ECLI:NL:RBMNE:2022:4051

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
UTR_21_446
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-ontvankelijkheid bezwaar WOZ-beschikking en proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C.A. van Reenen, en de heffingsambtenaar van de gemeente, vertegenwoordigd door mr. T. Klinkhamer. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen de WOZ-beschikking die op 28 februari 2019 is verzonden. Eiseres betwist niet dat zij te laat was met het indienen van het bezwaar, maar stelt dat de beschikking mogelijk niet tijdig is ontvangen binnen haar organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks de toelichting van eiseres, er geen bewijs is dat de beschikking niet is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het te laat is ingediend en dat dit voor rekening en risico van eiseres komt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de heffingsambtenaar hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/446

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: C.A. van Reenen)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: mr. T. Klinkhamer).

Inleiding

1. Met de beschikking van 28 februari 2019 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van het hotel van eiseres vastgesteld. Met deze beschikking is aan eiseres in één geschrift ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [gemeente] voor het jaar 2019 opgelegd en bekendgemaakt, waarbij de WOZ-waarde als maatstaf is gehanteerd.
2. In de uitspraak op bezwaar van 22 december 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en heeft daarbij ambtshalve overwogen dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en met een taxatierapport.
4. De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, samen met taxateur [taxateur 1] , en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, samen met taxateur [taxateur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres betwist niet dat zij te laat was met het indienen van het bezwaar, uitgaande van de verzending van de beschikking op 28 februari 2019, die is geadresseerd aan het adres van het hotel van eiseres. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij niet zeker weet of zij die beschikking heeft ontvangen, dat het mogelijk is dat die beschikking inderdaad is ontvangen maar dat die vervolgens in de organisatie van eiseres in het ongerede is geraakt en niet tijdig is doorgestuurd naar degene die zich met WOZ-beschikkingen bezig houdt. Er is bezwaar gemaakt toen later een aanslag waterschapsbelastingen werd ontvangen die eveneens op de WOZ-waarde is gebaseerd is.
6. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het te laat is ingediend en redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat dat niet aan eiseres te wijten is. Gelet op de toelichting van eiseres en het ontbreken van een daadwerkelijke betwisting moet ervan worden uitgegaan dat zij de beschikking heeft ontvangen. Dat de beschikking in de organisatie van eiseres niet tijdig is onderkend komt voor haar rekening en risico.
7. Het beroep is ongegrond. De heffingsambtenaar hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. J.R. van Es-de Vries en mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.