ECLI:NL:RBMNE:2022:4067
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens openstaande strafzaak en openbare orde
In deze zaak heeft eiser op 12 januari 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit verzoek werd op 2 december 2021 afgewezen, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde, gezien de openstaande strafzaak tegen hem wegens het gebruik van een vals rijbewijs. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 20 april 2022 bevestigde de eerdere afwijzing. Eiser heeft hierop beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 14 september 2022 behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig, terwijl de gemachtigde van de Staatssecretaris niet op de zitting verscheen. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht was, omdat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regel rechtvaardigden. De rechtbank merkte op dat er op het moment van de aanvraag geen duidelijkheid was over de strafzaak en dat eiser niet expliciet had verzocht om aanhouding van de beslissing in afwachting van de strafzaak.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de hoorplicht niet had geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de beslissing van de Staatssecretaris op het moment van de afwijzing gebaseerd was op de beschikbare informatie en dat de latere oplegging van een geldboete geen reden was om de eerdere beslissing te herzien. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.