ECLI:NL:RBMNE:2022:4345
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv na veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
Op 5 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die op 1 april 2022 door een meervoudige kamer van de rechtbank was veroordeeld voor medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, had een verzoek ingediend om een schadevergoeding van € 680,- voor de kosten van zijn raadsman. Het verzoekschrift was op 28 april 2022 ter griffie ontvangen en op 21 september 2022 behandeld in een openbare raadkamer. De verzoeker was niet verschenen, maar zijn advocaat, mr. S.J. Römer, was vertegenwoordigd door mr. T.W. Gijsberts.
Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen de toekenning van de gevraagde vergoeding, stellende dat het verzoekschrift op grond van artikel 533 Sv niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is en dat het verzoek tijdig is ingediend. Echter, omdat de zaak van de verzoeker niet is geëindigd zonder oplegging van straf, is er geen grondslag voor de gevorderde kostenvergoeding. De rechtbank heeft het verzoekschrift, dat betrekking had op de kosten van de raadsman, afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.M. Loots, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier. Tegen deze beslissing staat binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.