ECLI:NL:RBMNE:2022:3934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
9399409 UC EXPL 21-5913
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.L. Veendrick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onjuist advies en uitvoering van werkzaamheden aan een auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eiseres], en een gedaagde partij, aangeduid als [handelsnaam]. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van werkzaamheden aan een Mercedes GT63S AMG, die door [eiseres] was aangeschaft. Na de aankoop heeft de directeur-grootaandeelhouder van [eiseres], de heer [C], contact opgenomen met [handelsnaam] voor aanpassingen aan de auto, waaronder het leeghalen van de downpipes om het geluid uit de uitlaat te verhogen. Na instemming met een offerte van [handelsnaam] voor deze werkzaamheden, heeft [eiseres] in totaal € 14.961,17 betaald.

Na de werkzaamheden vertoonde de auto echter problemen, waaronder een noodloop, wat leidde tot verdere schade. [eiseres] heeft [handelsnaam] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, die door experts werd geschat op € 13.309,47. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [handelsnaam] in verzuim is geraakt en toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de schade vastgesteld op € 5.000,- en dit bedrag toegewezen als vervangende schadevergoeding. De vordering van [eiseres] tot terugbetaling van de kosten voor het leeghalen van de downpipes is afgewezen, omdat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag is vanaf 2 juli 2021 toegewezen, en [handelsnaam] is veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9399409 UC EXPL 21-5913 VL/51573
Vonnis van 4 mei 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B. Garnaat,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [handelsnaam] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.S.J. Supicic.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 augustus 2021;
- de conclusie van antwoord, bij de griffie binnengekomen op 19 oktober 2021;
- de producties;
- de e-mail van mr. Supicic van 22 februari 2022 met de verklaringen van mevrouw [A] en de heer [B] ;
- de e-mail van mr. Garnaat van 23 februari 2022 met zes pagina’s met schermweergaven van app-gesprekken.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 4 maart 2022 heeft de griffier zittingsaantekeningen gemaakt. Deze zijn in het dossier van de kantonrechter gevoegd. Aan het einde van de mondelinge behandeling is meegedeeld dat de kantonrechter vonnis zal wijzen.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
[eiseres] heeft op 22 februari 2021 een Mercedes GT63S AMG uit 2019 (hierna: de auto) gekocht. Na de aankoop van de auto heeft de DGA van [eiseres] , de heer [C] (hierna: [C] ), contact opgenomen met [handelsnaam] omdat hij naast een aantal aanpassingen aan het uiterlijk van de auto het geluid uit de uitlaat van de auto luider wilde laten klinken. De eigenaar van [handelsnaam] , de heer [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ), heeft [eiseres] hierop voorgesteld om de downpipes van de auto leeg te halen en heeft voor de werkzaamheden op 9 maart 2021 een offerte opgesteld voor een totaalbedrag van € 13.146,17 inclusief BTW.
2.2.
Nadat [eiseres] met de offerte had ingestemd constateerde [handelsnaam] dat het voor het leeghalen van de downpipes nodig was om het motorblok van de auto te droppen (laten zaken). De extra kosten hiervan waren € 1.500,- exclusief BTW. In totaal heeft [eiseres] € 14.961,17 inclusief BTW aan [handelsnaam] betaald.
2.3.
[eiseres] heeft de auto op 27 maart 2021 bij [handelsnaam] opgehaald. Op dat moment was de stage 2 tuning van de auto nog niet volledig afgerond. Toen [eiseres] met de auto ging rijden ontstonden er problemen. [handelsnaam] heeft geprobeerd deze problemen op te lossen door de koelvloeistof (nogmaals) te ontluchten. Ook na het ontluchten van de koelvloeistof bleef de auto echter problemen geven. De auto raakte in een noodloop, wat betekent dat de auto een tekort aan vermogen levert. [handelsnaam] heeft hierop een aantal aanpassingen in de software van de auto gedaan. Omdat de auto ook na deze werkzaamheden van [handelsnaam] nog problemen gaf heeft [eiseres] de auto naar [onderneming 1] gebracht. [onderneming 1] heeft op haar beurt de [onderneming 2] in [plaats] (hierna: [onderneming 2] ) ingeschakeld.
2.4.
In zijn e-mail van 21 mei 2021 aan [handelsnaam] geeft [C] aan dat [onderneming 2] de auto heeft onderzocht en tot de conclusie is gekomen dat de problemen worden veroorzaakt doordat de downpipes van de auto zijn leeggehaald. [C] schrijft:
“Kern van het probleem is een hitte die veroorzaakt wordt door de downpipes die zijn leeggehaald. Bij dit model kunnen deze aanpassingen niet uitgevoerd worden volgens experts omdat de auto daar niet op gebouwd is. De hitte is te groot en veroorzaakt blijvende schade. (…) Schade aan mijn auto vastgesteld door Mercedes is € 13309,47. (…) Ik verwacht dat mijn auto hersteld wordt door een [onderneming 2] of [D (voornaam)] van [onderneming 1] met garantie totdat het probleem verholpen is. Daarbij wil ik dat mijn kosten betaald bij [handelsnaam] worden gecrediteerd. Ik ben verkeerd geadviseerd en afspraken zijn niet nagekomen. (…) Ik zou graag voor het einde van deze week en uiterlijk maandag een voorstel met planning ontvangen hoe jullie dit willen oplossen. Op basis van de relatie wil ik dit niet meteen juridisch uit handen geven, maar ik ga wel uit van een schadeloosstelling.”
2.5.
[handelsnaam] heeft de door [eiseres] gestelde schade gemeld op haar garagepolis bij ASR Verzekeringen N.V. (hierna: ASR). ASR heeft [onderneming 3] B.V. (hierna: [onderneming 3] ) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de gestelde schade. In haar rapport van 17 juni 2021 schrijft [onderneming 3] :
“Alle drie de remkleppen in het uitlaatsysteem draaien zwaar. De klep-as lagers (koper/messing legering bus) c.q. de scharnierpunten zijn door een thermische overbelasting deels gesmolten en/of aangetast door een overmatige warmte ontwikkeling. Door dit fenomeen klemmen deze kleppen, waardoor er een foutcode ontstaat en de motorcomputer een noodprogramma activeert om schade aan de motor en turbo’s te beperken. (…) De door ons geconstateerde beschadigingen aan de rem/regel kleppen in het uitlaatsysteem zijn in direct verband te brengen met de uitgevoerde werkzaamheden van uw verzekerde. Er bestaat een causaal verband. De schade is het gevolg van de schade aan de kleppen en komt voort uit een te hoge uitlaatgas temperatuur door het verwijderen van de katalysatoren.”
2.6.
In zijn brief van 24 juni 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [handelsnaam] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. In deze brief wordt [handelsnaam] een termijn van één week gegeven om de auto in originele staat te (laten) brengen. Op 2 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [handelsnaam] bericht dat de gestelde termijn is verstreken en dat het [eiseres] daarom vrij staat de auto door een andere partij te laten herstellen en de kosten hiervan op [handelsnaam] te verhalen.
2.7.
[eiseres] heeft de auto op maandag 5 juli 2021 voor reparatie naar [onderneming 1] gebracht. [onderneming 1] heeft de auto teruggebracht in originele staat en heeft hiervoor een bedrag van € 12.351,49 inclusief BTW bij [eiseres] in rekening gebracht.
2.8.
[eiseres] vordert in een (uitvoerbaar bij voorraad verklaard) vonnis veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van € 18.618,80, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Ter onderbouwing van deze vordering stelt [eiseres] dat [handelsnaam] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen ten opzichte van [eiseres] . [handelsnaam] zou [eiseres] onjuist hebben geadviseerd over het aanpassen van de uitlaat van de auto en is op basis van dit onjuiste advies aan het werk gegaan. De downpipes van de auto hadden niet leeggehaald mogen worden. Door het leeghalen van de downpipes van de auto wordt de hitte in de uitlaat volgens [eiseres] zo hoog dat de uitlaatkleppen smelten en niet meer werken. Als gevolg hiervan komt de auto in de noodloop.
Volgens [eiseres] moest de auto in originele staat terug worden gebracht om de door [handelsnaam] gemaakte fouten te herstellen. [eiseres] vordert de kosten hiervan (€ 12.351,49) als vervangende schadevergoeding. Daarnaast vordert [eiseres] het bedrag dat zij aan [handelsnaam] heeft betaald voor het leeghalen van de downpipes terug op grond van wanprestatie. Volgens [eiseres] gaat het hier om een bedrag van € 6.267,31.
2.9.
[handelsnaam] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van [eiseres] en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [handelsnaam] betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en voert aan dat het leeghalen van de downpipes een methode is die vaak wordt toegepast om een harder geluid uit de uitlaat van een auto te laten klinken. Er rijden in Nederland volgens [handelsnaam] veel AMG’s rond met leeggehaalde downpipes en het leeghalen van de downpipes was dan ook een verantwoorde methode voor het type auto van [eiseres] . [handelsnaam] voert aan dat het type kleppen van de auto (standaard Mercedes kleppen) vermoedelijk niet bestand was tegen de hitte die werd geproduceerd door de leeggehaalde downpipes. Dit was volgens [handelsnaam] echter niet voorzienbaar omdat soortgelijke typen Mercedes motoren wel bestand zijn tegen deze aanpassingen in het uitlaatsysteem. Ook zouden de problemen volgens [handelsnaam] mogelijk veroorzaakt worden doordat de auto nog niet stage 2 getuned was. [handelsnaam] voert aan dat zij [eiseres] meermaals heeft aangeboden de auto stage 2 te tunen, maar dat [eiseres] op dit aanbod niet is ingegaan.
[handelsnaam] stelt zich verder op het standpunt dat zij niet in verzuim is geraakt omdat de termijn van één week in de ingebrekestelling van 24 juni 2021 niet redelijk is. Tot slot betwist [handelsnaam] de omvang van de gevorderde (vervangende) schadevergoeding. Volgens [handelsnaam] was het voor het herstellen van de schade niet nodig om de auto terug te brengen in originele staat.

3.Wat de kantonrechter ervan vindt

3.1.
De belangrijkste beslissingen van de kantonrechter zijn dat [handelsnaam] in verzuim is geraakt en toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [handelsnaam] is daarom aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade. De kantonrechter stelt de door [eiseres] geleden schade vast op € 5.000,- en wijst dit bedrag toe als vervangende schadevergoeding. De vordering van € 6.267,31 wordt afgewezen. De beslissingen van de kantonrechter worden hieronder toegelicht.
[handelsnaam] is in verzuim geraakt
3.2.
De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiseres] zo dat [eiseres] geen ontbinding vordert maar aanspraak maakt op (vervangende) schadevergoeding. De gevorderde schadevergoeding wordt gedeeltelijk gebaseerd op artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (BW) (voor wat betreft het bedrag van € 6.267,31) en gedeeltelijk op artikel 6:87 BW (voor wat betreft het bedrag van € 12.351,49). Voor zowel een vordering tot schadevergoeding op basis van artikel 6:74 BW als voor een vordering tot vervangende schadevergoeding op grond van 6:87 BW is vereist dat de schuldenaar in verzuim is. Dit is een juridisch begrip en betekent dat er aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan voordat het niet nakomen van een verplichting door een contractspartij juridische gevolgen krijgt. Het verzuim treedt in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld met een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
3.3.
[handelsnaam] voert aan dat zij niet in verzuim is geraakt omdat haar in de brief van 24 juni 2021 (zie randnummer 2.6) geen redelijke termijn voor nakoming is gegeven. Volgens [handelsnaam] is de gestelde termijn van één week te kort en wordt een termijn van twee weken doorgaans als redelijk beschouwd. Dit geldt volgens [handelsnaam] vooral omdat zowel [handelsnaam] als haar verzekeringstussenpersoon [eiseres] hebben laten weten dat de zaak uit handen was gegeven.
3.4.
Anders dan [handelsnaam] is de kantonrechter van oordeel dat [handelsnaam] met het verstrijken van de termijn uit de brief van 24 juni 2021 in verzuim is geraakt. Bij het beoordelen van de redelijkheid van de lengte van de termijn die voor nakoming wordt gegeven moet namelijk ook gekeken worden naar de tijd die de schuldenaar vóór de aanmaning heeft gehad om zich hierop voor te bereiden. Hierbij kunnen eerder gestelde termijnen of verzonden sommaties van belang zijn. Dat de schuldeiser voorafgaand aan de aanmaning termijnen heeft gesteld of sommaties heeft verzonden kan namelijk meebrengen dat de in de aanmaning gestelde termijn korter mag zijn. [1]
Uit het dossier blijkt dat [eiseres] [handelsnaam] voorafgaand aan 24 juni 2021 termijnen heeft gesteld om de problemen aan de auto te verhelpen. Zo schrijft [C] in zijn e-mail van 21 mei 2021 (zie randnummer 2.4) dat hij graag voor het einde van de week en uiterlijk maandag een voorstel wil ontvangen inclusief een planning voor het oplossen van de problemen. Ook in de Whatsapp berichten die tussen [eiseres] en [handelsnaam] zijn gewisseld worden herhaaldelijk termijnen gesteld. [2] Zo geeft [C] op 1 juni 2021 aan uiterlijk die ochtend een voorstel te willen ontvangen voor een oplossing en de problemen uiterlijk die week opgelost te willen hebben. Ook in de Whatsapp berichten van 11 en 18 juni 2021 wordt aangedrongen op een oplossing. Op 19 juni 2021 geeft [C] aan nog tot dinsdag te wachten op het krijgen van een datum voor de reparatie en de zaak anders uit handen te geven.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [handelsnaam] gelet op deze omstandigheden voldoende tijd gehad om zich op de aanmaning voor te bereiden en, anders dan [handelsnaam] meent, in tijd uitgedrukt, voldoende gelegenheid gehad om de problemen aan de auto te herstellen. De termijn van één week in de brief van 24 juni 2021 is daarom niet onredelijk. Dat de verzekeraar van [handelsnaam] zich nog niet over de kwestie had uitgesproken komt voor rekening en risico van [handelsnaam] en leidt dus niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat [handelsnaam] na afloop van de in de brief van 24 juni 2021 gestelde termijn in verzuim is geraakt. [eiseres] kan daarom (vervangende) schadevergoeding vorderen van [handelsnaam] als [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
[handelsnaam] is toerekenbaar tekortgeschoten
3.5.
Artikel 6:74 BW bepaalt dat de schuldenaar aansprakelijk is voor een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend. Het is aan de schuldeiser om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij een verbintenis had met de schuldenaar, wat de inhoud daarvan was en dat de schuldenaar in de nakoming daarvan tekort is geschoten.
3.6.
Volgens [eiseres] is [handelsnaam] tekortgeschoten door (i) [eiseres] te adviseren om de downpipes leeg te halen en (ii) de werkzaamheden op basis van dit onjuiste advies uit te voeren. Met betrekking tot punt (i) voert [eiseres] aan dat het type Mercedes van [eiseres] niet bestand zou zijn tegen de hitte die wordt veroorzaakt door het leeghalen van de downpipes. [handelsnaam] had [eiseres] dan ook niet mogen adviseren om de downpipes leeg te halen.
[handelsnaam] heeft hier tegenin gebracht dat het leeghalen van de downpipes een methode is die vaak wordt toegepast om een harder geluid uit de uitlaat te creëren. Er rijden in Nederland volgens [handelsnaam] veel AMG’s rond met leeggehaalde downpipes en het leeghalen van de downpipes was dan ook een verantwoorde methode voor het type auto van [eiseres] .
3.7.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [handelsnaam] had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar stelling dat het leeghalen van de downpipes bij het type auto van [eiseres] überhaupt niet mocht worden verricht nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door een verklaring van een expert in het geding te brengen. Dit heeft zij niet gedaan. Weliswaar is er een relatie tussen de ontstane hitte in het uitlaatsysteem en de problemen met de motor, [3] maar dat de uitgevoerde werkzaamheden bij het type Mercedes van [eiseres] überhaupt niet mochten worden verricht is niet komen vast te staan. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de downpipes van de auto in beginsel leeggehaald konden worden en dat [handelsnaam] [eiseres] niet onjuist heeft geadviseerd.
3.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [handelsnaam] echter wel tekortgeschoten in de wijze waarop zij de werkzaamheden aan de auto vervolgens heeft verricht (punt ii). [onderneming 3] geeft in haar expertiserapport van 17 juni 2021 aan dat de noodloop wordt geactiveerd doordat de kleppen van de auto klemmen (zie randnummer 2.5) en vervolgt: “
De door ons geconstateerde beschadigingen aan de rem/regel kleppen in het uitlaatsysteem zijn in direct verband te brengen met de uitgevoerde werkzaamheden van uw verzekerde. Er bestaat een causaal verband. De schade is het gevolg van de schade aan de kleppen en komt voort uit een te hoge uitlaatgas temperatuur door het verwijderen van de katalysatoren.”
Dat de kleppen van de auto niet bestand waren tegen de hitte die werd veroorzaakt door het leeghalen van de downpipes heeft [handelsnaam] in haar conclusie van antwoord (alinea 44) erkend. [handelsnaam] meent echter dat dit niet voorzienbaar was, omdat dit probleem zich bij het aanpassen van de downpipes van andere Mercedes modellen nooit zou hebben voorgedaan. Dit standpunt kan [handelsnaam] naar het oordeel van de kantonrechter echter niet baten. Als professioneel autobedrijf had het op de weg van [handelsnaam] gelegen om na te gaan of de kleppen in het uitlaatsysteem van de auto zonder het nemen van extra maatregelen bestand zouden zijn tegen de hitte die werd veroorzaakt door het leeghalen van de downpipes. Dat zij dit niet heeft gedaan komt voor eigen rekening en risico van [handelsnaam] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen ten opzichte van [eiseres] . Dit betekent dat [handelsnaam] de door [eiseres] geleden schade moet vergoeden.
De omvang van de (vervangende) schadevergoeding
3.9.
Uit de e-mail van 2 juli 2021 (zie randnummer 2.6) blijkt dat [eiseres] vanaf dat moment niet langer nakoming maar vervangende schadevergoeding wilde. De kantonrechter vat deze e-mail op als een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW. Dit betekent dat de oorspronkelijke aanspraak op nakoming met de brief van 2 juli 2021 is omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Omdat [handelsnaam] op 2 juli 2021 in verzuim raakte is met deze brief aan de voorwaarden voor toekenning van vervangende schadevergoeding voldaan.
3.10.
[eiseres] heeft de gevorderde vervangende schadevergoeding gebaseerd op de kosten die [onderneming 1] haar in rekening heeft gebracht voor het terugbrengen van de auto in originele staat. Ter onderbouwing van haar stelling dat de auto in originele staat teruggebracht moest worden heeft [eiseres] aangevoerd dat zij meerdere experts heeft geconsulteerd. Deze experts zouden allemaal hebben aangegeven dat de kern van het probleem moet worden aangepakt om de problemen met de auto op te lossen: de beschadigde downpipes. [eiseres] heeft verder aangevoerd dat de waarde van een exclusieve auto als het type auto van [eiseres] enorm afneemt als hij niet wordt teruggebracht in originele conditie.
3.11.
[handelsnaam] betwist dat het nodig was om de auto in originele staat terug te brengen om de schade te herstellen. Volgens [handelsnaam] kon de schade ook hersteld worden door de uitlaatkleppen uit te schrijven (te deactiveren) en de software van de auto aan te passen. Als alternatief zouden de standaard kleppen vervangen kunnen worden voor een type klep dat beter bestand is tegen de hitte die ontstaat als gevolg van het leeghalen van de downpipes. Een derde optie was het vervangen van de uitlaatdempers voor een model met verbeterde kleppen. Ter onderbouwing van haar standpunt dat het niet nodig was om het uitlaatsysteem in originele staat terug te brengen wijst [handelsnaam] op het expertiserapport van [onderneming 3] . [onderneming 3] geeft in haar rapport aan dat het mogelijk is om de auto te herstellen door de drie kleppen manueel open en vast te zetten en de werking van de kleppen met behulp van een softwareprogramma weg te schrijven. De kosten hiervan worden door [onderneming 3] geschat op € 500,- exclusief. BTW. [onderneming 3] schrijft verder met betrekking tot de geleden schade:
“De daadwerkelijke gevolgschade aan het voertuig is dan ook het beschadigen van de rem/regelkleppen in het uitlaat. Dit uitlaat systeem dient vanaf de katalysatoren (met voorpijp) te worden vervangen. De overige onderdelen, die noodzakelijk zijn om de het voertuig weer fabrieksorigineel te maken, zijn dan ook geen gevolgschade. Dit zijn onomkeerbare voertuig aanpassingen die tussen partijen werden afgesproken. Wat is gewijzigd functioneert verder prima.”En:
“Voor een deugdelijk herstel van de daadwerkelijke schade dient het uitlaatsysteem te worden vervangen. (…) Het verder origineel maken van het voertuig middels het leveren en monteren van een nieuwe motorcomputer (ECU) en twee katalysatoren met bouten en pakkingen betreft geen schade. Er is immers geleverd wat is afgesproken.”[onderneming 3] calculeert de schade op een bedrag van € 4.389,29 inclusief BTW.
3.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat de auto in originele staat teruggebracht moest worden om de fouten van [handelsnaam] te herstellen. [eiseres] had hiertoe bijvoorbeeld een verklaring- of rapportage van een expert in het geding kunnen brengen. Dit heeft zij niet gedaan. De enkele stelling dat de waarde van een exclusieve auto als de auto van [eiseres] afneemt als deze niet in originele staat verkeert, is onvoldoende om aan te nemen dat terugkeer naar de originele conditie noodzakelijk was. Dat de auto niet meer in originele staat zou zijn heeft [eiseres] immers geaccepteerd op het moment dat zij [handelsnaam] opdracht gaf om werkzaamheden aan het uiterlijk en de uitlaat van de auto te verrichten.
Tegenover de stelling van [eiseres] dat terugkeer naar de originele staat nodig was staat een gemotiveerde betwisting van [handelsnaam] dat dit niet nodig was. [handelsnaam] wordt in dit standpunt gesteund door het expertiserapport van [onderneming 3] . De inhoud van dit expertiserapport is niet (gemotiveerd) door [eiseres] betwist. De kantonrechter zal daarom voor het vaststellen van de schade (bestaande uit de redelijke kosten van herstel) aansluiting zoeken bij dit expertiserapport. Voor zover de kosten niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld zullen zij worden geschat (6:97 BW).
3.13.
Hoewel [onderneming 3] in haar rapport aangeeft dat het mogelijk was om het voertuig voor een bedrag van € 500,- exclusief BTW te herstellen door de werking van de kleppen weg te schrijven, begrijpt de kantonrechter het rapport zo dat [onderneming 3] het voor het deugdelijk herstel van de schade aan de auto nodig vindt om het uitlaatsysteem vanaf de katalysatoren te vervangen. [onderneming 3] heeft de kosten hiervan op € 4.389,29 inclusief BTW berekend. [onderneming 3] ziet de kosten voor demontage (door [onderneming 3] gesteld op € 290,- exclusief BTW) als herlevering en heeft deze kosten dus niet in haar schadeberekening meegenomen. Ook heeft [onderneming 3] , naar de kantonrechter begrijpt, geen rekening gehouden met de arbeidskosten voor de te verrichten herstelwerkzaamheden. Dat dergelijke kosten mogelijk niet onder de dekking van de garagepolis vallen komt echter voor rekening en risico van [handelsnaam] en kan [eiseres] niet worden aangerekend. [onderneming 3] berekent de herstelkosten in haar rapportage tot slot inclusief BTW. Dat [eiseres] als bedrijf geen BTW kan verrekenen is echter niet gesteld of op andere wijze gebleken. BTW vormt dus geen schade.
Rekening houdend met deze omstandigheden schat de kantonrechter de door [eiseres] geleden schade op € 5.000,- exclusief BTW. De kantonrechter komt tot dit bedrag door aan te sluiten bij de schadeberekening van [onderneming 3] inclusief demontagekosten en exclusief BTW en voor de (verdere) arbeidskosten uit te gaan van maximaal twee dagen werk op basis van gangbare uurtarieven van dealerbedrijven. Het bedrag van € 5.000,- wordt als vervangende schadevergoeding toegewezen.
Het gevorderde bedrag van € 6.267,31 wordt afgewezen
3.14.
Omdat aan [eiseres] vervangende schadevergoeding wordt toegekend en zij financieel dus in de positie wordt gebracht zonder tekortkoming van [handelsnaam] , komen de kosten die zij voor het leeghalen van de downpipes heeft gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking. Ook in de situatie zonder tekortkoming van [handelsnaam] had [eiseres] deze kosten immers moeten betalen. Het gevorderde bedrag van € 6.267,31 zal daarom worden afgewezen.
Wettelijke rente
3.15.
Uit de dagvaarding van [eiseres] blijkt niet met ingang van welke datum zij de wettelijke rente vordert. Omdat [handelsnaam] vanaf 2 juli 2021 in verzuim is zal de wettelijke rente over het bedrag van € 5.000,- exclusief BTW vanaf deze datum worden toegewezen.
Proceskosten
3.16.
[handelsnaam] zal als de in belangrijke mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht: € 1.013,-
- kosten dagvaarding: € 102,15
- salaris gemachtigde: € 622,- (2 punten x € 311,-)
Totaal: € 1.737,15.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiseres] aan vervangende schadevergoeding € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2021 tot de voldoening;
4.2
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.737,15;
4.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.L. Veendrick, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.

Voetnoten

1.Zie o.a. Hoge Raad, 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581.
2.Zie de e-mail van mr. Garnaat van 23 februari 2022 met zes pagina’s met schermweergaven van app-gesprekken.
3.Zie het expertiserapport van [onderneming 3] (randnummer 2.5).