ECLI:NL:RBMNE:2022:3963

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
9756215 UC EXPL 22-1936
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van voormalig advocaat in procedure tegen voormalige cliënt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en mr. Bernard Eugène Joseph Marie Tomlow. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.P. de Vries, vorderde een verklaring voor recht dat mr. Tomlow onrechtmatig had gehandeld door als advocaat op te treden tegen zijn voormalige cliënt, [eiser] B.V., en daarbij mededelingen te doen over een zelfmoordpoging van de directeur van [eiser]. De procedure volgde op eerdere tuchtrechtelijke uitspraken waarin mr. Tomlow berispt was voor zijn handelen in een huurgeschil tussen [A] en [B]. De kantonrechter oordeelde dat het enkele feit dat mr. Tomlow eerder advocaat was van [eiser] niet automatisch onrechtmatig was. De rechter benadrukte dat de tuchtrechtelijke beoordeling niet gelijkstaat aan civielrechtelijke aansprakelijkheid. De vordering van [eiser] werd afgewezen, omdat deze onvoldoende feitelijk onderbouwd was. De proceskosten werden toegewezen aan mr. Tomlow, die zich in persoon had verdedigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9756215 UC EXPL 22-1936
Vonnis van 5 oktober 2022
inzake:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.P. de Vries,
tegen:
Bernard Eugène Joseph Marie Tomlow,
wonende te Utrecht,
verder ook te noemen: mr. Tomlow,
gedaagde partij,
procederend in persoon,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van alle procedures blijkt uit:
  • de dagvaarding met [eiser] B.V. en [A] (verder ook te noemen: [A] ) als eisende partijen en [B] (verder ook te noemen: [B] ) en mr. Tomlow als gedaagde partijen,
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis van 7 april 2021 van de handelsrechter van deze rechtbank, waarbij de procedure is verwezen naar de kantonrechter en is gesplitst in vier verschillende procedures,
  • de doorhaling van de procedures op 30 april 2021 op verzoek van partijen wegens een mediationtraject,
  • het verzoek tot terugplaatsing van de procedures op de rol van 28 februari 2022 door [eiser] en [A] ,
  • de akte met aanvullende producties van mr. Tomlow van 1 augustus 2022,
  • de gevoegde mondelinge behandeling van 12 augustus 2022 in de vier verschillende procedures, waar zijn verschenen [A] en mr. De Vries alsmede [B] en mr Tomlow. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[B] is van 2007 tot 1 maart 2020 in dienst geweest bij [eiser] , als officemanager waarvan [A] enig aandeelhouder en bestuurder is. Tussen [A] en [B] heeft gedurende lange tijd ook een vriendschappelijke relatie bestaan.
2.2.
Mr. Tomlow heeft namens [eiser] / [A] TMG Landelijke Media B.V. (verder ook te noemen: TMG) gesommeerd tot een rectificatie van een artikel van 12 april 2017 over een vermeende zelfmoordpoging op 7 april 2017 van [A] .
2.3.
Op 6 november 2019 vond een mondelinge behandeling plaats in een arbeidsrechtelijke procedure tussen [eiser] en [B] . Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten die is vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Hierin spreken partijen onder meer af dat ze zich houden aan de volgende geheimhoudingsbepalingen:

7.1 Zowel gedurende als na afloop van de Arbeidsovereenkomst is Werknemer verplicht alle gegevens, waarvan Werknemer bij de uitoefening van haar werkzaamheden kennis krijgt of heeft verkregen, waarvan het vertrouwelijk karakter Werknemer bekend is of heeft kunnen zijn, als vertrouwelijk te beschouwen en niet aan derden ter beschikking te stellen, ter inzage te geven of daarover mededelingen van welke aard dan ook te doen en strikte geheimhouding tegenover derden te betrachten over alles betreffende de bedrijfsaangelegenheden, zaken, relaties en belangen van Werkgever en de ondernemingen waarmee Werkgever in een groep verbonden is, waarvan Werknemer bij de uitoefening van haar werkzaamheden functie kennis verkrijgt en waarvan het vertrouwelijk karakter Werknemer bekend is of had kunnen zijn.
(…)
7.4
Werkgever en Werknemer komen daarnaast een geheimhouding overeen ten aanzien van de privéaangelegenheden van de directeur van de Werkgever. Dat geheimhoudingsbeding maakt integraal onderdeel uit van deze Overeenkomst en wordt als zodanig aangehecht.
2.4.
Op 15 juni 2020 vond een mondelinge behandeling plaats in een procedure tussen [A] en [B] , die betrekking had op woonruimte die [B] van [A] huurde. Tijdens deze procedure werd [B] bijgestaan door mr. Tomlow. Mr. Tomlow heeft tijdens deze mondelinge behandeling het volgende in zijn pleitnota opgenomen en uitgesproken:

Begin 2017 nadat uit de MRI geen ernstige medische klachten gebleken waren, begon [A] mentaal te derailleren. [B] , die zowel zakelijk als privé het dichtst bij [A] stond, was in die periode alleen maar bezig om [A] in de gaten te houden. [B] heeft toen het gehuurde provisorisch ingericht, zodat [B] te allen tijde in de buurt was. Nadat [A] op 9 februari 2017 een zelfmoordpoging had gedaan en [B] haar gelukkig tijdig vond, is [B] [A] 24/7 gaan bewaken en verzorgen totdat [A] opgenomen werd in een kliniek.
2.5.
Na afloop van de zitting heeft mr. Tomlow zijn pleitnota ter beschikking gesteld van de aanwezige journalisten van Story en Privé. In beide tijdschriften is mr. Tomlow vervolgens geciteerd.
2.6.
Op 9 november 2021 heeft de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan naar aanleiding van een klacht van [A] over mr. Tomlow. [1] In de uitspraak staat onder meer:

Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder zich had moeten terugtrekken als advocaat in het huurgeschil waarin hij optrad tegen klaagster. Door dat niet te doen, heeft verweerder onbetamelijk en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klaagster.
(…)
De juistheid van het verwijt dat verweerder tijdens de zitting van 15 juni 2020 door mededelingen te doen over een ‘vermeende zelfmoordpoging’ daarmee in strijd heeft gehandeld met zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster, is tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan niet komen vast te staan. Verweerder heeft in dit kader onbetwist ter zitting gesteld dat hij ten tijde van zijn optreden voor klaagster in 2017 niet met klaagster heeft gesproken en toen niet door haar gevolmachtigden is ingelicht over een eerdere feitelijke zelfmoordpoging door klaagster in februari 2017.
(…)
Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zijn uitlatingen tijdens de zitting van 15 juni niet lichtvaardig gedaan maar op relevante aanwijzingen van zijn cliënte en op grond van algemeen bekende informatie uit de media. Hoewel de gewraakte uitlatingen pijnlijk kunnen zijn voor klaagster, zijn zij niet onnodig. Volgens verweerder diende hij met die informatie over klaagster zijn bevrijdende verweer voor zijn cliënte te onderbouwen. Verweerder is daarmee naar het oordeel van de raad binnen de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid gebleven.”
2.7.
Op 11 april 2022 heeft het Hof van Discipline ’s Gravenhage een uitspraak gedaan naar aanleiding van een klacht van [A] over mr. Tomlow. [2] In de uitspraak staat onder meer:

Mede gelet op zijn optreden voor klaagster medio 2017 (met de betwisting van een vermeende zelfmoordpoging in april 2017 en de in dit verband door hem aan klaagster verleende juridische diensten als advocaat) kon verweerder in een regulier huurgeschil als redelijk en betamelijk handelend advocaat geen uitlatingen doen over een zelfmoordpoging in februari 2017.
(…)
Op grond van het voorgaande had verweerder voor zijn verweer andere bewoordingen moeten kiezen zonder in enigerlei opzicht te refereren aan een zelfmoordpoging van klaagster, dan wel zich op grond van het tweede lid van Gedragsregel 15 moeten terugtrekken. Door dat niet te doen, heeft verweerder onbetamelijk en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klaagster.
(…)
Het hof acht met de raad de handelwijze van verweerder laakbaar, door op de door verweerder gekozen wijze en bewoordingen uitlatingen te doen die voor klaagster onevenredig belastend en diffamerend zijn. Verweerder was, en is zich daarvan onvoldoende bewust en realiseert zich nog altijd niet dat hij zich in de huurzaak anders had moeten uitdrukken, dan wel, zich vóór de behandeling van het kort geding op eigen initiatief had moeten terugtrekken uit die zaak. Het hof acht al met al de door de raad opgelegde maatregel van berisping passend en geboden.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiser] vordert:
Voor recht te verklaren dat mr. Tomlow onrechtmatig jegens [eiser] en [A] heeft gehandeld door tijdens het kort geding d.d. 15 juni 2020 tegen [A] als advocaat op te treden en daar mededelingen te doen over de zelfmoordpoging;
Mr. Tomlow te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser] en [A] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Mr. Tomlow te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten advocaat en de daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiser] dat mr. Tomlow onrechtmatig heeft gehandeld door in een procedure tegen [eiser] op te treden. Ook heeft mr. Tomlow onrechtmatig gehandeld door in die procedure melding te maken van een zelfmoordpoging van [A] , terwijl dat vertrouwelijke informatie was in het kader van de werkzaamheden van hem voor [eiser] en [A] tegen TMG. Voor zover deze informatie niet is verkregen tijdens zijn werkzaamheden voor [eiser] en [A] , was de uitlating onrechtmatig, omdat het betrekking heeft op de zaak tegen TMG. Daarbij komt dat mr. Tomlow zijn pleitnota zelf heeft verstrekt aan aanwezige journalisten.
De schade van [eiser] bestaat uit de schadeclaim van TMG en imagoschade. Deze schade is nu niet goed te schatten en moet daarom in een andere procedure worden begroot.
3.3.
Mr. Tomlow heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van (de gemachtigde) van [eiser] en [A] in de reële proceskosten.
3.4.
Mr. Tomlow baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. Dat tuchtrechtelijk is geoordeeld, zegt niets over de onrechtmatigheid. Daarnaast heeft mr. Tomlow [B] bijgestaan bij de huurkwestie waarbij [A] , en niet [eiser] , [B] heeft gedagvaard. Verder had [B] een groot belang bij het vermelden van de zelfmoordpoging van 9 februari 2017, omdat voor haar veel op het stel stond. Elke andere advocaat had hier ook melding van gemaakt. Er was daarbij ook geen sprake van onevenredig nadeel dat is toegebracht aan [eiser] of [A] .
Mr. Tomlow betwist ook dat sprake is van schade en causaal verband.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of mr. Tomlow jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door:
1. tegen [eiser] op te treden, terwijl hij voorheen haar advocaat was;
2. tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2020 als advocaat van [B] te spreken over een zelfmoordpoging van [A] .
4.2.
Vast staat dat de tuchtrechter mr. Tomlow na een klacht van [A] voor beide feiten een berisping heeft opgelegd. Zowel de Raad als het Hof van Discipline zijn van oordeel dat mr. Tomlow niet als gemachtigde in de huurzaak had moeten optreden en tijdens het kort geding op 15 juni 2020 tussen [A] en [B] andere bewoordingen had moeten kiezen.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren, zoals in dit geval advocaten, in de eerste plaats tot doel heeft, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening te bevorderen. Een tuchtprocedure heeft niet tot doel de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen. Bij de beoordeling van de vraag of een tuchtklacht gegrond is worden andere maatstaven gehanteerd dan bij de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid en de mede ter bescherming van een gedaagde in een civiele procedure strekkende bewijsregels gelden niet in een tuchtprocedure. De gegrondheid van een tuchtrechtelijke klacht leidt dan ook niet rechtsreeks tot civielrechtelijke aansprakelijkheid.
4.4.
Anders dan [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat mr. Tomlow niet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Het enkele feit dat mr. Tomlow voorheen advocaat was van [eiser] en er voor koos om [B] bij te staan in een kort geding dat [A] tegen [B] had aangespannen, is niet zonder meer onrechtmatig jegens [eiser] . Weliswaar heeft het Hof van Discipline evenals de Raad van Discipline geoordeeld dat mr. Tomlow zich in de huurzaak tussen [A] en [B] had moeten terug trekken, doch dit tuchtrechtelijke oordeel leidt niet zonder meer tot de conclusie dat mr. Tomlow onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Dit geldt ook voor het oordeel van zowel het Hof als de Raad van Discipline dat mr. Tomlow in het huurgeschil tussen [A] en [B] andere bewoordingen had moeten kiezen. Het lag op de weg van [eiser] om aanvullende feiten te stellen die – mits juist – leiden tot de conclusie mr. Tomlow jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. . Nu [eiser] zich uitsluitend baseert op de uitspraken in de tuchtzaken en geen andere feiten heeft gesteld, wordt de vordering als onvoldoende feitelijk onderbouw afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
4.5.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat niet wordt toegekomen aan de gevorderde schadevergoeding, op te maken bij staat.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld. Er is geen aanleiding om [eiser] te veroordelen in de reële proceskosten. De proceskosten worden gebaseerd het liquidatietarief. Er wordt slechts 1 punt van € 498,00 toegekend, omdat mr. Tomlow zich alleen door een advocaat heeft laten vertegenwoordigen bij conclusie van antwoord. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft mr. Tomlow zichzelf in persoon vertegenwoordigd. Hiervoor wordt, zoals gebruikelijk, geen punt toegekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van mr. Tomlow tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.