ECLI:NL:RBMNE:2022:3916
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-pensioen op basis van gezamenlijke huishouding na overlijden partner
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een alleenstaande man, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de herziening van zijn AOW-pensioen. Eiser ontving aanvankelijk een AOW-alleenstaandenpensioen na het overlijden van zijn partner in 2015. Echter, na zijn verhuizing naar het adres van betrokkene, heeft de SVB besloten dat eiser sinds juni 2020 een gezamenlijke huishouding voert met betrokkene, wat leidde tot de omzetting van zijn pensioen naar een AOW-gehuwdenpensioen. De SVB vorderde ook een bedrag van € 6.436,44 terug over een periode van 16 maanden.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en stelde dat hij op zakelijke basis de woning onderhuurde en dat er geen sprake was van financiële verstrengeling of gezamenlijke huishoudelijke taken. De rechtbank heeft de zaak op 5 september 2022 behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding, gebaseerd op de criteria van huisvesting en zorg. Eiser en betrokkene woonden op hetzelfde adres en er was sprake van wederzijdse zorg en financiële verstrengeling, wat de conclusie van de SVB ondersteunde.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de herziening van het AOW-pensioen met terugwerkende kracht gerechtvaardigd was, maar heeft de terugwerkende kracht beperkt tot 12 maanden in plaats van 16 maanden, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder de coronacrisis. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.