouragh heeft aangegeven dat de begeleiding vanuit PGA net is opgestart, maar dat er goede hoop is.
8.3.3
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte] was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. Uit bovengenoemde rapporten blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht en dat dat ook wordt geadviseerd. De rechtbank neemt dit advies over en past het jeugdstrafrecht toe.
8.3.4
Conclusie
Gelet op de richtlijnen die gelden bij de strafoplegging binnen de rechtspraak, de reeds door [verdachte] ondergane voorlopige hechtenis en de vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde, wijkt de rechtbank af van de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank is van mening dat [verdachte] een stevige stok achter de deur moet hebben gelet op de ernst van het feit, maar wil hem vooral handvatten aanreiken om hem het goede spoor op te krijgen en strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank legt aan verdachte op een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van negen (9) maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, met een proeftijd van twee (2) jaren en de algemene en bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat er, zonder een beschermend kader, ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, vanwege de bij verdachte geconstateerde problematiek. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zodat behandeling van verdachte ook in het geval van hoger beroep is gegarandeerd.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de zes handschoenen en teruggave van de telefoon aan [verdachte] .
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de mobiele telefoon (G2945042) en zes handschoenen (G2945012).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder feit 1 ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de schadevergoeding, omdat de vordering voldoende is onderbouwd. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de schadevergoeding hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt dat het bedrag van de schadevergoeding wordt gematigd, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en een diagnose ontbreekt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, hetgeen is gebleken uit de onderbouwing van zijn vordering en uit hetgeen hij ter terechtzitting heeft verklaard. De benadeelde partij is angstig en gestrest, hij is niet meer in staat om te werken en heeft een verwijzing gekregen voor EMDR-behandelingen ter vermindering van zijn klachten. De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing tot de vaststelling dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 redelijk en billijk.
De rechtbank zal de vordering dan ook tot het bedrag van € 5.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 februari 2022. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal hij niet worden gegijzeld, omdat hij is veroordeelt onder het jeugdstrafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de voorwaardelijk opgelegde straf.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 9 september 2021 heeft [verdachte] een taakstraf in de vorm van een gedeeltelijke voorwaardelijke werkstraf opgelegd gekregen in de zaak met parketnummer 16-041983-21. Het voorwaardelijke deel bedraagt 40 uur. [verdachte] heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke jeugddetentie van negen (9) maanden met een proeftijd van twee (2) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [A] ( [geboortedatum 2] -2006), [B] ( [geboortedatum 3] -2006), [medeverdachte] ( [geboortedatum 4] -2006), [C] ( [geboortedatum 5] -2004), [D] ( [geboortedatum 6] -2004), [E] ( [geboortedatum 7] -2005) en [F] ( [geboortedatum 8] -2002), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* op de nog nader door reclassering vast te stellen tijdstippen aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres 1] te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich op afspraken bij Samen Veilig Midden-Nederland zal melden, zolang Samen Veilig Midden-Nederland dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen bij ACT Fivoor, op de tijden en plaatsen als door of namens Fivoor aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij verdachte zich gedurende de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • de mobiele telefoon (G2945042);
  • 6 stuks handschoenen (G2945012).
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.000,00;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2022 tot de dag van de volledige betaling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en J.P. Verboom, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2022.
Mr. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te [vestigingsplaats] , gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid (ongeveer 37) mobiele telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [getuige] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking (helmen met donker vizier) en/of met donkere kleding aan en/of met in zijn/hun hand(en) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de [bedrijf] winkel (gelegen aan de [locatie 2] ) binnen te gaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] en/of [getuige] te richten en/of gericht te houden en/of voor die [slachtoffer] en/of [getuige] zichtbaar vast te houden en/of
- met die [slachtoffer] en/of [getuige] mee naar de voorraadkamer te lopen en die [slachtoffer] en/of [getuige] op de grond te laten liggen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] en/of [getuige] te zeggen: “nu naar achteren” en/of “waar liggen die nieuwste telefoons” en/of “waar zijn de duurste toestellen” en/of “doe de geldkluis open” en/of “naar de grond” en/of “liggen blijven” en/of “waar is de kluis”, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere malen tegen het been, althans het lichaam, te schoppen;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te [vestigingsplaats] , gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/model/type Bruni Gap Glock, kaliber 9 mm P.A.K., omgebouwd naar scherp schietend kaliber 9 mm kort, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2022037772 van 3 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 289. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , p. 36-37.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 39-40.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2022, p. 46-47.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2022, p. 72.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2022, p. 172.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2022, p. 89.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2022, p. 92.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2022, p. 134.
15.NFI-rapport van 21 juli 2021, p. 2-3.
16.NFI-rapport van 4 maart 2022, p. 212.