Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,
1.De procedure
- de dagvaarding met 3 producties is op 22 februari 2022 bij [gedaagde sub 1] bezorgd,
- [gedaagde sub 1] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Zij heeft een aantal bijlagen (in totaal 16 pagina’s) aangehecht,
- vervolgens heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd (conclusie van repliek). Zij heeft productie 4 bijgevoegd,
- daarna heeft [gedaagde sub 1] , vertegenwoordigd door mevr. [gedaagde sub 3] , mondeling gereageerd op de rolzitting van 11 mei 2022. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt (conclusie van dupliek). [gedaagde sub 1] heeft op die rolzitting een aantal stukken aan de kantonrechter overhandigd,
- de griffier heeft bij brief aan [gedaagde sub 1] van 23 mei 2022 verzocht de ter zitting overgelegde stukken nogmaals in te dienen omdat deze niet in het dossier van de kantonrechter terecht zijn gekomen,
- daarop heeft [gedaagde sub 1] die stukken bij brief van 27 mei 2022 nogmaals aan de kantonrechter toegestuurd,
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022. Verschenen is de heer [A] , vennoot van [eiseres] , vergezeld van zijn gemachtigde de heer R. Smulders. Namens [gedaagde sub 1] is verschenen mevr. [gedaagde sub 3] . Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 16 november 2022 vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
redelijketermijn in acht te nemen (in aanmerking genomen dat niet is gesteld of gebleken dat tussen partijen een opzegtermijn is overeengekomen). Dat heeft [eiseres] niet gedaan: zij heeft de samenwerking per e-mailbericht van 24 augustus 2021 per direct, ofwel per 1 september 2021, beëindigd. Dat e-mailbericht van 24 augustus 2021 heeft [eiseres] bovendien pas verzonden
nadat[gedaagde sub 1] [A] per Whats-App aan [A] had gevraagd op welke dag hij precies van vakantie terug zou zijn en met het werk zou kunnen beginnen. Ter zitting heeft [gedaagde sub 3] namens [gedaagde sub 1] toegelicht dat zij daarnaar heeft gevraagd omdat zij wist dat [A] in Turkije verbleef en de ervaring leert dat de feitelijke dag van thuiskomst dan wel eens een of twee dagen later kan zijn dan gepland, mede afhankelijk van het gekozen vervoermiddel. Zij wilde [A] tegemoet komen door daarmee rekening te houden in het rooster. Gelet op de tekst van het WhatsApp-bericht ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan die uitleg van [gedaagde sub 1] te twijfelen. De andersluidende uitleg die [eiseres] aan dat WhatsApp-bericht geeft, namelijk dat daaruit zou blijken dat [gedaagde sub 1] wegens de ziekmelding van [A] niet wist of hij na zijn vakantie voor werk beschikbaar was, kan gelet op de tekst van het WhatsApp-bericht niet worden gevolgd. [gedaagde sub 1] vraagt in dat WhatsApp-bericht namelijk helemaal niet naar de gezondheid van [A] , maar alleen naar de precieze dag van thuiskomst en de precieze dag waarop hij na zijn vakantie weer beschikbaar is voor werk.
volledigebetaling van hetgeen zij aan [eiseres] verschuldigd is wegens verrichte werkzaamheden op te schorten. Zij had daarom het onbetwiste deel van de toegezonden factuur aan [eiseres] moeten betalen. Omdat zij dat niet heeft gedaan is zij aan [eiseres] de gevorderde wettelijke handelsrente verschuldigd over het toe te wijzen bedrag van € 1.061,41, met ingang van 1 september 2021. [gedaagde sub 1] heeft namelijk niet betwist dat die betalingstermijn tussen partijen geldt.
- € 322,00 griffierecht;
- € 123,87 explootkosten inclusief informatiekosten;
- € 374,00 salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 187,00, namelijk 1 punt voor de conclusie van repliek en 1 punt voor de zitting. De dagvaarding bestaat uit standaardteksten en bevat hoegenaamd geen specifieke informatie over de zaak, anders dan dat er volgens [eiseres] een of meerdere overeenkomsten van opdracht zijn aangegaan met [gedaagde sub 1] , op grond waarvan [eiseres] stelt een vordering te hebben. De formulering van het verweer van de wederpartij dat in de dagvaarding is opgenomen, is mede daarom onbegrijpelijk, evenals de reactie van [eiseres] op dat verweer. Hetzelfde geldt voor de verwijzingen naar de bij dagvaarding overgelegde producties 2 en 3, zonder enige toelichting. Om die reden wordt voor het opstellen van de dagvaarding geen punt gerekend).