In deze zaak heeft eiser, die in de jaren 2015 tot en met 2019 huurtoeslag en zorgtoeslag ontving, beroep ingesteld tegen de herziening van deze toeslagen door de Belastingdienst/Toeslagen. De herziening vond plaats op basis van de vaststelling dat eiser vermogen in Spanje had, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht meer had op de toeslagen. De Belastingdienst vorderde in totaal € 11.156,- terug van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelde dat de herziening en terugvordering terecht waren. De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de toeslagen terecht had herzien en dat de terugvordering niet onevenredig was. Hoewel er enkele motiveringsgebreken in de besluiten werden geconstateerd, leidde dit niet tot een andere uitkomst. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op huur- en zorgtoeslag voor de betreffende jaren. Eiser kreeg wel het griffierecht van € 50,- vergoed, maar geen vergoeding voor proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier A.M. Slierendrecht.