Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met 7 producties is op 15 oktober 2021 bij gedaagden bezorgd,
- [gedaagde sub 2] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord),
- [gedaagde sub 1] heeft een incident tot oproeping in vrijwaring opgeworpen,
- [eiseres] heeft schriftelijk gereageerd op het incident tot oproeping in vrijwaring;
- de kantonrechter heeft bij vonnis van 2 maart 2022 de incidentele vordering van [gedaagde sub 1] afgewezen. In dat vonnis is verder bepaald dat de hoofdzaak mondeling zal worden behandeld op een nader te bepalen datum en dat [gedaagde sub 1] op de rolzitting van 30 maart 2022 een conclusie van antwoord in de hoofdzaak dient te nemen;
- [gedaagde sub 1] heeft daarna in de hoofdzaak niet voor antwoord geconcludeerd;
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juli 2022. Ook [gedaagde sub 1] heeft daarvoor een uitnodiging ontvangen. Ter zitting zijn verschenen mr. T. Prijn namens [eiseres] en mr. A.A.G. Balkenende namens [gedaagde sub 2] . Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gehouden. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 24 augustus 2022 vonnis zal worden gewezen. Die datum is niet gehaald, de vonnisdatum is nader bepaald op vandaag.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
- € 507,00 griffierecht;
- € 105,18 explootkosten;
- € 15,40 informatiekosten;
- € 249,00 salaris gemachtigde (1 punten x het tarief van € 249,00 voor de dagvaarding)