ECLI:NL:RBMNE:2022:4068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/2111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering huur- en zorgtoeslag wegens vermogen

In deze zaak heeft eiser, die in de jaren 2015 tot en met 2019 huurtoeslag en zorgtoeslag ontving, beroep ingesteld tegen de herziening van deze toeslagen door de Belastingdienst/Toeslagen. De herziening vond plaats op basis van de vaststelling dat eiser vermogen in Spanje had, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht meer had op de toeslagen. De Belastingdienst vorderde in totaal € 11.156,- terug van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelde dat de herziening en terugvordering terecht waren. De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de toeslagen terecht had herzien en dat de terugvordering niet onevenredig was. Hoewel er enkele motiveringsgebreken in de besluiten werden geconstateerd, leidde dit niet tot een andere uitkomst. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op huur- en zorgtoeslag voor de betreffende jaren. Eiser kreeg wel het griffierecht van € 50,- vergoed, maar geen vergoeding voor proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier A.M. Slierendrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/2111, UTR 22/3354, UTR 22/3356, UTR 22/3357 en UTR 22/3358
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht (verweerder)

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiser heeft in de jaren 2015 tot en met 2019 huurtoeslag en zorgtoeslag ontvangen van verweerder. In afzonderlijke besluiten van 9 oktober 2021 heeft verweerder de huurtoeslag over de jaren 2015 tot en met 2019 en de zorgtoeslag over de jaren 2017 tot en met 2019 herzien en vastgesteld op € 0,-. De reden daarvoor is dat er sprake is van een voordeel uit sparen en beleggen, waardoor geen recht bestaat op huurtoeslag (2015 tot en met 2019). Bij de zorgtoeslag is de vermogensgrens overschreden, waardoor geen recht bestaat op zorgtoeslag (2017 tot en met 2019). Het gevolg van de herziening is dat verweerder in totaal een bedrag van € 11.156,- van eiser terugvordert.
Met de besluiten van 15 april 2022 (de jaren 2016 en 2017) en 19 april 2022 (de jaren 2015, 2018 en 2019) op het bezwaar van eiser (de bestreden besluiten) is verweerder bij die besluiten gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze bestreden besluiten. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de bestreden besluiten van verweerder van 15 april 2022 en 19 april 2022 op 23 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (via een beeldverbinding) en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de huurtoeslag over de jaren 2015 tot en met 2019 en de zorgtoeslag over de jaren 2017 tot en met 2019 terecht heeft herzien en teruggevorderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Het recht op zorg- en huurtoeslag wordt vastgesteld op basis van het inkomen en vermogen. [1] Verweerder moet daarbij uitgaan van het inkomensgegeven dat is vastgesteld door de Inspecteur van de Belastingdienst (de inspecteur), die het inkomen en vermogen registreert in de Basisregistratie Inkomen (BRI). [2] Volgens vaste rechtspraak zijn verweerder en de bestuursrechter verplicht om uit te gaan van die gegevens. [3] In het geval van eiser is er een wijziging geweest van het inkomensgegeven, omdat door de inspecteur is vastgesteld dat eiser vermogen in Spanje heeft. Omdat eiser door dat gewijzigde inkomensgegeven niet meer in aanmerking kwam voor zorg- en huurtoeslag, heeft verweerder de eerder vastgestelde toeslagen terecht herzien. Of eiser in Spanje al dan niet belasting moet betalen over zijn vermogen maakt dat niet anders. Als de beroepsprocedure die loopt tegen de navorderingsaanslagen van de inspecteur leidt tot de vaststelling van een ander inkomen of vermogen dat van invloed is op het recht op zorg- en/of huurtoeslag, dan zal verweerder de toeslagen opnieuw vaststellen.
3. Wel vindt de rechtbank dat de bestreden besluiten op punten onduidelijk zijn. Zo loopt de zorg- en huurtoeslag soms door elkaar, waardoor ook de motivering niet volledig lijkt aan te sluiten. Daarnaast is er een verkeerd artikel om tot herziening over te gaan toegepast. [4] Dit levert een motiveringsgebrek op. Het leidt echter niet tot een andere conclusie onder de streep. Die conclusie is namelijk juist. Bovendien heeft verweerder het gebrek in zijn verweerschrift en met zijn toelichting op de zitting hersteld. De rechtbank zal dit gebrek daarom passeren. [5]
4. Verweerder vordert in beginsel het teveel betaalde bedrag aan toeslagen volledig terug, tenzij dat onevenredig is. [6] Verweerder had dat moeten beoordelen en daarbij een belangenafweging moeten maken. Dat heeft verweerder ten onrechte niet gedaan. De bestreden besluiten bevatten ook daarom een motiveringsgebrek, zoals verweerder in het verweerschrift ook erkent. In het verweerschrift en tijdens de zitting heeft verweerder de belangenafweging alsnog gemotiveerd gemaakt. Daarmee is het motiveringsgebrek hersteld. De rechtbank passeert om die reden ook dat geconstateerde gebrek.
5. De rechtbank vindt verder dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat de volledige terugvordering niet onevenredig is. In het Verzamelbesluit Toeslagen van 11 januari 2021 (het Verzamelbesluit) is beleid opgenomen over de terugvordering van toeslagen. Uit dit Verzamelbesluit volgt dat alleen bijzondere omstandigheden zich kunnen verzetten tegen een gehele terugvordering. Van bijzondere omstandigheden is onder meer geen sprake als er een vermogensgrens is overschreden. Desondanks kan er alsnog reden zijn voor matiging als er andere specifieke omstandigheden naar voren zijn gebracht. Dat is hier niet zo. Eiser heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die erop wijzen dat van terugvordering moet worden afgezien of dat het terug te vorderen bedrag moet worden gematigd.
6. Wat eiser aanvoert over termijnoverschrijdingen in de bezwaarfase leidt tot slot ook niet tot een andere uitkomst. Verweerder erkent dat de beslistermijnen zijn overschreden. Dat is niet netjes, maar het heeft geen gevolgen voor de uitkomst van deze zaak.
7. De conclusie is dat verweerder de bestreden besluiten terecht heeft genomen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor huur- en/of zorgtoeslag voor de jaren 2015 tot en met 2019 respectievelijk de jaren 2017 tot en met 2019
.Omdat de motiveringsgebreken worden gepasseerd, moet verweerder wel het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Eiser heeft verzocht om vergoeding van vertaalkosten, maar omdat de vertaling is gedaan in het kader van de procedure tegen het besluit van de inspecteur is er geen reden om verweerder de kosten daarvan te laten vergoeden.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2022 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier.
de griffier is verhinderd
het proces-verbaal mede
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1, tweede lid, van de Wet op de zorgtoeslag en artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag.
2.Artikel 8, eerste lid en artikel 2, eerste lid, onder o, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), gelezen in samenhang met artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1729.
4.In de bestreden besluiten wordt artikel 21 van de Awir toegepast, terwijl dit artikel 20 van de Awir moet zijn.
5.Met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Awir.