ECLI:NL:RBMNE:2022:4089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/1681
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie en toepassing hardheidsclausule in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 30 september 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om woningurgentie beoordeeld. Eiseres, die momenteel met haar éénjarige dochter in een instelling voor begeleiding en behandeling verblijft, heeft een aanvraag ingediend voor urgentieverlening op maatschappelijke gronden. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentie, aangezien zij niet is doorverwezen door een gemeente uit de woningmarktregio en er geen sprake is van huiselijk geweld dat haar heeft gedwongen haar woonruimte te verlaten.

De rechtbank heeft de zaak op 30 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder. Eiseres voerde aan dat zij in een situatie van huiselijk geweld verkeerde, maar de rechtbank oordeelt dat de reden voor haar verblijf in de instelling niet primair verband houdt met huiselijk geweld. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar situatie voldoet aan de criteria voor urgentie.

Daarnaast heeft eiseres een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar ook hier oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van een levensbedreigende of schrijnende situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De rechtbank concludeert dat verweerder een goed alternatief heeft geboden door regiobinding toe te kennen, waardoor eiseres in aanmerking komt voor beschermd wonen of huisvesting via Beter Wonen in Utrecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentie krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1681

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Weijer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: W. van Beveren en drs. Daals).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om woningurgentie.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 oktober 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar begeleider [begeleider] (hulpverlener [instelling] ), haar gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Eiseres heeft een aanvraag om urgentieverlening op maatschappelijke gronden ingediend, omdat zij momenteel met haar één-jarige dochter in een instelling voor begeleiding en behandeling verblijft. Inmiddels is zij er aan toe om zelfstandig te gaan wonen met haar dochter. Zij wil graag in de regio Utrecht gaan wonen, omdat zij daar een steunend netwerk van familie en vrienden heeft.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat eiseres verblijft in een hulp- of dienstverleningsinstelling na doorverwijzing door een gemeente uit de woningmarktregio [1] .
Ook is geen sprake van een situatie van huiselijk geweld, waarbij de woningzoekende in verband daarmee zijn/haar woningruimte heeft verlaten en verblijft in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen.
3. Op grond van artikel 2.5.1e van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 wordt een indicatie op maatschappelijke gronden uitsluitend verleend indien sprake is van:
a. huiselijk geweld, waarbij geldt dat een woningzoekende die in verband met problemen van relationele aard of geweld zijn woonruimte heeft verlaten en verblijft in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen;
b. uitstroom hulp- en dienstverleningsinstelling, waarbij geldt dat een woningzoekende dringend woonruimte nodig heeft omdat de woningzoekende verblijft in een door burgemeester en wethouders erkende opvangtehuis of hulp- en dienstverleningsinstelling, na doorverwijzing door een gemeente uit de woningmarktregio.
4. Partijen zijn het erover eens dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde onder b. Eiseres verblijft weliswaar in een hulp- en dienstverleningsinstelling, maar dat is niet na een doorverwijzing door een gemeente uit de woningmarktregio.
5. Eiseres voert aan dat zij voldoet aan de voorwaarde onder a. Zij bevond zich in een relatie waarin sprake was van huiselijk geweld en nu verblijft zij bij [instelling] , een voorziening voor de tijdelijke opvang van personen. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in verband met problemen in de relationele sfeer of geweld haar woonruimte in [A] heeft moeten verlaten en om die reden verblijft bij [instelling] . Zij is daar om andere redenen naar toe gegaan. Zij woonde ook niet samen met haar partner.
6. De rechtbank kan verweerder volgen in dit standpunt. Uit het dossier blijkt dat eiseres is aangemeld bij [instelling] vanwege zorgen over kwetsbaar ouderschap en vroegkinderlijke traumatisering. Zij is dus niet bij [instelling] geplaatst om te ontkomen aan huiselijk geweld, zoals bedoeld in artikel 2.5.1e, onder a. Dat (ook) sprake was van relationele problemen met de vader van de dochter van eiseres en zelfs geweld, ontkent verweerder en ook de rechtbank niet, maar dit is niet de belangrijkste reden geweest dat eiseres bij [instelling] geplaatst is en daarom wordt niet voldaan aan deze voorwaarde.
7. Eiseres heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Zij wijst erop dat ze is geboren en tot haar zesde jaar ook getogen is in de regio Utrecht. Daarna heeft ze tot anderhalf jaar geleden in diverse instellingen in en rond Utrecht gewoond. Uiteindelijk is ze toevallig in [A] en vervolgens in [woonplaats] terecht gekomen, omdat daar opvang en behandeling voor haar en haar dochter mogelijk waren. Tot haar 18e jaar had SAVE Midden-Nederland de voogdij over haar. Verder wonen haar familie en vrienden in de gemeente Utrecht. Zij vormen een ondersteunend netwerk voor haar. Dat er sprake is van regiobinding blijkt ook uit het besluit van de bindingscommissie OGGZ Utrecht om haar in het kader van plaatsing bij een beschermd wonen voorziening in Utrecht in aanmerking te laten komen voor regiobinding. Tot slot is aangevoerd dat er geen alternatieve huisvestings-mogelijkheden zijn.
8. Op grond van artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening zijn burgemeester en wethouders bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager, waaronder de inkomensgrens genoemd in artikel 2.4a.1a lid 1 b, af te wijken van deze verordening.
9. Verweerder heeft toegelicht dat de hardheidsclausule alleen in zeer incidentele gevallen wordt toegepast wanneer sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie. Daarvan is volgens verweerder geen sprake in het geval van eiseres.
10. Ook dit is de rechtbank met verweerder eens. Eiseres bevindt zich niet in een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie. Daarmee is niet gezegd dat eiseres zich niet in een moeilijke situatie bevindt. De rechtbank ziet ook dat het van het grootste belang is voor eiseres en haar dochter dat zij zich in (regio) Utrecht kunnen vestigen, omdat eiseres daar een beroep kan doen op een steunend netwerk van familie en vrienden. Verweerder heeft echter naar het oordeel van de rechtbank een goed en voldoende concreet alternatief geboden om dit binnen afzienbare tijd te realiseren zonder dat urgentie wordt verleend in afwijking van de verordening. Aan eiseres is regiobinding toegekend, waarmee zij in aanmerking komt voor beschermd wonen of voor huisvesting via Beter Wonen in Utrecht of regio. Dit laatste betekent dat zij zelfstandig kan wonen, zoals zij wenst, met daaraan vast twee jaar begeleiding op maat. Dit is niet vrijblijvend, maar zowel door eiseres zelf als door haar huidige begeleider is op zitting aangegeven dat begeleiding ook nog nodig en gewenst is. Eiseres heeft de rechtbank niet duidelijk kunnen maken waarom dit geen goed alternatief voor haar is. De rechtbank volgt eiseres niet dat het een onvoldoende concreet alternatief is en ook niet dat het een te onzeker alternatief is. Zoals ter zitting is besproken is ook in het geval van urgentieverlening onduidelijk wat de precieze termijn is voordat een woning kan worden betrokken. Verweerder hoefde daarom geen urgentie te verlenen op grond van de hardheidsclausule.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen urgentie krijgt. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.5.1e, eerste lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019