ECLI:NL:RBMNE:2022:4241
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een WW-uitkering na beëindiging van het dienstverband
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 13 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) beoordeeld. Eiser, die sinds 25 april 2015 in dienst was bij een horecaonderneming, heeft zijn dienstverband per 22 september 2021 beëindigd. Het UWV heeft zijn aanvraag voor een WW-uitkering afgewezen, omdat het dienstverband vóór de opzegtermijn was beëindigd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft de afwijzing gehandhaafd.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de aanvraag voor de WW-uitkering heeft afgewezen, omdat eiser niet heeft voldaan aan de wettelijke opzegtermijn van twee maanden, die geldt voor zijn situatie. Eiser had de beëindiging van zijn dienstverband niet eerder dan per 30 november 2021 kunnen laten ingaan, en de rechtbank stelt dat het UWV geen ruimte heeft voor een belangenafweging in deze kwestie.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van het UWV terecht is genomen en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser wordt gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.