Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 4 augustus 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 12 mei 2022 van [eiseres] met productie 31 en 32.
2.Waar gaat het over?
“Leegmaken en goed schoonvegen. Geen stof en geen spinnenwebben!”
“Inmiddels heb ik de heer [B] gesproken. Na een en ander te hebben overlegd zijn we tot de conclusie gekomen dat e.e.a. gewoon door kan gaan volgens planning. Zouden jullie zo vriendelijk willen zijn goede stevige afdekfolie en panlatten aan te leveren zodat meneer [B] zijn stellingen kan afzeilen? Ik heb hem beloofd dat dit er zaterdag ochtend ligt. Hij gaat dit dan verder allemaal zelf regelen en hiervoor ook zelf de verantwoording nemen.”
“Het inspectieobject betreft het dak bedrijfspand waarvan asbesthoudende golfplaten inclusief hulpstukken zijn verwijderd. Het inspectiegebied is onderverdeeld in 5 segmenten en elk segment is apart visueel geïnspecteerd en vrijgegeven. Het inspectiegebied betreft het dak van het bedrijfsgebouw tot deels de bovenkant van het plafond, de betonvloer in het gebouw en verder de bestrating rondom het gebouw.”[D] heeft de saneringslocatie na visuele inspectie goedgekeurd. De balken en bestrating/vloeren van de loods zijn na een aanvullende schoonmaak ook goedgekeurd.
“Vandaag was ik voor het eerst na de in uw opdracht uitgevoerde dakwerkzaamheden in de van u gehuurde ruimte. Ik ben geschrokken van wat ik daar heb aangetroffen. (…) Verder maak ik me grote zorgen over het asbest. Als ik zie hoe er te werk is gegaan en dat er vermoedelijk van alles naar beneden is gevallen, kan het bijna niet anders, dan dat er ook asbestdeeltjes in de ruimte terecht zijn gekomen. Ik zal komende week bij een specialist advies inwinnen en zo nodig kleefmonsters laten nemen.”Op 28 april 2020 ontvangt [eiseres] nog een e-mail van [B] . In deze e-mail schrijft [B] , voor zover hier relevant:
“Hierbij stuur ik u nog wat foto’s van de door ons gehuurde ruimte. Zo heb ik deze ruimte aangetroffen, weken nadat de dakwerkzaamheden zijn afgerond en door de aannemer aan u zijn opgeleverd. Er is van alles stuk en de gele ruimte is verontreinigd. (…) Ik neem aan dat er ook een asbestvrijgave rapport aanwezig is. Ik heb mijn verzekering preventief benaderd en de situatie voorgelegd. Zijn willen in ieder geval een kopie ontvangen van het vrijgave rapport. De door ons gehuurde ruimte ligt bezaaid met stukken dakbedekking, stukken isolatiemateriaal en behoorlijk wat stof/gruis. Dat laat in ieder geval de schijn, dat er ook asbest aanwezig kan zijn in de ruimte.”
- een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die zij uit hoofde van de aanneemovereenkomst richting [eiseres] had;
- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming, bestaande uit de saneringskosten van de loods en de ruimte daaromheen en de gevolgschade, nader op te maken bij staat;
- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de deskundigenkosten van € 7.470,-, vermeerderd met wettelijke rente;
- veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, beide vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten.
3.Wat de rechtbank ervan vindt
“inclusief vrijgave”. De offerte vermeldt ook dat de werkzaamheden worden verricht exclusief binnensaneringen. De opdracht was dus beperkt tot het golfplatendak van de loods. Deze golfplaten zouden gesaneerd en afgevoerd worden en de loods zou daarna worden vrijgegeven. Het vrijgeven van een saneringslocatie gebeurt nadat een externe gecertificeerde onafhankelijke partij (hier: [D] ) na afronding van de werkzaamheden bij een inspectie constateert dat de sanering juist is uitgevoerd en dat de locatie weer veilig betreden kan worden. [D] heeft hiertoe het dak van de loods tot deels de bovenkant van het plafond, de betonvloer in de loods en de bestrating rondom het gebouw geïnspecteerd. [1] Zoals [gedaagde] onweersproken heeft gesteld moet een dergelijke inspectie aan de hand van de Nederlandse Norm 2990 (hierna: NEN 2990) worden verricht. Dit betekent dat enkel een visuele inspectie plaatsvindt en geen kleefmonsters [2] worden genomen. Hoewel [eiseres] en [gedaagde] dus inderdaad niet zijn overeengekomen dat [gedaagde] de hele loods van [eiseres] zou saneren moesten de werkzaamheden wel op zodanige wijze worden verricht dat de loods, inclusief de binnenruimtes, na de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden op basis van een visuele inspectie veilig te betreden was. De vraag die daarom moet worden beantwoord is of er ondanks het rapport van vrijgave van [D] asbestdelen afkomstig van de asbesthoudende golfplaten in de loods zijn achtergebleven die bij een visuele inspectie hadden moeten worden gezien.
“De toepassing betreft restanten rondom het pand tussen het onkruid (“groenstrookje”) en in de HWA putjes. (…) gebied is afgezet middels asbestwaarschuwingslint, gebied dient niet meer betreden te worden zonder asbestgerelateerde PBM’s icm deco unit. aanbeveling: Verhoogd risico, saneren of verwijderen op korte termijn.”
“De toepassing betreft restanten op diverse plekken in het gebouw. In de tekening zijn twee volledige vlakken ingetekend waarvan de ruimtes volledig visueel van verontreinigd zijn. In de twee andere ruimtes zijn enkel balkjes ingetekend. Dit betreft enkel verontreiniging op de spanten en tussenligger van de staalconstructie. (…) Verhoogd risico, saneren of verwijderen op korte termijn.”[onderneming 5] verwijst hierbij naar de volgende tekening:
“Naar aanleiding van de restanten (toepassing 3) die in de ruimtes zijn aangetroffen zijn er tien kleefmonsters genomen. Het advies is om de ruimtes niet meer te betreden zonder asbest gerelateerde p.b.m. en decounit. Na analyse bleken er 2 kleefmonsters positief te zijn. Daar opvolgend is een NEN-2991 onderzoek uitgevoerd waaruit is gebleken dat de verontreiniging beperkt is gebleven tot 1 x 2m2 (toepassing 4) en 1 x 4 m2 (toepassing 9).”
“Tijdens een asbestinventarisatie is in een gedeelte van het bouwwerk of een gedeelte van het object gelegen aan de [adres] te [plaats] een asbesttoepassing aangetroffen welke een mogelijk asbestblootstellingsrisico oplevert voor de gebruikers van een gedeelte van het bouwwerk of een gedeelte van het object. (…) In een gedeelte van de loods zijn stukjes en brokjes aangetroffen na aanleiding hiervan zijn er kleefmonsters (SEM) genomen, hiervan zijn 2 kleefmonsters ‘+’ bevonden. Naar aanleiding hiervan is een NEN-2991 onderzoek geadviseerd om het potentieel en actueel risico vast te stellen.”
“Chrysotiel: + (duidelijk asbest aangetroffen)”en voor het merendeel van de kleefmonsters van toepassing 4 en 9
“Chrysotiel: +/-, (sporen asbest aantoonbaar)”vermeldt, maakt dit niet anders
.Hoewel hier niet expliciet over chrysotiel 10 – 15 % wordt gesproken, volgt uit het rapport van [onderneming 5] immers niet dat dit percentage chrysotiel niet ook onder de verzamelnaam “chrysotiel” zou kunnen vallen. Uit Bijlage B van het rapport van [onderneming 5] maakt de rechtbank namelijk op dat de 10 – 15 % enkel iets zegt over de massa (het %) dat van de asbestsoort chrysotiel is aangetroffen. Anders dan [gedaagde] veronderstelt volgt uit het rapport van [onderneming 5] dus niet dat daar waar melding wordt gemaakt van chrysotiel in algemene zin, hier niet (ook) restanten van de asbesthoudende golfplaten onder zouden kunnen worden verstaan.
“buiten het reeds aangetroffen asbest”.Daarbij komt dat de risicobeoordeling van [onderneming 5] alleen lijkt te zien op de genomen kleef- en luchtmonsters en niet op de stukjes en brokjes asbest die zij ook heeft aangetroffen. De aanleiding voor de risicobeoordeling ligt volgens [onderneming 5] namelijk in toepassing 4 van haar rapport. [3] Als onweersproken door [eiseres] gesteld maakt [onderneming 5] in haar risicobeoordeling bovendien melding van aantoonbare emissie van asbestvezels vanuit de (bouw)materialen, waardoor volgens [onderneming 5] preventieve actie is gewenst. [onderneming 5] adviseert de bron op te sporen en te saneren tot het niveau asbestveilig. De risicobeoordeling van [onderneming 5] neemt dus niet weg dat resten asbest moeten worden gesaneerd.
“Concluderend kan gesteld worden dat het werkgebied niet gereed was voor de eindbeoordeling omdat er aanvullende schoonmaak noodzakelijk was. Tevens kan niet aangetoond worden wanneer de aanvullende schoonmaak heeft plaatsgevonden. (…) Geconcludeerd kan worden dat DTA voorafgaand aan de eindcontrole de werkplek onvoldoende heeft geïnspecteerd.” En:
“Ook in geval de inspectie-instelling een eenvoudige visuele afwijking constateert conform de NEN 2990, registreert de DTA in het logboek welke aanvullende maatregelen zijn genomen. Hier was geen sprake van een afkeur maar wel van aanvullende schoonmaak. In het logboek is hier niets over vermeld. De DTA heeft de rapportage van de visuele inspectie voorzien van zijn handtekening en is dus akkoord gegaan met een eindbeoordeling die niet voldoet aan de NEN 2990.”
“Op basis van de hieronder staande bevindingen: - visuele inspectie die niet correct is uitgevoerd en vastgelegd in het logboek en de rapportage door de DTA en de laborant; - fotoreportage van de laborant waarop stof en stukjes zichtbaar zijn en niet afgedekte losse inboedel in het werkgebied; - drie verschillende asbestinventarisaties na de eindbeoordeling hebben plaatsgevonden door drie verschillende opdrachtgevers op drie verschillende plaatsen waarbij alle drie de asbestinventarisaties asbest, 10-15% chrysotiel, en stof is gevonden. (…) kan geconcludeerd worden dat: Afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest of van asbesthoudende producten werden niet zo spoedig mogelijk verzameld en afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking (…) waardoor niet werd voldaan aan het gestelde in artikel 4.45, 2e lid onder d, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.”En:
“Op basis van de waarnemingen en bevindingen zoals hiervoor aangegeven blijkt dat er in de loods nog asbest aanwezig was en de spanten in de gehele loods nog verontreinigd waren. Doordat niet alle asbesthoudende materialen en stoffen volledig waren verwijderd door de werknemers van [onderneming 3] BV is er mogelijk een gevaar ontstaan van blootstelling aan asbesthoudende stoffen voor andere personen.”De arbeidsinspecteur komt tot deze conclusie na bestudering van onder andere het rapport van vrijgave, het rapport van [onderneming 5] en het horen van verschillende getuigen.
“Volgens de NEN 2990 dient de afgeschermde ruimte vrij te zijn van inboedel of losse goederen; De foto’s gemaakt door de heer (…) tonen aan dat de loods niet vrij was van inboedel en losse goederen. Tevens is zichtbaar dat niet alle goederen met folie zijn afgedekt. Concluderend: het asbestverwijderingsbedrijf en de DTA waren op de hoogte van de losse inboedel en goederen die aanwezig waren in de loods. (Zie verklaring DTA (…) dat de hal met kerstspullen niet leeg was en men daar nog folie over heen heeft getrokken). De saneerder had geen aanvang mogen maken met de sanering daar de onderliggende loods niet vrij was van inboedel of losse goederen.”
“fase daadwerkelijke sanering”beoordeeld. [5] Op het moment van de audit was nog geen asbesthoudend materiaal verpakt of uit het werkgebied verwijderd [6] en was de
“fase eindbeoordeling”nog niet actief. [7] Het auditrapport zegt dus niks over de werkwijze bij het verwijderen van de asbest, het resultaat van de sanering en de wijze waarop één en ander na vrijgave is opgeleverd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog naar voren gebracht dat in het rapport van [onderneming 6] staat dat het asbesthoudende materiaal voorzichtig werd behandeld en dat breuk zoveel mogelijk werd voorkomen. Dit maakt het voorgaande echter niet anders, omdat ook dit niets zegt over de wijze waarop de loods na vrijgave is opgeleverd.
“Ik zocht de foto van de visuele inspectie welke op 23 maart 2020 door de heer [D] is gemaakt tijdens de visuele inspectie. Hier is zichtbaar dat de pijp aan de rechterzijde niet meer aanwezig is. De heer (…) heeft op 23 maart 2020 voorafgaande aan de sanering met de heer (…) gesproken. (…) De heer (…) heeft de heer (…) gevraagd of de saneerders de pijp mee konden saneren. De heer (…) heeft toen aangegeven dit niet te kunnen doen. De foto toont dat de pijp na de sanering niet meer aanwezig is.”De arbeidsinspecteur concludeert in het boeterapport van [onderneming 3] :
“M.b.t. het verwijderen van 1 pijp van de schoorsteen, die bij aanvang van de sanering nog aanwezig was en na afloop van de sanering conform de foto’s niet meer aanwezig was op het dak is onvoldoende toezicht gehouden.” [9] Op basis hiervan staat voor de rechtbank voldoende vast dat de schoorsteenpijp als gevolg van de saneringswerkzaamheden is verdwenen. Deze was op de ochtend van de saneringswerkzaamheden nog aanwezig en na afronding van deze werkzaamheden op dezelfde dag niet meer. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat [eiseres] hier zelf enig aandeel in zou hebben. [eiseres] zou dit dan immers op enig moment tussen de aanvang van de saneringswerkzaamheden en het afronden daarvan op dezelfde dag hebben moeten doen. De rechtbank sluit niet uit dat het beschadigen en verdwijnen van de schoorsteenpijp(en) tot extra verontreiniging heeft geleid. De schoorsteenpijpen waren ook van asbestcement gemaakt en bevatten ook een percentage van 10-15% chrysotiel. [10] Voor zover het beschadigen of verdwijnen van deze schoorsteenpijp(en) dan ook tot (extra) schade heeft geleid komt dit voor rekening en risico van [gedaagde] .
“Verhoogd risico, saneren of verwijderen op korte termijn.”Alleen met betrekking tot het restant dat door [onderneming 5] in de dakgoot is aangetroffen (toepassing 2) vermeldt [onderneming 5] dat sanering niet meer nodig is omdat de toepassing niet meer aanwezig is. Aan deze stelling van [gedaagde] gaat de rechtbank daarom voorbij. Naar het oordeel van de rechtbank moet [gedaagde] de kosten van de sanering volledig vergoeden.
3.342,00(3 punten × tarief € 1.114,-)