ECLI:NL:RBMNE:2022:4761
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 490.000,- per 1 januari 2020. De eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 484.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een online zitting, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, en de verweerder door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat het eigen verkoopcijfer van de woning leidend is. De eiser had zijn woning op 30 juni 2021 verkocht voor € 505.000,-, wat door de rechtbank werd erkend als het relevante verkoopcijfer. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde van € 490.000,- niet te hoog was vastgesteld, mede op basis van een indexatieberekening die door de verweerder was gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak is op 26 juli 2022 gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.