In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde op basis van onverschuldigde betaling. De procedure begon met een tussenvonnis op 11 mei 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 augustus 2022, waarbij alleen de gemachtigde van Zilveren Kruis aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Zilveren Kruis gegrond is op onverschuldigde betaling en niet op nakoming van een verbintenis uit overeenkomst. Dit houdt in dat Zilveren Kruis moet aantonen dat zij zonder rechtsgrond aan de gedaagde heeft betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat in deze ongelijkwaardige situatie, waar een grote organisatie een burger aanklaagt, hogere eisen aan de stelplicht van de eisende partij moeten worden gesteld.
Na het beantwoorden van de vragen in het tussenvonnis heeft Zilveren Kruis aan deze stelplicht voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in 2020 een bedrag van € 7.306,88 declareerde, dat grotendeels werd vergoed, met uitzondering van een bedrag van € 1.630,72. Zilveren Kruis vorderde terugbetaling van € 3.183,04, omdat de indicatie was gewijzigd en de gedaagde niet had gereageerd op de vragen van Zilveren Kruis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende heeft betwist dat hij wist dat er minder uren vergoed zouden worden.
Daarnaast vorderde Zilveren Kruis € 2,18 aan eigen bijdrage voor medicatie, wat ook niet werd betwist. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 3.758,53, inclusief wettelijke rente en proceskosten, die zijn begroot op € 1.128,92. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.L. Rijnbout op 12 oktober 2022.