RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. C.J.P. Liefting),
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (verweerder)
(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).
Inleiding
1. Eiseres heeft in eerste instantie een AOW-uitkering naar de norm voor een alleenstaande ontvangen. De heer [betrokkene] (hierna: betrokkene) is op enig moment bij haar op hetzelfde adres komen wonen.
2. Verweerder heeft met het besluit van 16 november 2021 (het primaire besluit) beslist dat eiseres haar AOW-alleenstaandenpensioen per juli 2020 wordt omgezet naar een AOW-gehuwdenpensioen. De reden is dat eiseres sinds 5 juni 2020 een gezamenlijke huishouding zou voeren met betrokkene. Ook heeft verweerder een bedrag van € 6.704,60 teruggevorderd over de periode juli 2020 tot en met oktober 2021. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
3. Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder de beslissing opnieuw bekeken. Met het besluit van 4 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder wederom een gezamenlijke huishouding aangenomen. De mate waarin de herziening teruggaat in de tijd is echter gematigd. De uitkering is omgezet naar een gehuwdenpensioen vanaf november 2020. De terugvordering is hierdoor verlaagd vastgesteld op bruto € 5.066,18.
4. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Inhoud bestreden besluit (in essentie weergegeven)
5. Verweerder stelt dat eiseres vanaf juni 2020 een gezamenlijke huishouding voert met betrokkene. Verweerder beoordeelt aan de hand van twee hoofdcriteria of er sprake is van een gezamenlijke huishouding, namelijk het huisvestingscriterium en zorgcriterium. De reden van de gezamenlijke huishouding doet er niet toe: het kan gaan om vriendschap, praktische redenen of economische redenen.
6. Aan het huisvestingscriterium wordt volgens verweerder voldaan, omdat eiseres op hetzelfde adres als betrokkene woont en het hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
7. Ook wordt volgens verweerder aan het zorgcriterium voldaan. Verweerder heeft een deel van de verklaring van eiseres en betrokkene weergegeven en aan de hand hiervan beargumenteerd dat sprake is van financiële verstrengeling, gezamenlijke huishoudelijke taken/ klusjes, wederzijdse zorg en gezamenlijke activiteiten. Weliswaar heeft eiseres achteraf bepaalde dingen ontkend of genuanceerd, maar dit maakt het standpunt van verweerder niet anders.
8. Als de gezamenlijke huishouding zuiver zakelijk van aard is, dan is sprake van een commerciële relatie en wijzigt het recht op AOW niet. Maar dat is hier volgens verweerder niet aan de orde. Zelfs als eiseres wordt gevolgd in de achteraf gegeven wijzigingen, dan nog maken alle aspecten tezamen dat geen sprake is van een zuiver zakelijke relatie. Diverse financiële bijdragen zijn nergens vastgelegd en er is sprake van allerlei gezamenlijke activiteiten.
9. Verweerder heeft de terugwerkende kracht van de herziening wat beperkt maar ziet geen dringende redenen om helemaal af te zien van terugwerkende kracht. Eiseres heeft immers onvolledige informatie verstrekt. Wel komt verweerder enigszins tegemoet, vanwege het late controleonderzoek. De terugwerkende kracht wordt beperkt met 4 maanden, van 16 maanden naar 12 maanden.