Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en [gedaagde], die als curator optreedt in het faillissement van [onderneming] B.V. De zaak betreft de vraag of [gedaagde] in privé aansprakelijk kan worden gesteld voor de proceskosten die voortvloeien uit een procedure die zij als curator heeft aangespannen tegen [eiseres]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet aansprakelijk is, omdat zij bij het instellen van de procedure niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank heeft de Maclou-norm en de maatstaf uit het Duka/Achmea-arrest toegepast, waarbij is vastgesteld dat de curator een ruime mate van vrijheid heeft bij het starten van juridische procedures. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een evident ongegronde vordering, aangezien [gedaagde] op basis van de Haviltex-norm een andere uitleg van de distributieovereenkomst hanteerde dan [eiseres]. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten van [gedaagde]. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.078, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.