ECLI:NL:RBMNE:2022:3962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
9756148 UC EXPL 22-1934
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige openbaarmaking van vertrouwelijke informatie over zelfmoordpoging in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door vertrouwelijke informatie over haar zelfmoordpoging openbaar te maken tijdens een mondelinge behandeling op 15 juni 2020. Gedaagde, die eerder in dienst was bij het bedrijf van eiseres, had deze informatie gedeeld via haar gemachtigde, mr. B.E.J.M. Tomlow, wat in strijd was met de geheimhoudingsplicht die voortvloeide uit een vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door deze vertrouwelijke informatie te delen, wat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiseres betekende, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres had echter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade had geleden door deze openbaarmaking, waardoor de vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen. De uitspraak benadrukt het belang van geheimhouding in arbeidsrelaties en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, vooral voor publiek figuren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9756148 UC EXPL 22-1934
Vonnis van 5 oktober 2022
inzake:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.P. de Vries,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.E.J.M. Tomlow,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van alle procedures blijkt uit:
  • de dagvaarding met [bedrijf] B.V. (verder ook te noemen: [bedrijf] ) en [eiseres] als eisende partijen en [gedaagde] en mr. Tomlow als gedaagde partijen,
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis van 7 april 2021 van de handelsrechter van deze rechtbank, waarbij de procedure is verwezen naar de kantonrechter en is gesplitst in vier verschillende procedures,
  • de doorhaling van de procedures op 30 april 2021 op verzoek van partijen wegens een mediationtraject,
  • het verzoek tot terugplaatsing van de procedures op de rol van 28 februari 2022 door [bedrijf] en [eiseres] ,
  • de akte met aanvullende producties van [gedaagde] van 1 augustus 2022,
  • de gevoegde mondelinge behandeling van 12 augustus 2022 in de vier verschillende procedures, waar zijn verschenen [eiseres] en mr. De Vries alsmede [gedaagde] is, bijgestaan door mr. Tomlow. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnota’s. [eiseres] heeft tevens haar vordering verminderd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is van 2007 tot 1 maart 2020 in dienst geweest bij [bedrijf] , als officemanager waarvan [eiseres] enig aandeelhouder en bestuurder is. Tussen [eiseres] en [gedaagde] heeft gedurende lange tijd ook een vriendschappelijke relatie bestaan.
2.2.
Op 6 november 2019 vond een mondelinge behandeling plaats in een arbeidsrechtelijke procedure tussen [bedrijf] en [gedaagde] . Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten die is vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Hierin spreken partijen onder meer af dat ze zich houden aan de volgende geheimhoudingsbepalingen:

7.1 Zowel gedurende als na afloop van de Arbeidsovereenkomst is Werknemer verplicht alle gegevens, waarvan Werknemer bij de uitoefening van haar werkzaamheden kennis krijgt of heeft verkregen, waarvan het vertrouwelijk karakter Werknemer bekend is of heeft kunnen zijn, als vertrouwelijk te beschouwen en niet aan derden ter beschikking te stellen, ter inzage te geven of daarover mededelingen van welke aard dan ook te doen en strikte geheimhouding tegenover derden te betrachten over alles betreffende de bedrijfsaangelegenheden, zaken, relaties en belangen van Werkgever en de ondernemingen waarmee Werkgever in een groep verbonden is, waarvan Werknemer bij de uitoefening van haar werkzaamheden functie kennis verkrijgt en waarvan het vertrouwelijk karakter Werknemer bekend is of had kunnen zijn.
(…)
7.4
Werkgever en Werknemer komen daarnaast een geheimhouding overeen ten aanzien van de privéaangelegenheden van de directeur van de Werkgever. Dat geheimhoudingsbeding maakt integraal onderdeel uit van deze Overeenkomst en wordt als zodanig aangehecht.
2.3.
Op 15 juni 2020 vond een mondelinge behandeling plaats in een procedure tussen [eiseres] en [gedaagde] , die betrekking had op woonruimte die [gedaagde] van [eiseres] huurde. Tijdens deze procedure werd [gedaagde] bijgestaan door mr. Tomlow. Mr. Tomlow heeft tijdens deze mondelinge behandeling het volgende in zijn pleitnota opgenomen en uitgesproken:

Begin 2017 nadat uit de MRI geen ernstige medische klachten gebleken waren, begon [eiseres] mentaal te derailleren. [gedaagde] , die zowel zakelijk als privé het dichtst bij [eiseres] stond, was in die periode alleen maar bezig om [eiseres] in de gaten te houden. [gedaagde] heeft toen het gehuurde provisorisch ingericht, zodat [gedaagde] te allen tijde in de buurt was. Nadat [eiseres] op 9 februari 2017 een zelfmoordpoging had gedaan en [gedaagde] haar gelukkig tijdig vond, is [gedaagde] [eiseres] 24/7 gaan bewaken en verzorgen totdat [eiseres] opgenomen werd in een kliniek.
2.4.
Na afloop van de zitting heeft mr. Tomlow zijn pleitnota ter beschikking gesteld van de aanwezige journalisten van Story en Privé. In beide tijdschriften is mr. Tomlow vervolgens geciteerd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis ter zitting:
Voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door tijdens het kort geding d.d. 15 juni 2020 informatie openbaar te maken over de zelfmoordpoging van [eiseres] ;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten advocaat en de daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] dat [gedaagde] zonder objectieve rechtvaardiging privé-informatie heeft geopenbaard waarvan zij wist of kon weten dat deze informatie schade zou veroorzaken. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] weegt hierbij zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] . Daarbij komt dat het Hof van Discipline al heeft vastgesteld dat deze uitlatingen ‘
onevenredig belastend en diffamerend’ zijn. [1] Verder komt [eiseres] als publiek figuur ook bescherming toe. [2]
De schade die [eiseres] heeft geleden bestaat onder meer uit een eventuele terugvordering van TMG Landelijke Media B.V, maar de schade laat zich nog niet goed begroten, zodat de hoogte in een andere procedure moet worden begroot.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende. De informatie over de zelfmoordpoging was noodzakelijk om te delen om ervoor te zorgen dat de vordering van [eiseres] , ontruiming van de woning en betaling van € 30.000,-, werd afgewezen. Ook wist [gedaagde] niet dat deze informatie schade kon veroorzaken en is er geen schade veroorzaakt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door haar gemachtigde, mr. Tomlow, informatie te laten verstrekken over de medische gezondheid van [eiseres] , waarover zij uit hoofde van haar (persoonlijke) relatie met [eiseres] beschikte.
4.2.
Voorop wordt gesteld dat [gedaagde] een geheimhoudingsplicht had jegens [bedrijf] inzake privé aangelegenheden van [eiseres] . In de procedure tussen [bedrijf] en [gedaagde] is geoordeeld dat [gedaagde] te kort is geschoten in de nakoming van artikel 7.4 van de vaststellingsovereenkomst, door vertrouwelijke informatie met betrekking tot [eiseres] waarover zij beschikte vanwege haar (persoonlijke) relatie met [eiseres] , te delen via mr. Tomlow. In het kader van de procedure tussen [eiseres] en [gedaagde] dient beoordeeld te worden of deze tekortkoming jegens [bedrijf] tevens een onrechtmatige jegens [eiseres] oplevert.
4.3.
Indien de belangen van een derde – lees [eiseres] – zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen zulks meebrengen zal de rechter de ter zake dienende omstandigheden van het geval dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.
4.4.
Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, is de kantonrechter van oordeel dat het voor [gedaagde] in het kader van haar verdediging van de door [eiseres] gevorderde ontbinding en ontruiming van haar huurwoning, niet noodzakelijk was om uit te wijden over de zelfmoordpoging van [eiseres] . [gedaagde] had deze informatie op grond van haar geheimhoudingsbeding niet via mr. Tomlow mogen delen. Hoewel [gedaagde] in een lastige positie verkeerde, vanwege de door [eiseres] gevorderde ontbinding en ontruiming van de door haar en haar gezin bewoonde woning die [eiseres] toebehoorde, had [gedaagde] het belang van [eiseres] niet uit het oog mogen verliezen. [eiseres] is immers een publiekelijk bekend persoon en informatie over haar gezondheid kan rekenen op belangstelling vanuit de (roddel)pers. [gedaagde] heeft – ondanks haar geheimhoudingsplicht – geen rekening gehouden met de belangen van [eiseres] door mr. Tomlow tijdens de mondeling behandeling te laten speken over de zelfmoordpoging. Aldus heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] als bedoeld in artikel 8 EVRM en heeft [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld. De gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen.
4.5.
Met betrekking tot de vordering strekkende tot veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, wordt als volgt geoordeeld.
Aan een beslissing tot verwijzing naar de schadestaatprocedure worden geen strenge eisen gesteld. Artikel 612 Rv. bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Voldoende voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is dat de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt.
4.6.
[eiseres] heeft geen feiten gesteld die het mogelijk maken om eventuele schade te begroten. [eiseres] heeft slechts gesteld dat het ‘zonneklaar is dat zij als gevolg van de uitlatingen van mr. Tomlow schade heeft geleden’. [eiseres] heeft echter niet uitgelegd op welke wijze het delen van de vertrouwelijke informatie door [gedaagde] via mr. Tomlow haar schade heeft berokkend. Daar komt bij dat [eiseres] desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaarde dat het haar niet om het geld te doen is, maar dat [gedaagde] zich houdt aan haar geheimhoudingsplicht met betrekking tot haar privéaangelegenheden.
Verder is onvoldoende aannemelijk dat [eiseres] schade heeft door een eventuele vordering van TMG. Ter gelegenheid van de zitting heeft [eiseres] verklaard dat TMG nog geen vordering heeft ingesteld en dat onduidelijk is of deze ingesteld wordt. De zelfmoordpoging waarover TMG publiceerde, welke publicatie op vordering van mr. Tomlow is gerectificeerd, betreft immers een andere dan die waarover mr. Tomlow zich op 15 juni 2020 zich heeft uitgelaten.
Nu [eiseres] de mogelijkheid van schade niet dan wel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt wordt de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure afgewezen.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld. Om deze reden worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld, door vertrouwelijke informatie over de gezondheid van [eiseres] openbaar te maken tijdens de mondelinge behandeling van 15 juni 2020;
5.2.
wijst het overige gevorderde af;
5.3.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hof van Discipline ’s Gravenhage 11 april 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:92.
2.Met verwijzing naar Rechtbank Amsterdam 25 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5130, r.o. 4.6.3.