ECLI:NL:RBMNE:2022:4080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/2726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake herbeoordeling KOT

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 16 januari 2022. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij meer tijd nodig heeft vanwege een uitzonderlijke situatie met een groot aantal aanvragen tot herbeoordeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder niet de gebruikelijke termijn van zes weken, maar een termijn van tien weken krijgt om alsnog een besluit te nemen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 24 oktober 2022 een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de termijn is overschreden. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden en ook de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50 moet betalen. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht in deze zaak, omdat dit niet vereist was volgens de wet. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2726

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 16 januari 2022.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 16 januari 2022. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. Dat staat in artikelen 7:10 en 7:13 van de Awb.
Vaststaat dat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. Eiseres heeft verweerder op 9 mei 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De termijn voor het nemen van een besluit is twee weken na de dag dat deze uitspraak wordt verzonden. [1] De bestuursrechter kan in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen voor het bekendmaken van een besluit. [2]
7. Verweerder heeft de rechtbank in zijn verweerschrift van 15 augustus 2022 gevraagd om een termijn van tien weken, zo nodig verlengd met een termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de bezwaarschriftenadviescommissie. Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, omdat momenteel sprake is van een vrij uitzonderlijke situatie gelet op het grote aantal aanvragen tot herbeoordeling en ook bezwaarschriften dat verweerder hierover binnenkrijgt. Verweerder heeft in zijn verweerschrift toegelicht hoe het proces van herbeoordeling in de bezwaarfase er uit ziet. Op grond van artikel 49e Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is een bezwaarschriftenadviescommissie ingesteld als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Hierdoor heeft verweerder niet de gebruikelijke zes maar twaalf weken de gelegenheid om tot besluitvorming naar aanleiding van het bezwaarschrift te komen.
8. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd, is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval. Daarom is er tot op heden aan verweerder in soortgelijke zaken over de bezwaarprocedure veelal een langere termijn gegund dan de gebruikelijke termijn.
9. De rechtbank verleent verweerder een termijn van tien weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken. Dit betekent dat verweerder uiterlijk 24 oktober 2022 een besluit moet nemen. De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding om die termijn, zoals verweerder verzoekt, zo nodig te verlengen met een termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de bezwaarschriftenadviescommissie. Deze periode is volgens de procesbeschrijving van verweerder namelijk al verrekend in de voorgeschreven wettelijke termijn van twaalf weken vanaf ontvangst van het bezwaarschrift en de rechtbank constateert dat verweerder op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan over die termijn al ruim heen is.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Bestuurlijke dwangsom
11. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend.
De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.