ECLI:NL:RBMNE:2022:4066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/32
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot inzage in zwart gelakte politiegegevens en rectificatieverzoek

In deze zaak heeft eiser op 4 oktober 2021 een verzoek ingediend bij verweerder, de korpschef van politie, om rectificatie van politiegegevens en om inzage in zwart gelakte delen van deze gegevens. Verweerder heeft dit verzoek op 15 oktober 2021 afgewezen, wat heeft geleid tot een beroepsprocedure. De rechtbank heeft op 29 september 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat verweerder het verzoek om inzage in de zwart gelakte delen inhoudelijk had moeten beoordelen. De rechtbank stelt vast dat er geen besluit is genomen over het zwart lakken van deze delen, en dat verweerder het verzoek van eiser niet adequaat heeft behandeld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over het verzoek van eiser. Tevens wordt het griffierecht aan eiser terugbetaald en krijgt hij een vergoeding voor de proceskosten. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om zijn beroepsgronden duidelijk te formuleren in zijn beroepschrift.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/32

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Maas).

Inleiding

Op 4 oktober 2021 heeft eiser verweerder onder verwijzing naar artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg) verzocht om rectificatie van politiegegevens die over hem worden verwerkt. Ook heeft eiser verzocht om kennisname van de zwart gelakte stukken in de politiegegevens. Het verzoek ziet op 7 registraties. [1]
Verweerder heeft het verzoek tot wijziging van deze registraties in het besluit van 15 oktober 2021 afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om weggelakte passages alsnog te tonen, niet kan worden gehonoreerd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 oktober 2021.
Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder toestemming gegeven om de registraties aan eiser toe te zenden. Verweerder had deze registraties eerst alleen aan de rechtbank toegezonden, die daarna heeft beslist dat de stukken door eiser mogen worden ingezien, maar niet aan hem worden toegezonden. De reden dat verweerder voorafgaand aan de zitting toch toestemming heeft gegeven om de registraties aan eiser toe te zenden, is dat eiser dezelfde stukken al heeft verkregen in een civiele procedure. Deze registraties bevatten zwart gelakte delen. Verweerder heeft geen ongelakte versie aan de rechtbank toegezonden.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser. De gemachtigde van verweerder is niet verschenen.

Beoordeling rechtbank

Het verzoek om rectificatie
1. Artikel 28 van de Wpg is bedoeld om onjuiste politiegegevens te wijzigen of onvolledige politiegegevens aan te vullen. Dit correctierecht is niet bedoeld om indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover het verzoek tot wijziging betrekking heeft op feiten, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat deze feiten onjuist zijn. [2]
2. In zijn beroepschrift stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit nauwelijks reageert op zijn uitgebreide rectificatieverzoek. Op de zitting is gebleken dat eiser hiermee bedoelt dat de reactie van verweerder op het rectificatieverzoek niet klopt, omdat er wel aanleiding bestaat om gegevens te rectificeren. Eiser heeft in zijn beroepschrift echter niet aangegeven op welke punten hij het niet eens is met de reactie van verweerder in het bestreden besluit. Ook heeft hij niet gezegd op welke punten en waarom verweerder wel tot rectificatie moet overgaan. Voor zover eiser daarnaast van mening is dat het bestreden besluit te vaag is, merkt de rechtbank op dat zij dit anders ziet. Verweerder heeft op alle onderdelen van het verzoek van eiser gereageerd. Niet gebleken is dat de motivering van verweerder onjuist is. Er is daarom geen reden om, zoals eiser wil, verweerder op te dragen om gegevens te wijzigen of te verbeteren, op straffe van een dwangsom. Eiser heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn beroepschrift te verduidelijken. Het is echter aan eiser om zijn beroepsgronden in het beroepschrift duidelijk op te schrijven. Eiser krijgt daarom geen gelegenheid meer om zijn beroepschrift te verduidelijken.
Het verzoek om inzage zonder lakkingen
3. Over het verzoek van eiser om inzage te krijgen in de zwart gelakte delen van de politiegegevens, overweegt de rechtbank als volgt. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in 2017 het besluit is genomen om deze delen zwart te lakken, en dat tegen dat besluit geen rechtsmiddel meer openstaat. Verweerder heeft het verzoek van eiser op dit punt dus niet inhoudelijk beoordeeld. Uit navraag bij verweerder is echter gebleken dat er geen besluit is over het zwart lakken van delen van de politiegegevens. Wel zijn er eerder procedures gevoerd waarin het om de betreffende politiegegevens ging, maar daarin ging het niet expliciet om de lakkingen. Verweerder heeft in een e-mail van 13 september 2022 bovendien aangegeven dat, als eiser een nieuw inzageverzoek doet, verweerder de nog aanwezige registraties beoordeelt. Daarbij is het volgens verweerder in theorie mogelijk dat passages die in 2017 zwart gelakt zijn, nu wel getoond kunnen worden omdat er geen actueel belang meer is. Bij gegevens die zien op derden, zoals bij de zeven registraties die in deze zaak aan de orde zijn, zal volgens verweerder niet worden overgegaan tot het ongelakt tonen.
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om inzage te krijgen in de zwart gelakte delen van de politiegegevens inhoudelijk had moeten beoordelen en dus had moeten nagaan of er aanleiding is om (delen van) de zwart gelakte passages te tonen aan eiser. Dat een nieuwe beoordeling volgens verweerder waarschijnlijk geen andere uitkomst zou betekenen, wil niet zeggen dat verweerder die beoordeling niet hoeft te maken.
5. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat gaat over het verzoek van eiser om zwart gelakte passages alsnog te tonen. Verweerder moet opnieuw een besluit nemen naar aanleiding van dit verzoek van eiser. Mocht dit nieuwe besluit inhouden dat (een deel van) de passages gelakt blijft, eiser het met dat besluit niet eens is en hij daartegen beroep instelt bij de rechtbank, dan moet verweerder naast de gelakte stukken ook de ongelakte stukken bij de rechtbank indienen. Zonder ongelakte stukken kan de rechtbank namelijk niet beoordelen of de lakkingen terecht zijn of niet. Verweerder kan daarbij desgewenst een beroep doen op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht, welk beroep dan – nadat eiser in de gelegenheid is gesteld op dit beroep te reageren – zal worden beoordeeld door de rechtbank.
6. Voor het overige blijft het bestreden besluit in stand.
7. Tot slot overweegt de rechtbank dat de stelling van eiser dat hij geen aangifte kan doen of een klacht kan indienen buiten de omvang van dit geschil valt.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op het verzoek van eiser om inzage te krijgen in de zwart gelakte delen van de politiegegevens. Verweerder dient dit te doen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. Bij het nieuw te nemen besluit moet verweerder deze uitspraak in acht nemen.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser het griffierecht terug. Hij krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde in de beroepsfase levert één punt op (voor het bijwonen van de zitting) met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt een bedrag van € 759,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin is beslist over het verzoek om inzage zonder lakkingen;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.PL0100-2011109674, PL0100-2012007602, PL031W-2012047111, PL0100-2013127922, PL0100-2013136932, PL0100-2013016901 en PL0100-201303035407.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:807 en 15 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:96.