ECLI:NL:RBMNE:2022:4593
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Eiser had een VOG aangevraagd voor de functie van helpende zorg, maar de minister voor Rechtsbescherming heeft deze aanvraag afgewezen op 6 januari 2022. De afwijzing was gebaseerd op een verdenking van een strafbaar feit die op het strafblad van eiser voorkomt binnen de terugkijktermijn van vier jaar. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 21 april 2022 bevestigde de eerdere afwijzing.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2022, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet, heeft de rechtbank het beroep behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet betwist dat aan het objectieve criterium voor de VOG is voldaan, maar hij is van mening dat het subjectieve criterium niet is nageleefd. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat het belang van de samenleving bij de weigering van de VOG zwaarder weegt dan het belang van eiser bij de afgifte van de VOG. De rechtbank wijst op de recente justitiële problemen van eiser, waaronder een verdenking van drugshandel en recidive.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.