ECLI:NL:RBMNE:2022:4456

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1438
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor woningurgentie en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, een 57-jarige vrouw, een aanvraag voor woningurgentie ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Eiseres verblijft tijdelijk in een studentenwoning en heeft urgentie aangevraagd omdat haar huidige woonsituatie niet passend is. De aanvraag werd afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van het beschikken over zelfstandige woonruimte in de woningmarktregio. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 28 september 2022 de zaak behandeld en vastgesteld dat de motivering van verweerder inzake de hardheidsclausule onvoldoende was. Eiseres heeft aangevoerd dat haar situatie zich onderscheidt van andere woningzoekenden en dat zij geen alternatieven heeft. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de situatie van eiseres niet als uitzonderlijk kan worden beschouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van eiseres in acht moeten worden genomen. Eiseres komt in aanmerking voor vergoeding van haar proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1438

de uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Weldam),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder,
(gemachtigden: W. van der Lee en mr. R. Orie).

Inleiding

1. Eiseres heeft urgentie aangevraagd bij verweerder. Ze is een 57-jarige vrouw die na haar echtscheiding heeft moeten verblijven in de [hulpverlener] in de gemeente [gemeente] . Omdat dit een tijdelijke situatie was, voelde eiseres zich genoodzaakt om een kamer te huren. Sinds april 2021 woont zij daarom in een studentenwoning in [woonplaats] . De huur van die kamer is ondertussen opgezegd, maar eiseres woont er nog omdat zij niet weet waar zij anders heen moet. Deze situatie is voor eiseres (kort gezegd) niet passend en daarom heeft zij urgentie aangevraagd.
2. Bij besluit van 11 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij besluit van 4 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Eiseres voldoet namelijk niet aan de algemene voorwaarde dat zij moet beschikken over een zelfstandige woonruimte in de woningmarktregio. [1] Verweerder komt daarom niet toe aan de beoordeling of eiseres op grond van sociale of andere gronden in aanmerking komt voor urgentie. Ook ziet verweerder geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule. [2] Er zijn voor eiseres alternatieven voorhanden. Zij kan zich namelijk wenden tot het [woonruimte] van de [hulpverlener] , of zij kan ergens anders een kamer of flat huren. Daarnaast onderscheidt de situatie van eiseres zich onvoldoende van andere woningzoekenden in de regio die in een vergelijkbare, niet-benijdenswaardige situatie verkeren.
3. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Het onderzoek heeft op 20 september 2022 op zitting plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Daarnaast was een vriend van eiseres aanwezig en ook haar twee begeleidsters van [zorgverlener] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

4. In het beroepschrift heeft eiseres twee dingen aangevoerd: (i) verweerder heeft ten onrechte niet beoordeeld of eiseres op medische gronden in aanmerking komt voor urgentie; en (ii) op grond van de hardheidsclausule moet aan eiseres urgentie worden verleend. Op de zitting is komen vast te staan dat het eiseres alleen om het tweede punt gaat.
5. Eiseres vindt dat er voor haar een uitzondering moet worden gemaakt op de regels. Zij was gedwongen zich te wenden tot kamerbewoning, omdat een andere woonruimte niet beschikbaar voor haar was. De kamerbewoning heeft geleid tot psychische en fysieke klachten. Eiseres heeft een licht verstandelijke beperking en woont nu noodgedwongen in een studentenkamer, waar zij zich erg onprettig en onveilig voelt. Ze heeft haar deur op slot en durft voor het grootste deel van de dag haar kamer niet uit te komen. Zij doet daarom haar behoeftes op een emmer in haar kamer. Haar situatie is volgens eiseres schrijdend en onderscheidt zich daarom wel van anderen. Daarnaast zegt eiseres dat zij geen alternatieven heeft. Er is geen plaats voor haar bij het [woonruimte] . Bovendien is dit een tijdelijke woonruimte en is eiseres gebaat bij een vaste eigen woonruimte. Dat eiseres een andere kamer of flat kan vinden, laat volgens haar zien dat verweerder geen juist beeld heeft van de woningmarkt, omdat daar een aanbodtekort is.
6. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres in dit verband nog een nieuw argument naar voren gebracht. Volgens hem pakt het tegenwerpen van de algemene voorwaarde dat eiseres niet over zelfstandige woonruimte beschikt voor haar te nadelig uit. Net voor de zitting heeft hij namelijk met de begeleidsters van eiseres gesproken en hem is toen gebleken dat eiseres in de periode dat zij in de [hulpverlener] woonde, een tijd geen hulpverlening heeft gekregen doordat de gemeente de hulpverlening aan een ander bedrijf had aanbesteed en de overgangsperiode daarvan niet goed geregeld was. In die periode heeft eiseres het aanbod van haar toenmalige verhuurster aangenomen om haar huidige kamer te huren, niet wetende dat zij daarmee haar recht op urgentie zou verliezen. Deze beslissing zou eiseres volgens haar begeleidsters niet hebben genomen als zij in die periode hulp had gehad. Ook dit is een reden waarom voor eiseres een uitzondering op de regels moet worden gemaakt.
7. De rechtbank stelt voorop dat zij het door verweerder genomen bestreden besluit beoordeelt. Aangezien het nieuwe argument van eiseres pas op de zitting voor het eerst naar voren is gebracht, is dit niet iets wat verweerder al bij het bestreden besluit had kunnen meenemen. Dat kan verweerder dan ook niet worden verweten.
8. Wel vindt de rechtbank – ook los van dit nieuwe argument van de gemachtigde van eiseres – dat de motivering van verweerder in het bestreden besluit op het punt van de hardheidsclausule onvoldoende is. In het bestreden besluit en in het advies van de bezwaarschriftencommissie staat dat verweerder de situatie van eiseres verre van wenselijk vindt, maar dat er alternatieven zijn (zoals het [woonruimte] en het huren van een andere kamer of flat) en dat haar situatie zich onvoldoende onderscheidt van anderen. Op de zitting is echter gebleken dat de vermelding dat er alternatieven zijn geen onderdeel uitmaakt van de beoordeling van de hardheidsclausule, maar dat dit alleen ter informatie aan eiseres is opgenomen. Verweerder weet niet of de genoemde alternatieven daadwerkelijk opties voor eiseres zijn. Volgens verweerder blijft wel de motivering staan dat de situatie van eiseres onvoldoende onderscheidend is van anderen die zich in een vergelijkbare, niet-benijdenswaardige situatie verkeren. Verweerder heeft echter niet gemotiveerd waarom dat zo is. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dit wel moeten doen, zeker gelet op de persoonlijke situatie van eiseres en de stukken die zij ter onderbouwing daarvan heeft overgelegd in bezwaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder met de gegeven motivering de aanvraag van eiseres niet heeft mogen afwijzen.

Conclusie

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens het geconstateerde motiveringsgebrek. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder opnieuw moet beslissen of eiseres recht heeft op een urgentieverklaring. Dit betekent dat verweerder nogmaals naar de aanvraag van eiseres moet kijken en moet motiveren waarom zij al dan niet in aanmerking komt voor urgentie op grond van de hardheidsclausule. Verweerder moet bij het nieuw te nemen besluit deze uitspraak in acht nemen, een volledige heroverweging maken en naar de situatie van nu kijken. [3] Dat houdt in dat verweerder ook aandacht moet besteden aan wat de begeleidsters van eiseres op zitting hebben verklaard. Het gaat dan om de toelichting over hoe het een en ander met de overdracht van hulp is verlopen en dat de begeleidsters op de zitting hebben aangegeven dat zij de situatie van eiseres echt schrijnend vinden en dat die situatie ervoor zorgt dat eiseres momenteel psychisch en lichamelijk achteruitgaat en de behandeling stagneert. De rechtbank stelt voor het nemen van dit nieuwe besluit een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
10. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat deze uitspraak niet inhoudt dat aan eiseres dus urgentie wordt verleend. Het is aan verweerder om een nieuwe beoordeling te maken waarbij het bovenstaande in acht moet worden genomen.
11. Omdat het beroep gegrond is, komt eiseres in aanmerking voor vergoeding van haar proceskosten. De proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Eiseres komt ook in aanmerking voor vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
  • draagt verweerder op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te
ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 2.5.1, tweede lid en onder b, van de Huisvestingsverordening regio Utrecht 2019, gemeente Stichtse Vecht (Huisvestingsverordening).
2.Artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening.
3.Gelet op de zogeheten ‘ex-nunc beoordeling’ in bezwaar.