ECLI:NL:RBMNE:2022:4550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/4522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening participatiewet en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een proceskostenveroordeling. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.D. Pietersz, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Het college had op 23 mei 2022 de betaling van de bijstandsuitkering opgeschort, maar verklaarde op 22 augustus 2022 het bezwaar van verzoeker gegrond. Verzoeker verzocht op 19 juli en 14 september 2022 om zijn bijstandsuitkering weer beschikbaar te stellen, maar het college voldeed hier niet aan. Op 3 oktober 2022 diende verzoeker het verzoek in voor een voorlopige voorziening, maar op 4 oktober 2022 werd de uitkering alsnog uitbetaald. Verzoeker trok zijn verzoek in op 10 oktober 2022 en vroeg om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het college gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. De uitspraak is gedaan zonder zitting op basis van de artikelen 8:84, 8:75a en 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en stelt de kosten vast op € 759,-, te betalen aan de rechtsbijstandverlener, aangezien verzoeker een toevoeging heeft ontvangen. Daarnaast moet het college het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4522

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 november 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] .

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een proceskostenveroordeling.
Bij besluit van 23 mei 2022 heeft het college de betaling van de bijstandsuitkering van verzoeker per die datum opgeschort. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 augustus 2022 heeft het college dit bezwaar gegrond verklaard.
Verzoeker heeft daarop onder meer op 19 juli 2022 en op 14 september 2022 verzocht om de bijstandsuitkering weer aan hem beschikbaar te stellen. Omdat het college niet aan deze verzoeken voldeed, heeft verzoeker op 3 oktober 2022 het onderhavige verzoek ingediend.
Op 4 oktober 2022 heeft het college de uitkering aan eiser uitbetaald.
Bij brief van 10 oktober 2022 heeft verzoeker het onderhavige verzoek ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het verzoek om een proceskostenveroordeling. Het college heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Ingevolge artikel 79 van de Pw wordt met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit.
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het college in ieder geval gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,-), met een wegingsfactor 1. Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet het college de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
6. De voorzieningenrechter bepaalt voorts dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.