In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres diende haar bezwaarschrift in op 18 februari 2022, maar de Belastingdienst heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twaalf weken beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door eiseres prematuur was, maar dat de Belastingdienst desondanks niet tijdig heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres terecht en ontvankelijk is, en dat de Belastingdienst alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank verleent de Belastingdienst een termijn van tien weken om dit besluit bekend te maken, en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en moet de Belastingdienst de proceskosten van eiseres vergoeden tot een bedrag van € 379,50, evenals het griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra op 9 november 2022.