ECLI:NL:RBMNE:2022:4166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
10053051 UV EXPL 22-172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkt toetsingskader bij voorzieningen voor onder curatele gestelde; nakoming vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft de kantonrechter op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de stichting die als curator optreedt voor haar vader, die onder curatele is gesteld. De eiseres vorderde dat de curator de gemaakte afspraken uit een eerder kort geding zou nakomen, en daarnaast dat de curator aangifte zou doen van ontvoering van haar vader en inzage zou geven in zijn medisch dossier. De vader van de eiseres, [C], lijdt aan vasculaire dementie en alzheimer en verblijft momenteel in Thailand. De eiseres had eerder geprobeerd om haar vader in Nederland ingeschreven te krijgen voor zorgverzekering, maar de curator had deze afspraken niet nagekomen. De kantonrechter oordeelde dat de ruimte om in deze procedure een voorziening te treffen beperkt is, omdat de verzoeken betrekking hebben op een persoon die onder curatele is gesteld. De rechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was om de vorderingen van de eiseres toe te wijzen, aangezien de curator had aangetoond dat de vader in goede omstandigheden in Thailand verbleef en dat zijn belangen voorop stonden. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, evenals haar verzoek om inzage in het medisch dossier, omdat dit strikt persoonlijk is en alleen door de curator kan worden gedeeld indien in het belang van de vader. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de curator.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10053051 UV EXPL 22-172 GD/946
Vonnis van 10 oktober 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [A] , curator.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • het antwoord met producties van [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 26 september 2022 heeft mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren aanwezig de mevrouw [eiseres] en haar echtgenoot [B] . Namens [gedaagde] was aanwezig mevrouw [A] , curator van [C] (hierna: [C] ), de vader van mevrouw [eiseres] .
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over

2.1.
[C] lijdt aan vasculaire dementie en alzheimer en is daarom op 30 maart 2021 door de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam onder bewind gesteld van [onderneming] B.V. Mevrouw [D] , hierna [D] , is benoemd tot mentor. Het verzoek om curatele is afgewezen. Op 14 juni 2022 heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van de kantonrechter van 30 maart 2021 vernietigd. Verder is [C] onder curatele gesteld en [gedaagde] is aangesteld tot curator. [C] verblijft echter al enige tijd niet meer in Nederland. Hij is gedurende het hoger beroep bij het Hof door [D] meegenomen naar Thailand zonder dat de bewindvoerder daarvan op de hoogte is gesteld en zonder dat bekend was waar [C] precies verbleef.
2.2.
Via een eerder kort geding op 9 augustus 2022 heeft [eiseres] willen bereiken dat [gedaagde] verplicht zou worden om haar vader op haar adres in Nederland in te schrijven, zodat er een zorgverzekering voor hem afgesloten zou kunnen worden. Tijdens de behandeling van dat kort geding hebben partijen afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een proces-verbaal. [eiseres] heeft daarbij haar vorderingen in kort geding ingetrokken.
2.3.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] de gemaakte afspraken niet nagekomen. In dit kort geding vordert zij daarom dat [gedaagde] de afspraken alsnog nakomt. Daarnaast wil zij dat [gedaagde] verplicht wordt om aangifte te doen van ontvoering van haar vader en wil zij inzage in het medisch dossier van haar vader.

3.De beoordeling

Toetsingskader
3.1.
Allereerst is van belang dat de ruimte om in deze procedure een voorziening te treffen, beperkt is. Dat komt doordat de voorzieningen waar [eiseres] om vraagt betrekking hebben op een persoon die onder curatele is gesteld. Het is de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam die toezicht houdt op de wijze waarop [gedaagde] haar rol als curator van [C] invult. Als [eiseres] daarover klachten heeft zullen die dus door de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam moeten worden beoordeeld. Bij die beoordeling is bepalend wat in het belang is van de heer [C] . Als de curator handelt op een wijze die de kantonrechter niet in het belang van de heer [C] oordeelt, dan kan de kantonrechter de curator daarop wijzen. Mocht de curator haar aanpak niet veranderen, dan kan de kantonrechter vervolgens de curator ontslaan en een nieuwe curator benoemen.
3.2.
Om de vorderingen van [eiseres] toe te kunnen wijzen in dit kort geding, is nodig dat er een zo groot spoedeisend belang is dat een beslissing op dezelfde verzoeken van [eiseres] aan de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam niet kan worden afgewacht. Ook is nodig dat de aanpak van [gedaagde] zo in strijd is met de belangen van [C] dat de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam naar verwachting reden zal zien om [gedaagde] daarvoor een aanwijzing te geven. Daarvan is geen sprake.
3.3.
[gedaagde] heeft onderzoek gedaan naar de situatie van [C] in Thailand. Zo is [gedaagde] te weten gekomen dat [C] verzekerd is voor medische zorg in Thailand en dat hij in een woning op een [.] verblijft waar meer Nederlanders verblijven. Uit het mailbericht van 26 augustus 2022 en de brief van 19 september 2022 van [eiseres] , blijkt dat ook zij op de hoogte is van de verblijfplaats van haar vader. In Thailand is [C] aangetroffen op het adres dat [eiseres] aan de politie heeft gegeven. Dat het hier om een voor [C] ongeschikte woning gaat heeft zij niet gesteld en is ook anderszins niet gebleken. Verder heeft [gedaagde] ter zitting aangegeven dat zij een verklaring heeft van een onafhankelijke arts in Thailand die bevestigt dat [C] gevorderde dementie heeft. Deze arts heeft volgens [gedaagde] ook verklaard dat [C] niet alleen in de woning op de [.] verblijft en dat hij daar goed wordt verzorgd. Hij gaat drie dagen in de week naar een dagbesteding voor dementen waar ook andere Nederlanders zitten en waar hij Nederlandse liedjes zingt.
3.4.
[gedaagde] heeft ter zitting verder nog toegelicht dat zij het belang van [C] voorop stelt en dat zij op basis van de informatie waar zij op dit moment over beschikt van mening is dat het niet in het belang van [C] is dat hij in het kader van het terugdraaien van een ontvoering terug komt naar Nederland. Voor iemand met zijn gezondheidstoestand is het naar inschatting van [gedaagde] op dit moment beter dat hij in Thailand blijft dan dat hij (wellicht tegen zijn wil) naar Nederland wordt gehaald. Daarbij speelt voor [gedaagde] een rol dat uit de informatie die zij uit Thailand heeft gekregen, lijkt te volgen dat [C] daar in goede omstandigheden zit, passend bij zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. Verder speelt een rol dat [C] in zijn leven jaren buiten Nederland heeft gewoond, waaronder in Thailand. Bij deze belangenafweging heeft [gedaagde] , zo heeft ze desgevraagd meegedeeld, ook meegewogen dat [C] zijn familie hier in Nederland nu niet in zijn omgeving heeft..
Nakoming van de afspraken
3.5.
De afspraken die partijen tijdens de behandeling van het eerdere kort geding op 9 augustus 2022 hebben gemaakt luiden - voor zover relevant - als volgt:
1. [gedaagde] zal binnen een week zorgen voor inschrijving van de heer [C] op het adres van de stichting [gedaagde] bij wijze van postadres.
2. [gedaagde] zal een WLZ indicatie aanvragen voor meneer [C] en onderzoek doen naar de mogelijkheden voor een eventuele spoedplaatsing van meneer [C] in een zorginstelling op het moment dat meneer [C] weer in Nederland is.
3. [gedaagde] zal het onderzoek naar repatriëring van meneer [C] naar Nederland verder voortzetten. Onderdeel daarvan is dat [gedaagde] zal nagaan of de curator de beschikking kan krijgen over de bankrekening van meneer [C] in Singapore .
Inschrijving in de BRP
3.6.
[gedaagde] heeft een adres in [gemeente] en heeft op of voor 11 augustus 2022 contact opgenomen met die gemeente. Omdat het hier om een bijzondere situatie gaat, heeft zij contact gehad met een medewerker van de gemeente die gespecialiseerd is in de uitvoering van de Wet op de Basisregistratie Persoonsgegevens (hierna: Wet BRP). Die medewerker heeft meegedeeld, zo blijkt uit de ongedateerde brief van de directeur van [gedaagde] , dat inschrijving van [C] op het adres van [gedaagde] niet mogelijk is, omdat hij op dit moment geen ingezetene is in Nederland en omdat hij zich alleen kan inschrijven op een woonadres. Op de zitting is namens [gedaagde] toegelicht dat de gemeente ook heeft aangegeven dat [C] in persoon moet verschijnen.
3.7.
Op grond van de Wet BRP wordt een ingezetene die langer dan acht maanden per jaar in het buitenland verblijft of uit Nederland vertrekt, uitgeschreven. Kennelijk is dat het geval bij [C] . Om (her)ingeschreven te kunnen worden moet [C] minstens 2/3 deel van een jaar in Nederland verblijven en kan de gemeente waar inschrijving op een woonadres of briefadres moet plaatsvinden, verlangen dat hij zich in persoon meldt (artikel 2.38 Wet BRP). De gemeente zal namelijk de gegevens, waaronder de identiteit, opnieuw moeten vaststellen (artikel 2.19 Wet BRP). De toezegging die [gedaagde] heeft gedaan, gaat niet zo ver dat zij niet kan afgaan op dit standpunt van de gemeente [gemeente] dat inschrijving niet mogelijk is. Partijen hebben niet afgesproken om [C] op het adres van [eiseres] in te schrijven.
WLZ indicatie
3.8.
De afspraak om een WLZ indicatie aan te vragen voor [C] is [gedaagde] nagekomen. Die indicatie is voor onbepaalde tijd afgegeven en kan ingezet worden zodra [C] in Nederland is. Omdat [C] er niet is, kan [gedaagde] op dit moment geen spoedplaatsing in een zorginstelling regelen.
Onderzoek naar repatriëring en bankrekening
3.9.
[gedaagde] is ook de afspraak nagekomen dat zij het onderzoek naar repatriëring van [C] verder zal voortzetten en dat zij zal onderzoeken of zij de beschikking kan krijgen over de bankrekening van [C] in Singapore . Zo heeft [gedaagde] contact gehad met een medewerker van Buitenlandse Zaken, de ambassade in Bangkok en met een Nederlands sprekende advocaat in Thailand. Daaruit is gebleken dat [gedaagde] haar bevoegdheden als curator in Thailand niet kan uitoefenen, omdat Thailand haar aanstelling niet erkent en ook in Singapore is tenuitvoerlegging van Nederlandse rechtspraak niet verankerd. [gedaagde] heeft dus vanuit haar positie als curator van [C] niet de bevoegdheid om [C] te repatriëren.
3.10.
Verder is gebleken dat de ambassade in Bangkok geen opsporingsbevoegdheid heeft en dat een melding van vermissing dan wel ontvoering via de Nederlandse politie loopt en vervolgens eventueel via Interpol. Overigens is de verblijfplaats van [C] inmiddels bekend. Zie hetgeen onder 3.3 is overwogen. Een melding van ontvoering wil [gedaagde] op dit moment niet doen, omdat zij er niet van overtuigd is dat er sprake is van ontvoering en omdat zij het niet in het belang van [C] acht om hem op die manier naar Nederland te halen. Zie ook hetgeen onder 3.4 is overwogen.
3.11.
[gedaagde] heeft verder alle bankafschriften opgevraagd over de periode van 2014 tot en met 2018 bij alle bij haar bekende bankrekeningen van [C] . In de hiervoor al eerder genoemde brief van de directeur van [gedaagde] is abusievelijk een onjuiste periode vermeld. Het gaat om bankafschriften van twee bankrekeningen van [C] bij de ABNAMRO. In deze afschriften heeft [gedaagde] geen enkele transactie van of naar een buitenlandse bank kunnen vinden, ook niet naar de Citibank of een andere bank in Singapore . Nu haar bevoegdheden als curator niet zonder meer door Singapore worden geaccepteerd, heeft [gedaagde] zonder een concreet aanknopingspunt geen reden om een buitenlandse bank aan te schrijven en zal een bank ook geen informatie verstrekken. Dat onderzoek is daarom gestaakt.
3.12.
Uit de overwegingen hierboven volgt dat [gedaagde] de gemaakte afspraken, voor zover dat binnen haar mogelijkheden lag, is nagekomen. De voorzieningenrechter wijst daarom de vordering tot nakoming af.
Aanvullende verzoeken
3.13.
Wat betreft het aanvullende verzoek van [eiseres] om [gedaagde] te gebieden aangifte te doen van ontvoering is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet gebleken is dat [gedaagde] door geen aangifte te doen de belangen van [C] dusdanig verwaarloost dat een oordeel van de rechtbank Amsterdam hierover niet afgewacht kan worden. Zonder aangifte van ontvoering door de curator kan de politie weliswaar geen verdere actie ondernemen, maar de vraag is of ingrijpen in de bestaande situatie in het belang is van [C] . Uit het onderzoek van [gedaagde] blijkt kennelijk dat [C] op dit moment goed verzorgd wordt. Zie ook wat daarover onder 3.3 en 3.4 is overwogen. De gevraagde voorziening wordt dan ook afgewezen.
3.14.
Voor het verzoek om inzage in het medisch dossier van [C] geldt dat [eiseres] geen recht heeft om dat dossier in te zien. Een medisch dossier is strikt persoonlijk en in dit geval kan alleen de curator over de medische gegevens beschikken. Gezien het persoonlijke karakter van de gegevens, kan de [gedaagde] die alleen delen als dat zonder meer in het belang van [C] is. Dat is niet gebleken. Ook deze voorziening wordt dus niet toegewezen.
3.15.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de situatie rondom de vader van [eiseres] en de beperkte mogelijkheden die zij heeft om actie te ondernemen, uitermate frustrerend voor haar zijn. In dit kort geding kan daar echter geen oplossing voor gegeven worden.
De proceskosten
3.16.
[gedaagde] vordert ‘alle kosten van dit geding, inclusief de uren van de curator (circa 8 uur a € 73,24)’ en stelt daarbij dat [eiseres] nodeloos voor deze rechtsgang kiest. In dat laatste gaat de kantonrechter niet mee. [eiseres] heeft een geschil met [gedaagde] over het nakomen van gemaakte afspraken en zij heeft het recht dat ter beoordeling aan de rechter voor te leggen. Wel zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld volgens de normale wettelijke regels.
3.17.
Behalve de 8 uren die de curator volgens [gedaagde] kwijt is geweest met dit kort geding, heeft zij niet duidelijk gemaakt waaruit de proceskosten bestaan. De kantonrechter zal dus alleen ingaan op de gevorderde 8 uur. Op grond van artikel 238 lid 1 Rv kan de kantonrechter verletkosten toewijzen aan de winnende partij zonder gemachtigde en mag hij deze kosten schatten. Het moet bij verletkosten gaan om kosten die gemaakt zijn in verband met het bijwonen van de zitting. De kantonrechter schat dat de curator niet meer dan 4 uur kwijt is geweest aan het bijwonen van dit kort geding. Het onderzoek dat de curator heeft verricht, heeft plaatsgevonden in het kader van de tussen partijen gemaakte afspraken en de kosten van dat onderzoek hangen dus niet samen met het bijwonen van dit kort geding. De kosten worden vastgesteld op € 292,96 (4 x € 73,24).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 292,96.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.