ECLI:NL:RBMNE:2022:4016

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
9591567 UC EXPL 21-8891
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van kredietovereenkomst wegens niet-naleving informatieplicht door kredietverstrekker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen T-Mobile Netherlands B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op een tussenvonnis van 25 mei 2022, waarin de kantonrechter oordeelde dat T-Mobile als kredietverstrekker verplicht is om informatie in te winnen over de financiële positie van de consument voordat een kredietovereenkomst wordt gesloten, conform artikel 4:34 lid 1 van de Wet financieel toezicht (Wft). De kantonrechter heeft vastgesteld dat T-Mobile niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij deze informatieplicht heeft nageleefd, met name dat er geen controleerbare vastlegging was van de uitgevoerde toetsing van de kredietwaardigheid van [gedaagde].

De kantonrechter heeft overwogen dat het aangaan van de overeenkomst in strijd is met de wet, wat aanleiding gaf om de overeenkomst ambtshalve te vernietigen op basis van artikel 3:40 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de consument de door hem betaalde termijnbedragen moet terugbetalen en de telefoon moet teruggeven aan T-Mobile. De kantonrechter heeft de vordering van T-Mobile voor het toestelcomponent afgewezen, maar heeft [gedaagde] wel veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 296,66, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van kredietverstrekkers om zorgvuldigheid in acht te nemen bij het aangaan van kredietovereenkomsten en de bescherming van consumenten tegen overkreditering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9591567 UC EXPL 21-8891 AP/1183
Vonnis van 5 oktober 2022
inzake
de besloten vennootschap
T-Mobile Netherlands B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verder ook te noemen T-Mobile,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. van der Wal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 mei 2022
  • de akte van T-Mobile van 8 juni 2022
  • de antwoordakte van 22 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis in deze zaak van 25 mei 2022.
2.2.
De kantonrechter heeft in dat vonnis overwogen dat een kredietverstrekker op grond van artikel 4:34 lid 1 Wet financieel toezicht (Wft) voor de totstandkoming van een kredietovereenkomst in het belang van de consument informatie dient in te winnen over diens financiële positie en te beoordelen, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is. De kantonrechter dient in dit kader (ambtshalve) te onderzoeken of de kredietgever de verplichting van artikel 8 van Richtlijn 2008/48 EG (de verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen) is nagekomen. Voorafgaand aan het tussenvonnis beschikte de kantonrechter slechts over de overgelegde “standaardinformatie inzake consumptief krediet”, waarin staat vermeld: “Voordat u krediet kunt opnemen, beoordelen wij uw kredietwaardigheid. Wij maken hiervoor gebruik van een creditscoring systeem in combinatie met een inkomen en lastentoets. Daarnaast kunnen wij informatie opvragen bij het Bureau Krediet Registratie”. [gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek betwist dat een dergelijke toets heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft T-Mobile daarom nog in de gelegenheid gesteld om bij zich daar bij akte over uit te laten en bewijsstukken over te leggen.
2.3.
Verder heeft de kantonrechter gewezen op de mogelijkheid dat zij de overeenkomst ambtshalve zou kunnen vernietigen en dat in dat geval ongedaanmakingsverplichtingen zouden kunnen ontstaan. Ook daarover mochten partijen zich bij akte uitlaten.
2.4.
T-Mobile stelt dat zij op het moment dat [gedaagde] bij haar in de winkel was een aantal zaken heeft getoetst, namelijk dat zij:
  • in haar eigen bestanden heeft gecontroleerd of [gedaagde] bij haar zelf als wanbetaler geregistreerd staat,
  • een toetsing heeft verricht bij Preventel (gezamenlijke lijst van wanbetalers in de telecomsector),
  • navraag heeft gedaan bij externe (verhaalsinformatie)bureaus Focum en Experian of een zogenoemde kredietwaardigheidsscore voor [gedaagde] kon worden afgegeven en welke score dat zou zijn,
  • en dat zij vanwege de overschrijding van € 250,00 een zogenoemde inkomens- en lastentoets heeft verricht, waarbij zij gevraagd heeft naar het inkomen van [gedaagde] en zijn eventuele partner, de lasten (waaronder woonlasten) en gezinssamenstelling, gevolgd door toetsing daarvan ter bepaling van de maximale kredietruimte (gebruikmakend van een rekenmodel van het Nibud), onder aftrek van eventuele bestaande kredieten van de maximale kredietruimte.
2.5.
T-Mobile verwijst naar artikel 113 lid 1 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo) en stelt dat dat artikel nadere regels stelt ten aanzien van kredietovereenkomsten die het bedrag van € 1.000,00 overschrijden. In dat geval is schriftelijke vastlegging een vereiste. Onder de € 1.000,00 geldt dit vereiste niet en dat maakt volgens T-Mobile dat de kredietverstrekker onder dat bedrag meer ruimte heeft om invulling te geven aan de toets.
2.6.
[gedaagde] betwist dat er naar zijn inkomen, lasten en/of gezinssamenstelling is gevraagd en dat er op één of andere manier getoetst is of hij de telefoon kon betalen. Hij stelt dat hij maar heel kort in de winkel is geweest en alleen de contracten heeft getekend.
2.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 4:34 lid 1 Wft bepaalt dat een aanbieder van krediet vóór de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet, in het belang van de consument, informatie inwint over diens financiële positie, en beoordeelt ter voorkoming van overkreditering, of de overeenkomst verantwoord is. Kortom, of de kredietnemer de betalingsverplichting wel na zal kunnen komen op basis van zijn financiële situatie. Als de situatie van de kredietnemer zodanig is dat het aangaan van de overeenkomst onverantwoord lijkt, bepaalt de wet in het tweede lid van het artikel dat de kredietgever geen overeenkomst aangaat met de kredietnemer. Artikel 113 BGfo lid 1, dat een uitwerking is van artikel 4:34 Wft, bepaalt vervolgens dat wanneer de kredietovereenkomst een bedrag van € 1.000,00 overschrijdt de kredietgever over voldoende schriftelijke - of op een andere duurzame gegevensdrager - vastgelegde informatie aangaande de financiële positie van de consument te beoordelen. Schriftelijke vastlegging is in dat geval dus een vereiste. In dit geval is het bedrag lager dan € 1.000,00 en daarom kan van T-Mobile niet verlangd worden dat ze schriftelijke stukken overgelegd van het door haar verrichte onderzoek zelf. Wat echter wel blijft bestaan is de verplichting van T-Mobile óm een check te doen. Dat T-Mobile zich van die verplichting bewust is blijkt ook uit haar “standaardinformatie inzake consumptief krediet”, waarin zij onder het kopje “voorwaarden voor kredietopneming” aangeeft:
“Voordat u krediet kunt opnemen, beoordelen wij uw kredietwaardigheid. Wij maken hiervoor gebruik van een creditscoring systeem in combinatie met een inkomens en lastentoets. Daarnaast kunnen wij informatie opvragen bij het Bureau Krediet Registratie (BKR)”.Uit de tekst blijkt ook dat T-Mobile deze informatie inwint vóór het aangaan van de overeenkomst.
2.8.
[gedaagde] betwist dat hem in de winkel naar zijn inkomen en/of lastensituatie is gevraagd. T-Mobile wil met het overzicht van productie 8 aantonen dat dit wel gebeurd is, maar de kantonrechter vindt productie 8 onvoldoende duidelijk. Immers, daaruit blijkt niet wie er gecontroleerd is, wat er precies gecontroleerd is, zoals het inkomen en de lasten, en ook de datum, 2 juni 2002 is onjuist. Kortom, T-Mobile heeft niet aangetoond dát zij de toets van artikel 4:34 Wft heeft uitgevoerd.
2.9.
Het standpunt van T-Mobile dat zij geen schriftelijke stukken heeft omtrent de toets en dat ook niet hoeft volgens wet is op zich juist, maar zij had wel op controleerbare wijze moeten vastleggen dat de toets, die zij als voorwaarde stelt voor de overeenkomst, ook daadwerkelijk is uitgevoerd, bijvoorbeeld door [gedaagde] na afloop van het onderzoek voor de uitvoering daarvan te laten tekenen.
2.10.
Het op deze manier aangaan van de overeenkomst is in strijd met de wet. Nu dit artikel is bedoeld om de consument te beschermen tegen het aangaan van een overeenkomst die hij niet zal kunnen betalen, geeft artikel 3:40 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de kantonrechter de bevoegdheid om de overeenkomst ambtshalve te vernietigen. De kantonrechter ziet geen reden om dat niet te doen en zal de kredietovereenkomst dan ook ambtshalve vernietigen.
2.11.
Het vernietigen van de overeenkomst betekent (op grond van artikel 3:53 jo 6:203 BW) dat [gedaagde] T-Mobile de door [gedaagde] betaalde termijnbedragen moet terugbetalen en [gedaagde] de telefoon terug moet geven aan T-Mobile. T-Mobile heeft zich daar, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet over uitgelaten, noch heeft zij in deze procedure de telefoon terug gevorderd. De kantonrechter kan er daarom in deze procedure niet over oordelen.
2.12.
Dit betekent verder dat de vordering voor zover deze verband houdt met betaling voor het toestelcomponent zal worden afgewezen. Zoals blijkt uit het tussenvonnis van 25 mei 2022 zal [gedaagde] wel worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 296,66(€156,81 facturen abonnement en € 139,85 aan schadevergoeding), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (3 december 2020).
2.13.
Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, en zullen beide partijen de eigen kosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de overeenkomst van 22 juli 2020 tussen T-Mobile en [gedaagde] , voor zover het betreft de toestelcomponent;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan T-Mobile tegen bewijs van kwijting te betalen € 296,66 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 december 2021 tot de voldoening;
3.3.
compenseert de kosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.